ECLI:NL:RBNHO:2022:10234

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 november 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
325968
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid wegens dagvaarden verkeerde procespartij in franchiseovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 30 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres], voorheen h.o.d.n. Nanny Nina Den Haag en Westland, en Nanny Nina B.V. Het geschil betreft de uitvoering van een franchiseovereenkomst die is aangegaan tussen [eiseres] en de vennootschap onder firma Nanny Nina Services V.O.F. [Eiseres] heeft echter Nanny Nina B.V. gedagvaard, wat niet de juiste procespartij was. De rechtbank heeft geoordeeld dat [eiseres] niet-ontvankelijk is in haar vorderingen omdat zij de verkeerde partij heeft gedagvaard. Nanny Nina B.V. heeft verzocht om veroordeling in de werkelijke proceskosten, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen sprake was van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door [eiseres]. De rechtbank heeft de vordering tot betaling van schade afgewezen, omdat niet was aangetoond dat de schade het gevolg was van het conservatoir derdenbeslag dat door [eiseres] was gelegd. De proceskosten aan de zijde van Nanny Nina B.V. zijn vastgesteld op € 5.065,00, terwijl de proceskosten aan de zijde van [eiseres] zijn vastgesteld op € 1.126,00. De rechtbank heeft de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/325968 / HA ZA 22-165
Vonnis van 30 november 2022
in de zaak van
[eiseres], voorheen h.o.d.n. Nanny Nina Den Haag en Westland,
te [plaats],
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiseres],
advocaat: mr. M.S.J. Steenhuis te Amsterdam,
tegen
NANNY NINA B.V.,
te Haarlem,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: Nanny Nina,
advocaat: mr. V.P. Melens te Amsterdam.

1.De zaak in het kort

1.1.
Tussen partijen is een geschil ontstaan over de uitvoering van een franchiseovereenkomst volgens de oppasformule ‘Nanny Nina’. Hoewel de franchiseovereenkomst is aangegaan tussen [eiseres] (franchisenemer) en de vennootschap onder firma Nanny Nina Services V.O.F. (franchisegever), heeft [eiseres] de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Nanny Nina B.V. gedagvaard. Omdat dit niet de juiste wederpartij is wordt [eiseres] in haar vorderingen niet ontvankelijk verklaard. Nanny Nina B.V. vordert van haar kant veroordeling in de werkelijke proceskosten, omdat [eiseres] de zaak niet heeft ingetrokken en zo de kosten van Nanny Nina B.V. heeft laten oplopen. Hoewel [eiseres] op voorhand - en in elk geval vanaf het verweer in incident - had moeten begrijpen dat haar vordering jegens Nanny Nina geen kans van slagen had, acht de rechtbank de omstandigheden in dit geval niet zodanig dat sprake is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Ook heeft de rechtbank bij gebreke van urenspecificaties de advocaatkosten niet op redelijkheid kunnen toetsen. Grond voor veroordeling in de werkelijke proceskosten ontbreekt daarom. Wel zal Nanny Nina zij worden veroordeeld in de proceskosten volgens het gebruikelijke liquidatietarief. Daarnaast is niet gebleken dat de schade die Nanny Nina stelt te hebben geleden is veroorzaakt door het conservatoir derdenbeslag dat [eiseres] ten laste van Nanny Nina B.V. heeft gelegd. De vordering tot betaling van schade wordt daarom afgewezen.
2. De procedure
2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 12 oktober 2022
- de akte vermeerdering/wijziging van eis van Nanny Nina van 14 november 2022
- de mondelinge behandeling van 14 november 2022 en de daarvan door de griffier bijgehouden aantekeningen.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
In 2017 is een (eerste) franchiseovereenkomst tot stand gekomen tussen [eiseres] en de vennootschap onder firma ‘Nanny Nina Services V.O.F.’ (hierna: de Vof).
3.2.
In februari 2019 is een nieuwe franchiseovereenkomst gesloten tussen [eiseres] en de Vof (hierna: de overeenkomst).
3.3.
De Vof voerde ten tijde van het sluiten van de overeenkomst de (thans vervallen) handelsnaam ‘Oppas Madelief’, welke handelsnaam per 1 oktober 2019 is gewijzigd in ‘Nanny Nina’.
3.4.
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Nanny Nina B.V. (Nanny Nina) is op 5 juni 2020 opgericht.
3.5.
[eiseres] heeft op 14 februari 2022 ten laste van Nanny Nina conservatoir derdenbeslag gelegd onder andere onder Bunq B.V. (hierna: de bank). De bank heeft een verklaring derdenbeslag afgegeven waarin zij verklaart circa € 54.000,00 voor Nanny Nina te houden. De bank heeft later erkend dat zij deze gelden niet voor Nanny Nina houdt maar voor de Vof, waarna zij de gelden weer aan de Vof heeft vrijgegeven.
3.6.
Op 24 juni 2022 heeft [eiseres] (alsnog) een dagvaarding uitgebracht aan de Vof en deze rechtbank verzocht om die procedure met deze procedure te voegen. Bij vonnis van 28 september 2022 (hierna: het vonnis in incident) heeft deze rechtbank de incidentele vordering afgewezen en [eiseres] in de kosten van het incident veroordeeld. De rechtbank overwoog in dat vonnis:
Een vordering tegen een verkeerde procespartij leidt echter niet tot verknochtheid in de zin van de wet, aangezien een dergelijke vordering nooit tot toewijzing zal kunnen leiden. Bij die stand van zaken heeft [eiseres] geen belang bij de gevorderde voeging en moet de incidentele vordering worden afgewezen, omdat de aangevoerde gronden die vordering niet kunnen dragen.

4.Het geschil

in conventie
4.1.
[eiseres] vordert na wijziging eis – samengevat –:
I. te verklaren voor recht dat de franchiseovereenkomst door [eiseres] rechtmatig is ontbonden.
II. Nanny Nina te veroordelen om aan [eiseres] te betalen:
a. een hoofdsom van € 81.900,00;
b. een bedrag van € 1.461,63 uit hoofde van de niet betaalde factuur met factuurnummer 31012002;
c. de kosten van het geding (inclusief beslagkosten);
d. de nakosten;
e. de wettelijke rente over de sub II a tot en met c bedoelde bedragen.
4.2.
Nanny Nina voert verweer. Nanny Nina concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
4.4.
Nanny Nina vordert – na vermeerdering/wijziging eis (waarbij vordering I tot en met III zijn ingetrokken) –:
IV. [eiseres] te veroordelen tot betaling van schade die Nanny Nina heeft geleden als gevolg van de onrechtmatig gelegde beslagen;
V. [eiseres] te veroordelen in de werkelijke kosten van deze procedure, althans een zodanige beslissing te nemen als de rechtbank gerechtvaardigd acht.
4.5.
[eiseres] voert verweer. [eiseres] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Nanny Nina, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Nanny Nina, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Nanny Nina in de kosten van deze procedure.
4.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie
5.1.
Het primaire verweer van Nanny Nina dat [eiseres] de verkeerde partij in de procedure heeft betrokken slaagt. [eiseres] heeft namelijk een franchiseovereenkomst gesloten met de Vof en niet met Nanny Nina. Aangezien niet is gebleken dat de rechtsverhouding uit de overeenkomst is overgenomen door- of overgedragen aan Nanny Nina, is van een franchiseovereenkomst tussen [eiseres] en Nanny Nina geen sprake. [eiseres] had niet Nanny Nina, maar de Vof moeten dagvaarden, hetgeen zij inmiddels inziet en heeft gedaan. Zij heeft dus een verkeerde procespartij in deze procedure betrokken.
5.2.
Omdat het primaire verweer slaagt, wordt niet meer toegekomen aan de beoordeling van de inhoudelijke overige verweren. [eiseres] zal niet-ontvankelijk worden verklaard.
5.3.
[eiseres] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Gelet op het feit dat [eiseres] deze procedure in elk geval vanaf eind september 2022 in had kunnen trekken en zij zich bereid heeft verklaard om het gebruikelijke liquidatietarief te voldoen, ziet de rechtbank geen reden om van dat gebruikelijke tarief af te wijken. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Nanny Nina als volgt vastgesteld:
- griffierecht
2.837,00
- salaris advocaat
2.228,00
(2,00 punten × € 1.114,00)
Totaal
5.065,00
in reconventie
Werkelijke proceskosten
5.4.
Nanny Nina stelt dat [eiseres] moedwillig schade heeft veroorzaakt die voornamelijk bestaat uit de nodeloze advocaatkosten die Nanny Nina heeft moeten maken. Daarom maakt zij aanspraak op de werkelijke proceskosten. Onmiskenbaar staat immers vast dat [eiseres] de verkeerde partij heeft gedagvaard. Nu zij haar fout niet heeft hersteld maar tegen beter weten in de procedure tegen Nanny Nina heeft doorgezet, zijn de advocaatkosten aan de zijde van Nanny Nina opgelopen tot € 13.578,77, aldus Nanny Nina.
5.5.
[eiseres] erkent dat zij de verkeerde partij heeft gedaagd. Zij stelt dat dit een vergissing was en betwist dat er grond is voor een veroordeling in de werkelijke proceskosten. Omwille van een spoedige en doelmatige behandeling van de zaak heeft zij alsnog de Vof gedagvaard en om voeging van beide procedures verzocht. Zij heeft de onderhavige procedure niet ingetrokken omdat zij wilde nagaan hoe het betalingsverkeer was gegaan en of Nanny Nina mogelijk toch wederpartij zou kunnen zijn. Voorafgaand is namelijk met Nanny Nina over dit geschil gecommuniceerd, maar heeft Nanny Nina er niet op gewezen dat zij geen contractspartij was, aldus nog steeds [eiseres].
5.6.
De rechtbank overweegt dat een vordering tot veroordeling van de werkelijke kosten alleen toewijsbaar is in buitengewone omstandigheden waarvan sprake kan zijn in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden (HR 29 juni 2007, LJN BA3516,
NJ2007/353). Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 EVRM.
5.7.
[eiseres] erkent dat het een vergissing was om Nanny Nina te dagen, maar stelt – zo begrijpt de rechtbank haar standpunt – dat zij daar nog niet zeker van was ten tijde van het (alsnog) dagvaarden van de Vof en het instellen van de incidentele vordering tot voeging van de procedures. De onzekerheid was ingegeven door de communicatie tussen [eiseres] en Nanny Nina voorafgaand aan het geschil en omdat [eiseres] nog geen inzicht had in het betalingsverkeer. [eiseres] hield rekening met de mogelijkheid dat toch sprake zou kunnen zijn van een contractuele relatie met Nanny Nina en dat er een kans op voeging van de procedures bestond. Wat van dit alles zij, het moment van intrekken was in ieder geval aangebroken op het moment dat [eiseres] kennisnam van het verweer van Nanny Nina in het incident in de thans aanhangige procedure tegen de Vof, dat haar het vertrouwen heeft moeten geven dat de Vof zichzelf ook al contractspartij beschouwde. Het had toen op haar weg gelegen om de wederpartij te berichten dat zij haar kaarten uitsluitend nog op de laatstgenoemde procedure wenste te zetten.
5.8.
Nina Nanny vordert vergoeding van nodeloos gemaakte proceskosten en van beslagkosten. De facturen dateren van 10 mei en van 5 juli 2022 en hebben betrekking op een periode waarin nog niet van onrechtmatig procederen sprake was. De rechtbank stelt vast dat Nanny Nina de facturen ook niet heeft gespecificeerd zodat een toetsing van de bestemming en de redelijkheid van de gemaakte kosten niet mogelijk is. Voor zover de kosten betrekking hebben op pogingen om het gelegde beslag opgeheven te krijgen zijn ze niet vergoedbaar omdat dit beslag ten gevolge van een fout van de bank tot blokkering van de rekening van een andere vennootschap heeft geleid dan waarop met het beslag werd gemikt. Er is dus geen causaal verband tussen de schade en de(ze) beslaglegging.
Tenslotte wordt opgemerkt dat rekening moet worden gehouden met de omstandigheid dat de kosten die voor de inmiddels ingetrokken procedure tegen de BV worden uitgespaard doordat de conclusie van antwoord in de procedure tegen de Vof kan worden ingebracht.
5.9.
De vordering tot veroordeling in de werkelijke proceskosten zal daarom worden afgewezen.
Kosten software ontwikkelaar
5.10.
Nanny Nina stelt dat zij als gevolg van de onrechtmatig gelegde beslagen schade heeft geleden en vordert betaling van een bedrag van € 1.573,00. Dit zijn kosten die Nanny Nina heeft moeten maken om een softwareontwikkelaar in te schakelen voor het aanpassen van het (bookings)platform ten behoeve van onder meer het omleiden van betalingen aan oppassers en gastouders, het koppelen van nieuwe rekeningen en het uitvoeren van security checks, aldus Nanny Nina.
5.11.
[eiseres] betwist dat deze kosten het gevolg zijn van het conservatoir derdenbeslag en dat zij schadeplichtig is voor deze kosten. Dit verweer slaagt. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
5.12.
Als niet betwist staat vast dat het beslag ten laste van Nanny Nina is gelegd, maar de bank een onjuiste verklaring derdenbeslag heeft afgegeven en abusievelijk gelden van de Vof heeft geblokkeerd. Als gezegd: die fout kan [eiseres] niet worden toegerekend.
Voor zover de kosten zien op het wijzigen van de Bunq account van de Vof (50% van de kosten), is [eiseres] dus niet schadeplichtig. En voor zover dit anders zou zijn heeft Nanny Nina onvoldoende onderbouwd dat zij deze schade heeft geleden. Zij heeft weliswaar een factuur overgelegd op naam van ‘Nanny Nina’, maar onduidelijk is op grond waarvan zij die kosten heeft gemaakt. De kosten zien immers op het wijzigen van de Bunq account van de Vof en niet is gebleken van enige afspraak op grond waarvan Nanny Nina deze kosten voor haar rekening zou moeten nemen. Het staat haar vrij die te betalen, maar dat leidt op zichzelf niet tot een vorderingsrecht jegens [eiseres].
5.13.
Wat betreft de andere 50% van de kosten, die blijkens de door Nanny Nina overgelegde factuur onder meer zien op het loskoppelen van het Mollie franchise account naar het Nanny Nina Mollie account en het omzetten van bestaande gebruikers naar nieuw Mollie account, heeft Nanny Nina - gelet op de gemotiveerde betwisting door [eiseres] - onvoldoende onderbouwd dat deze kosten het gevolg zijn van het conservatoir derdenbeslag. [eiseres] voert namelijk aan dat deze kosten zien op software werkzaamheden die altijd moeten worden verricht bij het einde van een franchise relatie en niet voor haar rekening komen, tenzij anders is overeengekomen. In dit geval is niet gebleken dat anders is overeengekomen.
5.14.
De vordering tot betaling van de kosten van de software ontwikkelaar zal daarom worden afgewezen.
Proceskosten
5.15.
Nanny Nina B.V. is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiseres] als volgt vastgesteld:
- salaris advocaat
1.126,00
(2,00 punten × € 563,00)
Totaal
1.126,00

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
verklaart [eiseres] niet-ontvankelijk in haar vordering,
6.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Nanny Nina tot dit vonnis vastgesteld op € 5.065,00,
6.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
6.4.
wijst de vorderingen af,
6.5.
veroordeelt Nanny Nina in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.126,00,
6.6.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2022.
1621