In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 6 mei 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene. De betrokkene had een boete ontvangen voor het niet geven van voorrang aan een voertuig dat van rechts kwam op een kruispunt. De gemachtigde van de betrokkene, mr. J. Houweling van Verkeersboete.nl, stelde dat de betrokkene had moeten worden staande gehouden door de verbalisant. De verbalisant had echter met alle beschikbare middelen geprobeerd de betrokkene tot staandehouding te brengen, maar de betrokkene gaf geen gehoor aan de aanwijzingen.
De procedure begon toen de betrokkene beroep instelde tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 26 april 2022 werd de zaak behandeld, waarbij zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als de gemachtigde van de betrokkene aanwezig waren. De vertegenwoordiger van de officier van justitie handhaafde de beslissing en stelde dat de verbalisant helder had verklaard dat de betrokkene niet stopte voor de verbalisant, wat de gevolgen voor rekening en risico van de betrokkene bracht.
De kantonrechter overwoog dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was, aangezien de verbalisant had geprobeerd de betrokkene tot stoppen te dwingen, maar de betrokkene hieraan geen gehoor gaf. De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat de boete terecht was opgelegd aan de kentekenhouder. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, en de griffier.