Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[verzoeker]
1.Het procesverloop
2.Feiten
{Afbeelding 1}
3.Het verzoek
organisatorische veranderingenkomt de arbeidsplaats van [verweerder] te vervallen. Deze veranderingen zijn noodzakelijk door gewijzigde omstandigheden bij [verzoeker]. Die wijzigingen bestaan eruit dat de vastgoedportefeuille na het overlijden van [betrokkene 1] met ongeveer 50-75% is verminderd en het doel van [verzoeker] is verlegd van ‘groei’ naar het beschermen/beheren van de nalatenschap voor de kinderen. Hierdoor zijn de werkzaamheden van [verweerder] zodanig verminderd dat [betrokkene 2] deze zelf (met enige hulp van anderen) kan uitvoeren. [betrokkene 2] heeft dat sinds de vrijstelling van [verweerder] (in maart 2022) ook al zonder problemen gedaan.
financiële noodzaakom de arbeidsplaats van [verweerder] te laten vervallen.
De financiële situatie van [verzoeker] is zodanig dat zij geen bestaansrecht meer heeft. De (teruggelopen) inkomsten zijn onvoldoende om de aflossing en hypotheekrente te voldoen, terwijl de situatie door sterk gestegen onderhoudskosten en stijgende hypotheekrente nog verder zal verslechteren.
Om [verzoeker] levensvatbaar te houden is een externe financier nodig, maar die zal niet willen investeren zolang er loonkosten worden gemaakt voor een werknemer waarvoor geen werk is.
heeft al andere kostenbesparende maatregelen genomen, maar die zijn onvoldoende om de financiële problemen het hoofd te bieden.
Er is geen opzegverbod van toepassing dat aan ontbinding in de weg staat.
4.Het verweer
De overgelegde cijfers van [verzoeker] geven bovendien een vertekend beeld, onder andere doordat de opgevoerde (geprognotiseerde) onderhoudskosten buitenproportioneel en niet reëel zijn. Verder betwist [verweerder] dat de rentekosten door herfinanciering zullen stijgen.
5.De beoordeling
De stijging van hypotheekrente geldt per 1 december 2022 omdat dan de looptijd van de grote hypotheeklening (€ 3.100.000,-) afloopt en er tegen een hogere rente geleend moet worden.
Bij ongewijzigd beleid komt het liquiditeitssaldo volgens [verzoeker] in januari 2023 uit op € 42.869 negatief.
stelt dat de laatste jaren bijstortingen door [betrokkene 2] en [bedrijf 1] zijn gedaan om [verzoeker] overeind te houden, maar dat zij niet langer in [verzoeker] willen investeren zolang er nog loonkosten worden gemaakt voor een werknemer waarvoor geen werk voorhanden is.
winstgevendheidheeft [verweerder] erop gewezen dat uit de cijfers (W&V-rekeningen en W&V-prognose over 2022) volgt dat [verzoeker] en de CV de afgelopen jaren winstgevend waren en dat naar verwachting ook in 2022 zullen blijven. [verweerder] heeft in dat verband de volgende cijfers, ontleend aan de door [verzoeker] overgelegde W&V-rekeningen en W&V-prognose over 2022 op een rij gezet:
De kantonrechter stelt vast dat geen facturen of opdrachtbevestigingen zijn overgelegd, waardoor niet kan worden vastgesteld of de werkelijk gemaakte/te maken kosten overeenkomen met hetgeen in de liquiditeitsprognose 2022 voor UWV dan wel die in deze procedure is overgelegd is opgenomen. [verzoeker] heeft bovendien niet (voldoende) toegelicht waarom in de prognose voor UWV veel hogere onderhoudskosten zijn opgenomen dan in de prognose in deze procedure. Dat als gevolg van hogere onderhoudskosten sprake is van een verslechtering van de financiële situatie bij [verzoeker] is dus niet komen vast te staan. Dat daarvan sprake zou zijn bij de CV is, om dezelfde redenen als voornoemd, evenmin voldoende onderbouwd en toegelicht.
negatiefper 31 januari 2023) die bij het verzoekschrift is gevoegd een vertekend beeld geeft. Hij wijst erop dat deze afwijkt van de liquiditeitsprognose die [verzoeker] in de UWV-procedure heeft gebruikt en waarin nog werd uitgegaan van een liquiditeit van € 11.739,-
positiefper 31 januari 2023.
De vermindering van werkzaamheden is volgens [verzoeker] het gevolg van het feit dat de vastgoedportefeuille van [verzoeker] veel kleiner is geworden doordat een groot deel van het vastgoed aan de meerderjarige kinderen van [betrokkene 1] is nagelaten en omdat de focus/het doel van de onderneming na het overlijden van [betrokkene 1] is verlegd van groei en ontwikkeling naar behoud/beheer van de nalatenschap van de minderjarige kinderen.