Uitspraak
RECHTBANK Noord-Holland
1.[gedaagde 1],
2.
[gedaagde 2],
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
1.De zaak in het kort
2.De procedure
- dagvaarding van 29 november 2021 met 25 producties;
- conclusie van antwoord tevens eis in reconventie van 23 februari 2022 met 28 producties van de kant van Verkopers en NAG;
- conclusie van antwoord van 23 februari 2022 met 1 productie van de kant van [gedaagde 3];
- conclusie van antwoord van 23 februari 2022 met 5 producties van de kant van [gedaagde 4];
- conclusie van antwoord van 23 februari 2022 met 4 producties van de kant van SGI;
- conclusie van antwoord in reconventie van 20 april 2022 met productie 26 tot en met 28
- het tussenvonnis van 29 juni 2022;
- mondelinge behandeling van 3 oktober 2022 waarbij partijen gebruik hebben gemaakt van spreekaantekeningen en waarvan voor het overige door de griffier aantekening is bijgehouden.
3.Feiten
4.Het geschil
5.De beoordeling
niet bekend te zijn met de aanwezigheid van asbest, er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat in het door Verkopers aan [eiser] verkochte en geleverde pand geen asbest meer aanwezig was. Volgens [eiser] waren partijen beiden in de veronderstelling dat geen asbest meer aanwezig was, in ieder geval niet in het dak van loods 1. Deze veronderstelling is wederzijds onjuist gebleken, aldus [eiser]. Volgens [eiser] staat vast dat de koopovereenkomst niet, althans niet onder dezelfde voorwaarden (meer in het bijzonder niet tegen dezelfde koopsom) tot stand zou zijn gekomen als partijen vóór het sluiten van de koopovereenkomst op de hoogte zouden zijn geweest van de aanwezigheid van asbest. Dit zou een neerwaarts effect hebben gehad op de overeengekomen koopprijs.
Het is hem niet bekend dat zich in het Verkochte asbesthoudende of andere voor de gezondheid schadelijke materialen bevinden.’, leidt niet tot een andere conclusie. Dit betreft een zogenaamde standaard bepaling die een verkoper naar beste weten afgeeft en houdt verder geen enkele garantie in.