ECLI:NL:RBNHO:2022:1038

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 februari 2022
Publicatiedatum
10 februari 2022
Zaaknummer
HAA 21/6368
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige vertraging in besluitvorming door bestuursorgaan na eerdere uitspraak

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, omdat verweerder niet tijdig een besluit heeft genomen op het bezwaar van eiser, zoals eerder opgelegd door de rechtbank in een uitspraak van 3 juni 2021. De rechtbank had verweerder opgedragen om binnen zes weken na die uitspraak een nieuw besluit te nemen. Eiser stelt dat verweerder deze termijn heeft overschreden en dat er sindsdien geen besluit is genomen.

De rechtbank heeft in deze procedure geen zitting gehouden, omdat dit volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet nodig was. Eiser heeft verweerder op 15 oktober 2021 in gebreke gesteld, maar verweerder heeft tot op heden geen nieuw besluit genomen. De rechtbank oordeelt dat het niet tijdig beslissen door verweerder onrechtmatig is en dat verweerder alsnog binnen twee weken na de uitspraak een besluit moet nemen.

Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Het beroep van eiser is gegrond verklaard, en de rechtbank heeft verweerder ook opgedragen het betaalde griffierecht van € 181,- aan eiser te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. E. Jochem, rechter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/6368

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 februari 2022 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, verweerder.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingesteld na de uitspraak van de rechtbank van 3 juni 2021 (HAA 19/3064). In die uitspraak staat dat verweerder binnen zes weken opnieuw moet beslissen op het bezwaar van eiser. Eiser stelt nu beroep in omdat verweerder dat volgens hem niet heeft gedaan.
Verweerder heeft op 28 december 2021 een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
Verweerder heeft niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn opnieuw een besluit genomen op het bezwaar van eiser. Eiser heeft verweerder op 15 oktober 2021 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen.
Op grond van artikel 8:55, eerste lid, van de Awb moet verweerder dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven.
Verweerder heeft in zijn verweerschrift van 28 december 2021 uitgelegd dat het verzoek van eiser is gericht op rechtspositionele zaken, een zeer gevoelig en precair onderwerp voor betrokken partijen. Door deze dossiers te openbaren worden voor belanghebbenden oude wonden weer opengereten. Verweerder hecht er waarde aan dat het proces van het zwart-lakken waar nodig, het in kennis stellen en de mogelijkheid bieden aan belanghebbenden op het geven van een reactie en de borging van hun rechtsbescherming op een zo zorgvuldig mogelijke wijze gebeurt. Dit kost tijd, ook gezien de grootte van het Wob-verzoek. Ook de corona-pandemie speelt verweerder parten. Verweerder verwacht per half februari 2022 een besluit op bezwaar te kunnen hebben genomen.
De rechtbank overweegt als volgt. Verweerder dient gevolg te geven aan de uitspraak van de rechtbank van 3 juni 2021. De uitspraak laat geen ruimte aan verweerder om anders dan binnen in ieder geval uiterlijk zes weken na deze uitspraak een besluit te nemen. Verweerder wordt geacht er alles aan te doen de uitspraak van de rechtbank na te leven. Dat verweerder dat niet heeft gedaan en na inmiddels 8 maanden nog altijd niet heeft beslist, is dan ook onrechtmatig en ongepast. De rechtbank zal verweerder opdragen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken.
De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
Het beroep is kennelijk gegrond.
Bij deze beslissing bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet gebleken is van daarvoor in aanmerking komende kosten. Omdat het beroep gegrond is bestaat wel aanleiding om verweerder te veroordelen in het door eiser betaalde griffierecht.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eiser te vergoeden;
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Jochem, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.