ECLI:NL:RBNHO:2022:10233

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 november 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
8465397
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor passagiers na schemawijziging van vlucht

In deze zaak hebben de passagiers, eisers in het geding, een vordering ingesteld tegen de vervoerder, Transavia Airlines, naar aanleiding van een schemawijziging van hun vlucht HV5808 van Amsterdam Schiphol naar Makedonia op 14 juli 2018. De oorspronkelijke vertrektijd van 05:00 uur werd gewijzigd naar 18:10 uur, wat resulteerde in een aanzienlijke vertraging van meer dan 13 uur. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De vervoerder weigerde echter om compensatie te betalen, wat leidde tot deze rechtszaak.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. De rechter oordeelde dat een schemawijziging, waarbij de vlucht meer dan drie uur wordt uitgesteld, in beginsel niet gelijk kan worden gesteld aan een annulering. Dit is in lijn met eerdere uitspraken van het Hof van Justitie van de Europese Unie. De kantonrechter concludeerde dat de vervoerder in beginsel gehouden is om compensatie te betalen, tenzij hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. Aangezien de vervoerder geen beroep deed op dergelijke omstandigheden, werd de vordering van de passagiers toegewezen.

De kantonrechter heeft de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 945,20 aan de passagiers, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast zijn de proceskosten en nakosten toegewezen aan de passagiers, omdat de vervoerder ongelijk kreeg. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 november 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8465397 \ CV EXPL 20-3474
Uitspraakdatum: 30 november 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2.
[eiser 2],beiden wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. I.G.B. Maertzdorff en mr. M.J.R. Hannink (EUclaim B.V.)
tegen
de commanditaire vennootschap
Transavia Airlines
gevestigd te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. L. Kloot (LVH Advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 18 februari 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport naar Makedonia Airport (Griekenland) op 14 juli 2018 met vlucht HV5808, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht zou oorspronkelijk om 05:00 uur (lokale tijd) vanuit Amsterdam Schiphol Airport vertrekken en om 08:50 uur (lokale tijd) in Makedonia aankomen.
2.3.
Er heeft een schemawijziging plaatsgevonden. De schemawijziging hield in dat de vertrektijd van de vlucht werd gewijzigd naar 18:10 uur (lokale tijd) en de aankomsttijd naar 22:00 uur (lokale tijd).
2.4.
De passagiers hebben compensatie gevorderd in verband met de voornoemde schemawijziging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 800,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 juli 2018, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 dan wel € 145,20 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 31 augustus 2018 dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de schemawijziging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Tussen partijen is ten eerste in het geschil of de vlucht voor de passagiers als geannuleerd kan worden beschouwd. Anders dan in eerdere uitspraken is de kantonrechter van oordeel dat een schemawijziging, waarbij de vlucht meer dan drie uur wordt uitgesteld, in beginsel niet gelijk kan worden gesteld aan een annulering. In dit verband wordt verwezen naar het arrest van het Hof van 21 december 2021, C-395/20 (ECLI:EU:C:2021:1041) waarin is geoordeeld dat een vlucht niet wordt geacht te zijn geannuleerd wanneer de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert de vertrektijd van deze vlucht met minder dan drie uur uitstelt (zonder de vlucht anderszins te wijzigen). In dat arrest is voorts overwogen dat de Verordening in twee duidelijk onderscheiden categorieën van vluchten voorziet, te weten enerzijds de geannuleerde vluchten in de zin van artikel 5 van deze verordening, en anderzijds de vertraagde vluchten, waarbij de Verordening de indeling in de ene of de andere categorie niet afhankelijk maakt van de enkele omstandigheid dat de latere vertrektijd van de vlucht vooraf is aangekondigd.
4.3.
In dit geval is de vertrektijd van de vlucht met meer dan 13 uur uitgesteld, maar niet anderszins gewijzigd. Dergelijk uitstel moet naar het oordeel van de kantonrechter gelijk worden gesteld met een vertraging, nu niet is gebleken van omstandigheden die moeten worden uitgelegd als aanwijzingen voor een situatie die verder gaat dan een eenvoudige tijdelijke opschorting van de vluchtplanning. De vraag of de vervoerder de schemawijziging ‘tijdig’ heeft meegedeeld in de zin van artikel 5, lid 1, sub c onder i van de Verordening, zoals de vervoerder heeft aangevoerd en de passagiers hebben betwist, behoeft dan ook geen beantwoording, nu voormeld artikel alleen ziet op annuleringen.
4.4.
Het voorgaande heeft tot gevolg dat de vervoerder in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen, tenzij hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.
4.5.
De vervoerder heeft geen beroep op buitengewone omstandigheden gedaan. De kantonrechter komt derhalve ook niet toe aan de vraag of de omboeking naar de vlucht HV5807 als redelijke maatregel kan worden aangemerkt. Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht worden toegewezen.
4.6.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.7.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het subsidiair gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de subsidiair gevorderde buitengerechtelijke incassokosten (inclusief btw) worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat de passagiers in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kunnen maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt De gevorderde rente over de proceskosten en de nakosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 945,20, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 800,00 vanaf 14 juli 2018, en over € 145,20 vanaf 18 februari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 100,89;
griffierecht € 236,00;
salaris gemachtigde € 248,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 62,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter