ECLI:NL:RBNHO:2022:1028

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 januari 2022
Publicatiedatum
9 februari 2022
Zaaknummer
8892507
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen de Duitse luchtvaartmaatschappij Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst gesloten voor een reis van Amsterdam via Frankfurt naar San Diego, met een geplande aankomst op 4 september 2018. Door een vertraging van de vlucht, die werd veroorzaakt door een restrictie van de luchtverkeersleiding, misten zij hun aansluitende vlucht naar San Diego. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij langdurige vertragingen. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, waarvoor zij niet aansprakelijk kon worden gesteld.

De kantonrechter oordeelde dat de passagiers met een vertraging van meer dan zes uur op hun eindbestemming waren aangekomen, wat hen in beginsel recht gaf op compensatie. Echter, de rechter stelde vast dat de vertraging was veroorzaakt door een slotrestrictie opgelegd door de luchtverkeersleiding, wat als een buitengewone omstandigheid werd aangemerkt. De vervoerder had voldoende maatregelen getroffen om de vertraging te beperken, en de kantonrechter concludeerde dat de passagiers, ondanks de vertraging, niet in aanmerking kwamen voor compensatie. De vordering van de passagiers werd afgewezen, en zij werden veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de vervoerder.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8892507 \ CV EXPL 20-9939
Uitspraakdatum: 26 januari 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1] , wonende te [woonplaats]

2. [passagier sub 2], wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. R.A.C. Telkamp
tegen
de buitenlandse vennootschap: Aktiengesellschaft (AG) (Bondsrepubliek Duitsland) Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
statutair gevestigd te Keulen (Bondsrepubliek Duitsland) en kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. P.C.X. de Leede & E.A. Pluijm

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 31 augustus 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam- Schiphol Airport (Nederland) via Frankfurt International Airport (Duitsland) naar San Diego International Airport (Verenigde Staten).
2.2.
Volgens de overeenkomst zouden de passagiers op 4 september 2018 om 08:00 uur (lokale tijd) vanuit Amsterdam- Schiphol Airport met vlucht LH 1003 (hierna: de vlucht) vertrekken en op 4 september 2018 om 09:05 uur (lokale tijd) aankomen op Frankfurt International Airport. Vanuit daar zouden de passagiers met vlucht LH 466 op 4 september 2018 om 10:00 uur (lokale tijd) verder vliegen naar San Diego International Airport om daar op 4 september 2018 om 13:20 uur (lokale tijd) aan te komen.
2.3.
De vlucht is vertraagd uitgevoerd waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht van Frankfurt International Airport naar San Diego International Airport hebben gemist. Als gevolg daarvan zijn passagiers omgeboekt naar een andere vlucht.
2.4.
De passagiers zijn met een vertraging van 6 uur en 8 minuten op de eindbestemming aangekomen.
2.5.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.6.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 september 2018, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 dan wel € 217,80 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf maandag 31 december 2018 dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering en doet een beroep op buitengewone omstandigheden, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Daartoe heeft hij, onder meer, aangevoerd dat de vertraging werd veroorzaakt doordat het luchtverkeersbeheer een ATFM (Air Traffic Flow Management) SLOT-restrictie aan de vlucht had opgelegd met vertragingscode 82, waardoor de vlucht met een vertraging van 21 minuten is uitgevoerd.
4.2.
Tevens betwist de vervoerder de buitengerechtelijke kosten, de wettelijke rente en de nakosten verschuldigd te zijn aan de passagiers.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vaststaat dat de passagiers met een vertraging van 6 uur en 8 minuten zijn aangekomen op de eindbestemming San Diego International Airport, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.3.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de vertraging van de vlucht is veroorzaakt door restricties van de Nederlandse luchtverkeersleiding. Ter onderbouwing heeft de vervoerder het vluchtrapport van de vlucht alsook de door het luchtverkeersbeheer opgelegde Slot Allocation message (SAM) en Slot Revision Messages (SRM) overgelegd (producties 2 en 3 bij conclusie van antwoord). In het vluchtrapport staat als oorzaak van de vertraging van de vlucht vertragingscode 82 vermeld. Deze code staat voor het volgende
: “AFTM due to ATC STAFF/EQUIPMENT EN-ROUTE, reduced capacity caused by industrial action or staff shortage, equipment failure, military exercise or extraordinary demand due to capacity reduction in neighbouring area.”Anders dan de passagiers is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder hiermee voldoende heeft onderbouwd dat de vlucht onderworpen was aan restricties.
5.4.
Eveneens is de kantonrechter, anders dan de passagiers, van oordeel dat de opgelegde slotrestrictie als een buitengewone omstandigheid kan worden aangemerkt. De vervoerder had immers niet de mogelijkheid om eerder te vertrekken doordat de luchtverkeersleiding een gewijzigde vertrektijd voor de vlucht heeft opgelegd. Een luchtvaartmaatschappij is altijd verplicht om een nieuw slot op te volgen. Niet is gebleken dat de vervoerder zelf om een nieuwe slot heeft verzocht. Het besluit van de luchtverkeersleiding is in het onderhavige geval dan ook aan te merken als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. De vetrekvertraging van de vlucht voor de duur van 21 minuten is dan ook ontstaan als gevolg van buitengewone omstandigheden.
5.5.
De vervoerder heeft de stelling van de passagiers dat het nieuwe slot voor slechts 18 minuten aan vertraging heeft veroorzaakt gemotiveerd weersproken, zodat de kantonrechter hieraan voorbij gaat.
5.6.
De passagiers stellen voorts dat de opgelegde CTOT’s niet hebben geleid tot een langdurige vertraging, maar deze stelling kan hen niet baten nu de vertraging op de eindbestemming leidend is. De uiteindelijke vertraging van de passagier op de eindbestemming bedroeg meer dan drie uur. Deze vertraging is het directe gevolg geweest van de vertraagde uitvoering van de vlucht en daarmee ook het gevolg van buitengewone omstandigheden. De passagiers hebben immers hierdoor de aansluitende vlucht naar San Diego International Airport gemist. Gelet op het voorgaande kan de vertraging van de vlucht als langdurig worden aangemerkt.
5.7.
Voorts dient de vraag te worden beantwoord of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken. Tussen de twee aansluitende vluchten was een overstaptijd van 55 minuten gepland. De minimale overstaptijd te Frankfurt was 45 minuten. Er was dus sprake van een geringe reservetijd (10 minuten) bovenop de overstaptijd, hetgeen door de kantonrechter als onvoldoende wordt gekwalificeerd. Dit neemt niet weg dat de passagiers te Frankfurt een aankomstvertraging van 22 minuten hadden en dat zij, ook al zou de vervoerde voldoende reservetijd in acht hebben genomen, de aansluitende vlucht niet meer hadden kunnen halen. De vervoerder heeft de passagiers omgeboekt naar een andere vlucht. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. De passagiers hebben in dit verband ook niets gesteld. De vordering van de passagiers tot betaling van compensatie wegens vertraging van de vlucht zal worden afgewezen.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen met de wettelijke rente.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 374,00 en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 93,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening indien voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt.
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter