ECLI:NL:RBNHO:2022:10248

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 november 2022
Publicatiedatum
18 november 2022
Zaaknummer
9488552 CV EXPL 21 6893
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallig loon, overuren, vakantiedagen en feestdagencompensatie door werknemer tegen werkgever

In deze bodemzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 16 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser], een werknemer, en TDR Hore B.V., zijn werkgever. De werknemer vorderde betaling van achterstallig loon, overuren, niet-genoten vakantiedagen, vakantiegeld en feestdagencompensatie. De werknemer had op 1 oktober 2020 een dagvaarding ingediend, waarin hij zijn vorderingen uiteenzette. TDR Hore B.V. heeft hierop schriftelijk gereageerd, maar de werknemer heeft zijn vorderingen volhard. Tijdens een mondelinge behandeling op 20 oktober 2022 heeft de kantonrechter informatie van beide partijen verzameld.

De feiten van de zaak zijn als volgt: de werknemer was sinds 1 mei 2019 in dienst bij TDR Hore B.V. en vervulde de functie van chef-kok. De arbeidsovereenkomst was aanvankelijk voor bepaalde tijd, maar is per mei 2020 omgezet naar onbepaalde tijd. De werknemer heeft nooit vakantiedagen genoten en heeft zijn arbeidsovereenkomst opgezegd per 1 juni 2021. Na zijn vertrek heeft hij TDR Hore B.V. meerdere keren verzocht om een eindafrekening, maar dit leidde niet tot een oplossing. De werknemer heeft uiteindelijk een vordering ingesteld voor betaling van zijn achterstallige salaris en andere vergoedingen.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat TDR Hore B.V. in verzuim is met de betaling van het salaris en heeft de vorderingen van de werknemer grotendeels toegewezen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer recht heeft op betaling van het achterstallig salaris, de overuren, vakantiegeld, reiskostenvergoeding, feestdagencompensatie en niet-genoten vakantiedagen. Daarnaast is TDR Hore B.V. veroordeeld tot betaling van de wettelijke verhoging en rente, evenals de proceskosten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van de werkgever met betrekking tot de verlofadministratie en de verplichting om tijdig te betalen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9488552 \ CV EXPL 21-6893
Uitspraakdatum: 16 november 2022
Vonnis in de zaak van:
[eiser],
wonende te [plaats]
eisende partij
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: voorheen mr. C.M. Sellmeijer
tegen
TDR Hore B.V.,
gevestigd te Aalsmeerderbrug
verwerende partij
verder te noemen: TDR
gemachtigde: mr. E. van Haasteren

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 1 oktober 2020 een vordering tot betaling van onder meer het achterstallig salaris ingesteld. TDR heeft hierop schriftelijk gereageerd. [eiser] heeft hierop schriftelijk gereageerd bij repliek, waarna TDR nog een schriftelijke reactie heeft gegeven bij dupliek. Ten slotte heeft [eiser] nog bij akte een nadere reactie gegeven op de bij dupliek ingediende producties.
1.2.
Bij vonnis van 15 juni 2022 heeft de kantonrechter een mondelinge behandeling bepaald, met als doel (onder meer) inlichtingen van partijen te verkrijgen. Op 20 oktober 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Namens TDR is enkel de gemachtigde van TDR ter zitting verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.[eiser], geboren [geboortedatum], is op 1 mei 2019 in dienst getreden bij TDR. De laatste functie die [eiser] vervulde, is die van chef-kok, met een salaris van € 2.100,- bruto exclusief emolumenten.
2.2.
De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd. Per mei 2020 is de arbeidsovereenkomst voortgezet voor onbepaalde tijd. Op de arbeidsovereenkomst is de cao horeca van toepassing verklaard.
2.3.
In de arbeidsovereenkomst staat het volgende opgenomen:
Artikel 4.1.
In aanvulling op hetgeen in de op deze arbeidsovereenkomst toepasselijke cao is bepaald, heeft de werkgever het recht om – ten laste van de in de cao bedoelde aantal bovenwettelijke vakantiedagen – verplicht vrije dagen aan te wijzen en/of om bepaalde periodes als bedrijfsvakantie aan te wijzen, gedurende welke periode het bedrijf of een bepaalde afdeling daarvan gesloten is. De werknemer is dan verplicht om vakantiedagen op te nemen
2.4.
Op de arbeidsovereenkomst is de Horeca-Cao van toepassing. Daarin staat voor zover relevant:
“3.12 Feestdagencompensatie
Voor het feitelijk werken in een dienst die begint op een feestdag, met uitloop van de dienst na 24.00 uur, geldt als compensatie:
• Tijd voor tijd: voor elk uur werken op de feestdag met uitloop van de dienst;
1 uur vervangende doorbetaalde vrije tijd.
• Tijd voor tijd binnen 3 maanden na feestdag niet mogelijk: 50% toeslag op
het uurloon van de uren werken op de feestdag en de tijd voor tijd vervalt.
De feestdagencompensatie geldt niet voor de werknemer die (nog) geen
vakkracht is.
Toelichting: De feestdagen kunnen samenvallen met dagen waarop vanwege de
rustdagen niet is ingeroosterd. Dan is compensatie niet van toepassing.
De feestdagen kunnen samenvallen met het reguliere rooster maar op de
feestdag zelf wordt of hoeft geen arbeid te worden verricht en dan heb je die
feestdag al doorbetaald vrij. Ook dan is compensatie niet van toepassing
3.14
Overwerkcompensatie
Voor vastgestelde overwerkuren geldt als compensatie:
a. Tijd voor tijd: voor elk overwerkuur één uur doorbetaald vrije tijd.
b. Als tijd voor tijd binnen 3 maanden na vaststelling van overwerk niet mogelijk is, moet je werkgever de overwerkuren binnen de 3 maanden die daarop volgen uitbetalen tegen 100% van het uurloon voor elk overwerkuur dat je gemaakt hebt.
c. Indien je dienstverband voortijdig eindigt en overwerkuren niet meer gecompenseerd kunnen worden in tijd voor tijd worden overwerkuren uitbetaald”
2.5.
Bij Whatsapp-bericht van 26 april 2021 heeft TDR het volgende bericht gestuurd aan [eiser]:
“[eiser] hier bestelling voor morgen ochtend met boot mee (dame met 2 bootjes gehuurd 11 – 15 uur (…)”
2.6.
Op 27 april 2021 heeft [eiser] de arbeidsovereenkomst opgezegd per 1 juni 2021. Tot die tijd heeft [eiser] werkzaamheden verricht voor TDR. Nadien heeft [eiser] meermaals TDR gevraagd om een juiste eindafrekening.
2.7.
Op 31 mei 2021 heeft [eiser] een voorstel voor een eindafrekening ontvangen van TDR. Dit voorstel van TDR hield in dat aan [eiser] zou worden betaald: (i) zijn salaris over mei 2021 (ii) het opgebouwde vakantiegeld van 1 juni 2020 tot en met mei 2021 zou worden uitbetaald en (iii) een deel van zijn vakantiedagen. Met dit loon zou vervolgens een deel van de min-uren die [eiser] tijdens corona zou hebben opgebouwd in de periode van 1 mei 2020 tot en met 30 oktober 2020 worden verrekend.
2.8.
[eiser] was het niet eens met dit voorstel omdat hij niet akkoord is gegaan verrekening van min-uren en hij gedurende zijn dienstverband nooit vakantiedagen had genoten.
2.9.
Partijen hebben nadien met elkaar geprobeerd om gezamenlijk tot een oplossing te komen. Dit is niet gelukt.
2.10.
Bij e-mail van 25 augustus 2021 heeft [eiser] TDR gesommeerd tot betaling van het achterstallig salaris over de maand mei 2021, vakantiegeld, reiskosten, feestdagen-compensatie en het verschaffen van bruto/netto specificaties. Daarbij heeft [eiser] betwist dat er sprake zou zijn van min-uren. TDR heeft geen betalingen gedaan.

3.De vordering

3.1.
[eiser] verzoekt de kantonrechter, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, TDR te veroordelen tot:
(1) betaling van het salaris over de maand mei 2020 van € 2.100,- bruto;
(2) betaling van de overuren over de maand mei 2021 van € 685,85 bruto;
(3) betaling van het vakantiegeld over de periode van 1 juni 2020 tot en met 31 mei 2021;
(4) betaling van de vaste reiskostenvergoeding van € 125,- netto;
(5) betaling van de feestdagencompensatie van € 606,36 bruto;
(6) betaling van de niet-genoten vakantiedagen van € 5.453,75 bruto;
(7) betaling van de wettelijke verhoging van 50 %;
(8) betaling van de wettelijke rente;
(9) afgifte van de bruto/netto specificaties;
(10) betaling van de kosten Kamer van Koophandel van € 2,35;
(11) betaling van de proceskosten.
3.2.
Aan dit verzoek legt [eiser] ten grondslag – kort gezegd – dat hij geen betaling van zijn salaris over de maand mei 2021 heeft ontvangen. Verder heeft TDR verzuimd om aan hem een bedrag gelijk aan 53,75 aan overuren over de maand mei 2021 uit te betalen conform artikel 3.14 van de cao. Ook vordert [eiser] betaling van de vakantietoeslag en de reiskosten. TDR dient aan [eiser] de feestdagencompensatie te voldoen over 11 dagen, dit vloeit voort uit art. 3.12 van cao. De betaling van de niet-genoten vakantiedagen is TDR eveneens aan hem verschuldigd, omdat hij nooit vakantiedagen heeft genoten. [eiser] betwist uitdrukkelijk akkoord te zijn gegaan met het afschrijven van min-uren of vakantiedagen tijdens bedrijfssluitingen vanwege de diverse lockdowns. Aangezien TDR al die tijd in verzuim is geweest om het loon tijdig aan hem te voldoen, is zij de maximale wettelijke verhoging aan [eiser] verschuldigd evenals de wettelijke rente.

4.Het verweer

4.1.
TDR erkent de verschuldigdheid van de onder nummer 1,3,4 en 9 opgenomen vorderingen. Ten aanzien van de overige vorderingen betwist TDR (gedeeltelijk) de verschuldigdheid daarvan. Op haar verweer zal hieronder in de beoordeling nader worden ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Aangezien TDR de verschuldigdheid van de onder nummer 1,3,4, en 9 opgenomen vorderingen niet heeft betwist, zal de kantonrechter deze vorderingen toewijzen zoals hierna te melden.
betaling van de overuren over de maand mei 2021 van € 685,85 bruto
5.2.
TDR heeft zich op het standpunt gesteld dat zij geen overuren is verschuldigd aan [eiser] over de maand mei 2021. Daartoe heeft TDR aangevoerd dat het door [eiser] overgelegde urenoverzicht door hemzelf is opgesteld en het daarbij behorende urenoverzicht bovendien niet voor akkoord is ondertekend door TDR. In reactie hierop heeft [eiser] aangegeven dat hij gedurende zijn dienstverband – uit wantrouwen en slechte ervaringen in de horeca in het verleden – zelf zijn uren heeft bijgehouden. De ingebrachte roosters stelde [eiser] samen op met leidinggevende/eigenaar [betrokkene], met wie hij probeerde het restaurant draaiende te houden. [eiser] opende de zaak en bleef tot sluitingstijd. De foto’s die TDR bij dupliek heeft ingediend van een laptop met daarop roosters, heeft [eiser] nog nooit eerder gezien. [eiser] betwist dan ook dat dit de roosters waren die binnen TDR werden gebruikt. TDR heeft hier geen nadere reactie op gegeven.
5.3.De kantonrechter overweegt als volgt. TDR heeft het door [eiser] zelf opgestelde overzicht, waarop staat vermeld hoeveel overuren hij wanneer heeft gewerkt, niet althans onvoldoende inhoudelijk betwist. TDR kan niet volstaan met de enkele stelling dat er volgens haar geen overuren zijn gemaakt. Het had op de weg van TDR gelegen om haar administratie erop na te kijken en in het geding te brengen en aan de hand daarvan concreet aan te geven of de door [eiser] gestelde overuren juist zijn. De door TDR ingediende roosters (productie 2 bij conclusie van antwoord) zijn daartoe onvoldoende. [eiser] heeft de betrouwbaarheid van de door TDR ingebrachte roosters namelijk gemotiveerd betwist. [eiser] heeft onweersproken aangevoerd dat er nooit met roosters die op een laptop staan werd gewerkt. Op de handgeschreven roosters (die [eiser] heeft ingebracht) kon iedereen namelijk makkelijk wijzigingen aanbrengen. De gemachtigde van TDR heeft ook niet kunnen verduidelijken hoe de overuren binnen TDR werden geregistreerd. Gelet op het voorgaande gaat de kantonrechter daarom uit van de juistheid van de voldoende onderbouwde stellingen van [eiser]. Dat de roosters van [eiser] enkel een begintijd en geen eindtijd bevatten, dient dan ook voor rekening van TDR te komen. Bovendien volgt uit het urenoverzicht van [eiser] voldoende duidelijk welke overuren hij heeft gemaakt. Dat [eiser] de mogelijkheid heeft gehad om de overuren te compenseren volgens het principe tijd-voor-tijd is evenmin gebleken. De kantonrechter zal de vordering tot betaling van overuren over de maand mei 2021 toewijzen zoals gevorderd.
betaling van de feestdagencompensatie van € 606,25 bruto
5.4.
De verschuldigdheid van de feestdagencompensatie wordt deels betwist door TDR. TDR is bereid om een bedrag van € 339,15 bruto aan [eiser] te voldoen. Dit bedrag ziet op de erkenning van 7 van de 11 gevorderde feestdagen. De kantonrechter zal hierna de verschuldigdheid van de resterende vier dagen behandelen.
5.5.
Allereerst 10 juni 2019. TDR heeft zich op het standpunt gesteld dat het restaurant was gesloten omdat het een maandag betrof en het restaurant op maandag altijd gesloten was. [eiser] heeft dit betwist en gesteld dat TDR juist op feestdagen wel geopend was. TDR heeft dit niet betwist en de kantonrechter gaat er daarom vanuit dat het restaurant op 10 juni 2019 wel geopend was. De kantonrechter is daarom van oordeel dat TDR de feestdagcompensatie over 10 juni 2019 verschuldigd is aan [eiser].
5.6.
Dan de Koningsdag van 27 april 2020. TDR heeft betoogd dat het restaurant gesloten was in verband met corona. [eiser] heeft in reactie hierop aangevoerd dat TDR onvoldoende bewijs heeft ingebracht dat het restaurant gesloten was. De algemene informatie hieromtrent van de Rijksoverheid is hiertoe onvoldoende. [eiser] heeft aangevoerd dat hij gedurende deze lockdown diverse werkzaamheden in en rondom het restaurant heeft verricht. TDR heeft dit onvoldoende gemotiveerd betwist. De kantonrechter wijst de feestdagcompensatie over 27 april 2020 daarom toe.
5.7.
Verder verschillen partijen nog van mening over de verschuldigdheid van de feestdagencompensatie over 25 december 2020. TDR heeft aangevoerd dat hij deze dag heeft gecompenseerd met een tijd voor tijd dag op 6 januari 2021. [eiser] heeft betwist dat hij op 6 januari 2021 vrij zou zijn geweest. De gemachtigde van TDR heeft hier geen verder verweer tegen gevoerd en de feestdagencompensatie zal daarom voor deze dag worden toegewezen.
5.8.
Ook de feestdagencompensatie over 27 april 2021 is TDR aan [eiser] verschuldigd. Daartoe overweegt de kantonrechter als volgt. Aanvankelijk heeft TDR betoogd dat zij de feestdagencompensatie niet verschuldigd is over 27 april 2021 omdat het restaurant die dag gesloten was vanwege Covid. Nadien heeft TDR erkend dat de bootverhuur open was en dat [eiser] de lunch verzorgd had, maar volgens TDR kan dat maximaal een half uur werk opgeleverd hebben. [eiser] heeft in dit verband nog gesteld dat de boot nadien nog is teruggekomen en nogmaals verhuurd is waardoor hij een hele dag heeft gewerkt. De kantonrechter volgt TDR niet in haar verweer. TDR heeft de stellingen van [eiser] onvoldoende weersproken. Uit het door [eiser] overgelegde whatsappbericht volgt in elk geval al voldoende duidelijk dat hij om 11:00 uur aanwezig diende te zijn tot en met 15:00 uur. Dat TDR de exacte uren hiervan niet heeft bijgehouden, dient voor haar rekening te komen. TDR is daarom gehouden tot betaling van de feestdagencompensatie over 27 april 2021.
5.9.
Concluderend zal de kantonrechter de feestdagencompensatie toewijzen over alle 11 feestdagen zoals gevorderd.
betaling van de niet-genoten vakantiedagen van € 5.453,75 bruto
5.10.
Vooropgesteld wordt dat TDR op grond van artikel 7:641 lid 2 BW in samenhang met artikel 7:634 lid 1 BW als werkgever verantwoordelijk is voor het bijhouden van de verlofadministratie. Dit betekent dat TDR de betwisting van openstaande vakantiedagen in beginsel zal moeten motiveren door de gegevens van die administratie in het geding te brengen.
5.11.
TDR heeft deels de verschuldigdheid van de niet-genoten vakantiedagen betwist. Zij is bereid om een bedrag van € 2.155,13 aan [eiser] te voldoen. Volgens TDR moeten er 238,57 uren in mindering worden gebracht vanwege: 1. door [eiser] opgenomen vakantie (6 tot en met 10 januari 2021 en 4 en 5 mei 2021), 2. bovenwettelijke vakantie-uren die TDR op grond van de cao en artikel 4.1 van de arbeidsovereenkomst tijdens diverse bedrijfssluitingen als vakantie heeft aangewezen en 3. verval van wettelijke vakantie-uren omdat de uren niet waren opgenomen binnen een half jaar na het jaar waarin ze waren opgebouwd. [eiser] heeft de stellingen van TDR gemotiveerd betwist. [eiser] betoogt dat hij nooit vakantie heeft gehad en heeft kunnen opnemen omdat TDR haar deuren dan moest sluiten; hij was de enige chef-kok en zonder chef-kok kon het restaurant niet draaien. [eiser] betwist verder dat hij er door TDR op is gewezen dat de dagen waarop TDR was gesloten (wegens Corona of andere redenen) zouden worden aangemerkt als vakantie-uren. [eiser] stelt dat in de periodes dat het restaurant gesloten was, wel is gewerkt. Hij heeft bestellingen (voor de boot) verzorgd, de veranda van het restaurant geschuurd en geschilderd, de bar en de keuken opnieuw ingedeeld en andere klussen opgepakt. [eiser] heeft Whatsapp-correspondentie tussen partijen in het geding gebracht waaruit blijkt dat [eiser] in de door TDR genoemde periodes van bedrijfssluiting werkzaamheden in en rondom het restaurant heeft verricht.
5.12.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] in het licht van de betwisting van TDR voldoende heeft aangetoond dat hij recht heeft op betaling van de door hem gestelde vakantiedagen. TDR heeft niet weersproken dat [eiser] de enige (chef-)kok van het restaurant was en het restaurant dicht was als [eiser] er niet was. Verder heeft TDR de beweerdelijk door [eiser] opgenomen vakantiedagen niet met haar administratie onderbouwd. De door TDR (als productie 2 bij conclusie van antwoord) in het geding gebrachte werkroosters zijn gemotiveerd weersproken, waarna van TDR geen nadere toelichting is gekomen. Bovendien blijkt uit door [eiser] in het geding gebrachte Whatsapp berichten voor de gestelde vakantieperiode van 4 en 5 mei 2021 dat TDR op 3 mei 2021 aan [eiser] meedeelt dat zij (tot en met 5 mei 2021) dichtgaat in verband met het weer. Dat TDR overeenkomstig artikel 4.1 van de arbeidsovereenkomst bovenwettelijke vakantie-uren als vakantiedagen heeft aangewezen, is niet gebleken. TDR heeft bij conclusie van antwoord een algemene berekening gemaakt over welke vakantie-uren (79,16 uur) dat had gekund, maar dat dit daadwerkelijk is gebeurd (en voor welke periode(s)) is door [eiser] weersproken en niet nader door TDR onderbouwd.
5.13.
Voor de door TDR aangevoerde vervallenverklaring van de wettelijke vakantie-uren in 2019/2020 is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende gesteld. In de conclusie van antwoord is slechts een algemene berekening opgenomen welke uren dat zou betreffen, maar TDR heeft niet gesteld wanneer zij [eiser] over zijn vakantierechten heeft geïnformeerd, wanneer zij hem in staat heeft gesteld de vakantie-uren op te nemen en wanneer zij hem over de gevolgen van het niet opnemen ervan heeft geïnformeerd. Daar komt bij dat TDR noch in haar voorstel van de eindafrekening, noch in de toelichting daarvan melding heeft gemaakt van vervallen verklaarde vakantie-uren. Omdat TDR ter zake van dit verweer onvoldoende heeft gesteld, komt de kantonrechter niet aan bewijslevering toe.
5.14.
Concluderend kan [eiser] op grond van artikel 7:641 lid 1 BW aanspraak maken op de door hem opgebouwde, maar niet genoten vakantie-uren. TDR heeft de berekening van [eiser] van het aantal openstaande vakantiedagen onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat de kantonrechter van die berekening zal uitgaan. De kantonrechter zal de vordering tot betaling van niet-genoten vakantiedagen daarom toewijzen.
betaling van de wettelijke verhoging en de wettelijke rente
5.15.
Op nadere vragen van de kantonrechter heeft de gemachtigde van TDR niet kunnen verduidelijk waarom TDR nog altijd de door haar erkende bedragen niet aan [eiser] heeft voldaan. Aangezien vaststaat dat TDR in verzuim is met de tijdige betaling van het salaris – en gelet op de geruime tijd die inmiddels is verstreken – zal de kantonrechter de wettelijke verhoging toewijzen voor 50 % zoals gevorderd. Dat TDR in financieel zwaar weer zit, is niet gebleken en bovendien door [eiser] betwist.
5.16.
Ook is TDR de wettelijke rente aan [eiser] verschuldigd en zal de kantonrechter deze vordering eveneens toewijzen.
Betaling van de proceskosten, de kosten uittreksel Kamer van Koophandel en de nakosten
5.17.
De proceskosten komen voor rekening van TDR, omdat zij ongelijk krijgt. Daarbij wordt de gedaagde partij ook veroordeeld tot betaling van de kosten voor het uittreksel van de Kamer van Koophandel. Ook is TDR gehouden tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de [eiser] worden gemaakt.
5.18.
De gevorderde explootkosten worden afgewezen, omdat [eiser] op basis van een toevoeging procedeert.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt TDR tot betaling aan [eiser] van het netto-equivalent van het achterstallig salaris van € 2.100 bruto over de maand mei 2021, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50 % en de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag van verschuldigdheid tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt TDR tot betaling aan [eiser] van het netto-equivalent van de overuren van € 685,85 bruto in de maand mei 2021;
6.3.
veroordeelt TDR tot betaling aan [eiser] van het netto-equivalent van het vakantiegeld over de periode van 1 juni 2020 tot en met 31 mei 2021;
6.4.
veroordeelt TDR tot betaling aan [eiser] van de vaste reiskostenvergoeding van
€ 125,- netto;
6.5.
veroordeelt TDR tot betaling aan [eiser] van het netto-equivalent van de feestdagencompensatie van € 606,36 bruto;
6.6.
veroordeelt TDR tot betaling aan [eiser] van het netto-equivalent van de niet-genoten vakantiedagen van € 5.453,75 bruto;
6.7.
veroordeelt TDR tot betaling van de volledige wettelijke verhoging over het aan [eiser] toekomende loon, met overlegging van deugdelijke bruto/netto specificaties;
6.8.
veroordeelt TDR tot betaling van de volledige wettelijke rente, berekend over het achterstallig loon en de wettelijke verhoging, vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag van algehele voldoening, met overlegging van een deugdelijke bruto/netto specificatie;
6.9.
veroordeelt TDR tot afgifte aan [eiser] van een bruto/netto specificatie over de maand mei 2021 en/of de eindafrekening binnen drie dagen na betekening van dit vonnis op straffe van een dwangsom van € 250,- voor iedere dag of een gedeelte daarvan waarop gedaagde in gebreke mocht blijven, met een maximum van €5.000,-;
6.10.
veroordeelt TDR tot betaling van de kosten voor de Kamer van Koophandel van € 2,35;
6.11.
veroordeelt TDR tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op € 1.173,00, te weten:
griffierecht € 240,00
salaris gemachtigde € 933,00 ;
6.12.
veroordeelt TDR tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de eisende partij worden gemaakt;
6.13.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.I.V. Scherpenhuijsen Rom, kantonrechter en op 16 november 2022 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter