ECLI:NL:RBNHO:2022:1032

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 januari 2022
Publicatiedatum
9 februari 2022
Zaaknummer
8853287
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie bij annulering van vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben de passagiers een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij Easyjet, na de annulering van hun vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Luton op 3 september 2019. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij annulering van een vlucht, tenzij de luchtvaartmaatschappij kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden. De vervoerder, Easyjet, betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van 'ATC equipment failure', wat volgens hen een buitengewone omstandigheid was die niet te voorkomen was, ondanks het treffen van redelijke maatregelen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de annulering van de vlucht inderdaad het gevolg was van buitengewone omstandigheden, aangezien de luchtverkeersleiding geen veilige landing of vertrek van vliegtuigen kon garanderen. De rechter oordeelde dat Easyjet alle redelijke maatregelen had getroffen om de annulering te voorkomen, en dat het inzetten van een reservevliegtuig of een nieuwe crew niet had kunnen voorkomen dat de vlucht geannuleerd moest worden. Daarom werd de vordering van de passagiers afgewezen.

De proceskosten werden toegewezen aan de passagiers, omdat zij ongelijk kregen in de procedure. De rechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ook al kan er mogelijk nog hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8853287 \ CV EXPL 20-9186
Uitspraakdatum: 26 januari 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1],

2.
[passagier sub 2],
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde Yource B.V.
procesgemachtigde Verdex B.V.
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Easyjet
statutair gevestigd te London Luton Airport (Verenigd Koninkrijk), mede kantoorhoudende te Amsterdam
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. B. Koolhaas

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 18 september 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Luton Airport-London (Verenigd Koninkrijk) op 3 september 2019 met vlucht EZY2154 hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 500,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der incident tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50, althans een in redelijke justitie door de rechtbank te bepalen bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering en doet een beroep op buitengewone omstandigheden, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Daartoe heeft hij, onder meer, aangegeven dat de annulering van de vlucht in kwestie het gevolg is geweest van vertragingen/ omleidingen van de eerdere vluchten EZY2153 en EZY9003 als gevolg van ‘ATC
equipment failure’in Amsterdam.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vaststaat dat de vlucht van de passagiers is geannuleerd. Op grond van het bepaalde in artikel 5 lid 1 sub c van de Verordening, hebben de passagiers in geval van annulering van een vlucht recht op de in artikel 7 van de Verordening bedoelde compensatie, behalve in de onder i. tot en met iii. van artikel 5 lid 1 sub c genoemde uitzonderingsgevallen. Die uitzonderingsgevallen zijn in dit geval niet aan de orde.
5.3.
Op grond van het bepaalde in artikel 5 lid 3 van de Verordening is de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert echter niet verplicht compensatie te betalen als zij kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden, die ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Bij de beoordeling hiervan heeft als uitgangspunt te gelden dat de Verordening een hoge mate van bescherming van de consument beoogt en restrictief dient te worden uitgelegd. In dat licht dient het standpunt van de vervoerder te worden bezien.
5.4.
De vraag die thans voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop heeft aangetoond dat de annulering van de vlucht het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden. De vervoerder heeft aangevoerd dat vanwege de ‘ATC
equipment failure’de hele dag geen vliegtuigen op Amsterdam-Schiphol Airport konden landen en vertrekken. Daarbij heeft de vervoerder aangevoerd dat vliegtuigen mede op instructies van de luchtverkeersleiding vliegen. De luchtverkeersleiding heeft de leiding bij het landen en vertrekken van vliegtuigen. Bij het wegvallen hiervan is geen veilig vliegverkeer mogelijk. Het zou om die reden onverantwoordelijk van de vervoerder zijn geweest als hij ondanks ‘ATC equipment failure’ de vlucht had laten vertrekken. Ter onderbouwing heeft de vervoerder het vluchtrapport van de vlucht in kwestie en van de twee voorafgaande vluchten (productie 1 bij conclusie van antwoord) overgelegd. De passagiers betwisten dat sprake is geweest van buitengewone omstandigheden, maar betwisten niet de door de vervoerder geschetste omstandigheden. Naar het oordeel van de kantonrechter leveren deze omstandigheden een buitengewone omstandigheid op. Het betreft hier immers een van buiten komende oorzaak waarop de luchtvaartmaatschappij geen invloed kan uitoefenen en is derhalve niet inherent aan de normale bedrijfsuitoefening. Aldus was sprake van een buitengewone omstandigheid waardoor de vervoerder genoodzaakt was de vlucht te annuleren.
5.5.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de annulering van de passagiers te voorkomen. De vervoerder stelt hiertoe dat ook het inzetten van een reservevliegtuig niet de vertraging had kunnen voorkomen. Evenmin zou het inzetten van een volledig nieuwe crew er voor kunnen zorgen dat de passagiers tijdig naar Luton zouden worden gebracht. Die dag was er immers geen vliegverkeer naar en vanaf Schiphol mogelijk. In de gegeven omstandigheden kon er dan ook naar oordeel van de kantonrechter niet meer van de vervoerder worden gevergd. De vervoerder heeft, anders dan passagiers stellen, dan ook alle redelijke maatregelen getroffen. De vordering van de passagiers zal daarom worden afgewezen.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis. Weliswaar hebben de passagiers verzocht de vervoerder ook in het geval wordt geoordeeld dat de vervoerder bevrijd kan worden van zijn betalingsverplichting in de proceskosten te veroordelen, maar dat verzoek wordt afgewezen. De passagiers hebben niet gesteld dat zij niet tot dagvaarding over zouden zijn gegaan als zij voorafgaande aan de procedure door de vervoerder in kennis zouden zijn gesteld van feiten en omstandigheden die pas in deze procedure bij de passagiers bekend zijn geworden. Er is daarom geen grond voor de stelling dat deze procedure voorkomen had kunnen worden als de vervoerder in een eerder stadium meer informatie zou hebben gegeven.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 248,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening.
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter