ECLI:NL:RBNHO:2022:1036

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 januari 2022
Publicatiedatum
9 februari 2022
Zaaknummer
9044671
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft AirHelp GmbH, een rechtspersoon naar buitenlands recht, een vordering ingesteld tegen Public Joint Stock Company Aeroflot-Russian Airlines, ook wel de vervoerder genoemd, vanwege een vertraagde vlucht. De vordering is ingesteld op 29 januari 2021, en betreft een vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Suvarnabhumi Airport in Thailand op 1 februari 2019, waarbij de passagier meer dan drie uur vertraging heeft opgelopen. AirHelp heeft de vordering gecedeerd gekregen van de passagier en vordert compensatie van € 600,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen.

De vervoerder heeft de vordering betwist en een beroep gedaan op buitengewone omstandigheden, stellende dat de vertraging het gevolg was van slechte weersomstandigheden. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de vervoerder onvoldoende bewijs heeft geleverd om dit beroep te onderbouwen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder niet heeft aangetoond dat de vertraging het gevolg was van omstandigheden die niet konden worden vermeden, zoals vereist door de relevante rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van AirHelp toegewezen en de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 600,00, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten. De beslissing is genomen op 26 januari 2022 en is uitgesproken door kantonrechter S.N. Schipper in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9044671 \ CV EXPL 21-1240
Uitspraakdatum: 26 januari 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp GmbH
statutair gevestigd te Berlijn (Duitsland)
eiseres
hierna te noemen AirHelp
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Public Joint Stock Company Aeroflot-Russian Airlines
statutair gevestigd te Moskou (Rusland) en mede kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde G. Kagramanyan

1.Het procesverloop

1.1.
AirHelp heeft bij dagvaarding van 29 januari 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
AirHelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[De passagier] (hierna: de passagier) heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Sheremetyevo International Airport (Rusland) naar Suvarnabhumi Airport (Thailand) op 1 februari 2019.
2.2.
De vlucht met vluchtnummer SU 2551 van Amsterdam-Schiphol Airport naar Sheremetyevo International Airport (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd waardoor de passagier de aansluitende vlucht naar de eindbestemming heeft gemist. De passagier is met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagier heeft de vordering gecedeerd aan AirHelp.
2.4.
AirHelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
AirHelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering en doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de vertraging werd veroorzaakt door slechte weersomstandigheden te Schiphol.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Niet in het geschil is dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming is aangekomen, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.3.
De vervoerder doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de vlucht vertraagd is uitgevoerd als gevolg van slechte weersomstandigheden, te weten sneeuw, op Amsterdam-Schiphol Airport. Bij conclusie van dupliek heeft de vervoerder hieraan toegevoegd dat het toestel de gate tijdig heeft verlaten, maar pas na 25 minuten toestemming kreeg van de Schiphol autoriteit om op te stijgen. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst de vervoerder naar het vluchtrapport van de vlucht en de daarin opgenomen vertragingscode 89 (productie 1 bij conclusie van antwoord). AirHelp betwist dat de vlucht is vertraagd als gevolg van slechte weersomstandigheden. Daartoe heeft AirHelp aangevoerd dat de vervoerder de reden van de vertraging van de vlucht onvoldoende heeft onderbouwd en derhalve niet heeft aangetoond dat sprake is van buitengewone omstandigheden.
5.4.
De kantonrechter dient te beoordelen of de vertraging van de passagier het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden. Met AirHelp is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder onvoldoende stukken heeft overgelegd ter onderbouwing van de buitengewone omstandigheden. De vervoerder stelt dat sprake is geweest van slechte weersomstandigheden, te weten sneeuw, maar laat dit na aan te tonen. AirHelp heeft bij conclusie van repliek het weerrapport van 1 februari 2019 overlegd. Aldus AirHelp blijkt hieruit dat op 1 februari 2019 geen sprake was van slecht weer. De vervoerder heeft dit bij conclusie van dupliek niet weersproken. Enkel voert hij in zijn algemeenheid aan dat sprake was van slechte weersomstandigheden, te weten sneeuw, en verwijst naar de vertragingscode 89. Hetgeen door AirHelp wordt betwist. Het had dan ook op de weg van de vervoerder gelegen om nog de slotberichten te overleggen waaruit blijkt dat sprake was van een besluit van de luchtverkeersleiding. Een enkele verwijzing naar een vertragingscode is dan ook in het onderhavige geval onvoldoende om een buitengewone omstandigheid aan te nemen. De vervoerder kan derhalve geen geslaagd beroep doen op buitengewone omstandigheden.
5.5.
Nu aan de vervoerder geen beroep op buitengewone omstandigheden toekomt, komt de kantonrechter niet toe aan beantwoording van de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de vlucht te voorkomen. De vordering tot betaling van de compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening zal om die reden worden toegewezen.
5.6.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening de vervoerder, omdat hij ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan AirHelp van € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 600,00 vanaf 1 februari 2019 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van AirHelp tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 103,83;
griffierecht € 507,00;
salaris gemachtigde € 248,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter