ECLI:NL:RBNHO:2022:10238

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 mei 2022
Publicatiedatum
18 november 2022
Zaaknummer
9738707 \ WM VERZ 22-179
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens verkeersvoorschriften en staandehouding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 6 mei 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene. De betrokkene had een boete ontvangen voor het niet geven van voorrang aan een voertuig dat van rechts kwam op een kruispunt. De gemachtigde van de betrokkene, mr. J. Houweling van Verkeersboete.nl, stelde dat de betrokkene had moeten worden staande gehouden door de verbalisant. De verbalisant had echter met alle beschikbare middelen geprobeerd de betrokkene tot staandehouding te brengen, maar de betrokkene gaf geen gehoor aan de aanwijzingen.

De procedure begon toen de betrokkene beroep instelde tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 26 april 2022 werd de zaak behandeld, waarbij zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als de gemachtigde van de betrokkene aanwezig waren. De vertegenwoordiger van de officier van justitie handhaafde de beslissing en stelde dat de verbalisant helder had verklaard dat de betrokkene niet stopte voor de verbalisant, wat de gevolgen voor rekening en risico van de betrokkene bracht.

De kantonrechter overwoog dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was, aangezien de verbalisant had geprobeerd de betrokkene tot stoppen te dwingen, maar de betrokkene hieraan geen gehoor gaf. De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat de boete terecht was opgelegd aan de kentekenhouder. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, en de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 9738707 \ WM VERZ 22-179
CJIB-nummer : 239782117
Uitspraakdatum : 6 mei 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : mr. J. Houweling, Verkeersboete.nl te Zoetermeer.

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 26 april 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is ook verschenen en heeft ter zitting aanvullend gesteld dat de verbalisant extra assistentie had kunnen vragen.
De vertegenwoordiger van officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren. De vertegenwoordiger van de officier van justitie stelt aanvullend dat de verklaring van de verbalisant helder is en het voor rekening en risico van betrokkene komt als hij besluit niet te stoppen voor de verbalisant.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: geen voorrang geven aan bestuurders die van rechts komen op een kruispunt.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
De officier van justitie heeft een aanvullend proces-verbaal laten opmaken door de verbalisant. In dit aanvullend proces-verbaal is het volgende vermeld:
“Wij, verbalisanten (…), zagen op zaterdag 6 maart 2021, omstreeks 18.50 uur, op de kruising De Baandert met de Communicatieweg te Heemskerk een groep motorrijders staan bij de verkeerslichten. (…) wij zijn de motorrijders gaan volgen. (…) Wij zagen dat er een motor voorzien van het kentekenplaat 47MDVL reed tussen de groep. (…) Ter hoogte van de kruising Communicatieweg West met de Zuiderweg zagen wij dat de bestuurder geen voorrang gaf aan een voertuig die over de Zuiderweg aan kwam rijden en linksaf wilde slaan de communicatieweg west op. (…)
Wij konden niet tot staandehouding overgaan omdat de groep niet stopte. Wij hebben met zwaailichten en sirene achter en tussen de groep gereden. Wij hadden ons politie transparant aan met daarop “Stop Politie”. Wij zagen dat de bestuurders van de motoren zich hier niets van aantrokken en door bleven rijden. Wij hebben onze prioriteit gelegd op het volgens van de motoren zonder kentekenplaat. Wij zagen dat de groep uiteen ging. Wij zijn de motorrijders die zonder kentekenplaat reden uiteindelijk na een achtervolging uit het oog verloren…”.
Gemachtigde van betrokkene heeft gesteld dat betrokkene had moeten worden staande gehouden. Uit artikel 5 WAHV volgt dat de boete kan worden opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken van het voertuig ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven, tenzij direct kan worden vastgesteld wie de bestuurder is van het voertuig waarmee de gedraging is verricht. Dit betekent dat als zich een reële mogelijkheid tot staandehouding van die bestuurder voordoet, de boete aan de bestuurder moet worden opgelegd en niet aan de kentekenhouder. In dit geval is voldoende gebleken dat zich geen reële mogelijkheid tot staandehouding heeft voorgedaan, omdat de verbalisant blijkens het proces-verbaal met behulp van alle beschikbare middelen heeft getracht betrokkene tot staandhouding te brengen. Betrokkene heeft echter geen gehoor gegeven aan de aanwijzingen van de verbalisant. De gevolgen daarvan komen voor rekening en risico van betrokkene. De boete is dus terecht opgelegd aan de kentekenhouder. Het beroep is daarom ongegrond.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om proceskosten toe te kennen, omdat het beroep ongegrond wordt verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek op vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: