ECLI:NL:RBNHO:2022:10209

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 november 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
20/6362
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om handhaving met betrekking tot akoestisch onderzoek van windturbines

Op 11 november 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen eisers, waaronder een aantal besloten vennootschappen, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hollands Kroon. De rechtbank behandelde een verzoek om handhaving dat door eisers was ingediend naar aanleiding van de afwijzing van hun verzoek om handhaving met betrekking tot de geluidsnormen van windturbines nabij hun woningen. De rechtbank oordeelde dat het bestuursorgaan, in dit geval de gemeente, bij de beoordeling van het akoestisch onderzoek dat was ingediend bij de melding op grond van het Activiteitenbesluit, mocht uitgaan van de fabrikantgegevens over het bronvermogen van de windturbines. Dit betekent dat de gemeente niet verplicht was om de gegevens van de fabrikant te verifiëren met aanvullende geluidsmetingen. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om af te wijken van het uitgangspunt dat de fabrikantgegevens correct zijn, en dat de gemeente dus terecht het verzoek om handhaving had afgewezen. De eisers kregen geen vergoeding van hun proceskosten en het beroep werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/6362

uitspraak van de meervoudige kamer van 11 november 2022 in de zaak tussen

1. [eisers]uit [plaats 1] ,
2. de besloten vennootschap [naam 1] BVgevestigd te [plaats 1] ,
3. de besloten vennootschap [naam 2] BVgevestigd te [plaats 1] ,
eisers
(gemachtigde: mr. A.J. Roos),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hollands Kroon(verweerder) (gemachtigde: ing. J. Benz).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
ASR Windpark Wieringermeer B.V., gevestigd te Utrecht (gemachtigde: mr. drs. M.M. Kaajan).

Inleiding

Bij besluit van 28 april 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder een verzoek om handhaving van eisers afgewezen.
Bij op 22 oktober 2020 verzonden besluit (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak van 6 oktober 2021 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank in de zaak geregistreerd onder het nummer HAA 21/4148 het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Derde-partij heeft bij brief van 22 september 2022 een reactie ingezonden. Bij die brief is gevoegd een notitie van Pondera Consult (hierna: Pondera ) “Overzicht geluideffecten Windpark WRX” van 22 september 2022.
De rechtbank heeft het beroep op 5 oktober 2022 op zitting behandeld. Eisers sub 1 zijn verschenen, ook als vertegenwoordigers van eiseressen sub 2 en 3, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door mr. F.F.J. Bakker, vervangster van ing. J. Benz. Derde-partij is vertegenwoordigd door haar gemachtigde, vergezeld van D. Oude Lansink van Pondera .

Beoordeling door de rechtbank

Conclusie en gevolgen
1. Het beroep is ongegrond. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het verzoek van eisers om (preventief) handhavend op te treden jegens derde-partij heeft mogen afwijzen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten. De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot haar oordeel is gekomen. Zij zal eerst de feiten en omstandigheden schetsen.
Wet- en regelgeving
2. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten en omstandigheden
3.1
Ten behoeve van de inrichting van derde-partij, thans geheten: Windpark Cluster WRX (het windpark), zijn tussen 2015 en 2019 omgevingsvergunningen verleend voor het oprichten en in werking hebben van 32 windturbines nabij het Amstelmeer, langs de Wiertocht, Ulketocht, Kleitocht en tussen de Westfrieschevaart en Alkmaarseweg.
Het windpark is een zogeheten type C inrichting. Op de binnen de inrichting onder meer plaatsvindende activiteit “het in werking hebben van een windturbine” waren tot de inwerkingtreding op 1 juli 2022 van de “Tijdelijke overbruggingsregeling windturbineparken” de algemene regels uit paragraaf 3.2.3 van het Activiteitenbesluit milieubeheer (Activiteitenbesluit) van toepassing.
3.2
Eisers sub 1 zijn woonachtig en eiseressen sub 2 en 3 zijn gevestigd aan de [adres] te [plaats 1] en daarmee in de directe omgeving van het windpark. De windturbines zijn in een boog om eisers heen gesitueerd. De dichtstbijzijnde windturbine, genaamd NB02, is op een afstand van 400 meter van de woning van eisers gesitueerd.
3.3
Op 21 augustus 2019 heeft Pondera namens derde-partij onder meer een melding als bedoeld in artikel 1.10, tweede lid, van het Activiteitenbesluit ingediend bij verweerder. Gemeld is dat het windturbinetype dat is geselecteerd om te worden gebouwd het windturbinetype N117/3600 STE van windturbinefabrikant Nordex is met een ashoogte van 120 meter en een rotordiameter van 117 meter. Bij de melding is onder meer gevoegd de “Notitie turbinekeuze WP Wieringermeer inrichting WRX” van 31 mei 2019 van Pondera . Bij deze notitie is onder meer een bijlage 1 van Nordex gevoegd genaamd “Sound Power Levels Nordex N117/3600 STE. Project Wieringermeer, SEE_NL14360_164_00 [2016-06-01].”
3.4
Op 27 november 2019 en 17 december 2019 heeft Pondera nogmaals notities opgesteld. Daarin is geconcludeerd dat het gekozen windturbinetype zonder het treffen van geluidvoorzieningen niet zorgt voor overschrijdingen van de geluidsnormen van 41 dB Lnight en 47 dB Lden zoals opgenomen in het destijds voor de inrichting geldende artikel 3.14a van het Activiteitenbesluit.
3.5
Bij brief van 23 december 2019, aangevuld bij brief van 24 februari 2020, hebben eisers een verzoek om handhaving ingediend dat betrekking heeft op de windturbines NB02 en NB03. In het verzoek betogen eisers, voor zover thans nog van belang, dat het akoestisch onderzoek dat is vervat in de notitie van 31 mei 2019 van Pondera en dat aan de melding van 21 augustus 2019 ten grondslag ligt niet deugdelijk is, omdat van het gekozen windturbinetype geen gevalideerd/gecertificeerd brongeluidsonderzoek voorhanden is.
3.6
Verweerder heeft vervolgens het primaire besluit genomen.
3.7
Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Bij dat bezwaar hebben zij een notitie “Reactie afwijzing verzoek om handhaving familie [naam 1] , [adres] te [plaats 1] ” van 1 juli 2020 van mr. ing. [naam 5] van [naam 6] B.V. (hierna: [naam 6] ) ingebracht.
3.8
Pondera heeft op verzoek van verweerder gereageerd op de notitie van [naam 6] en heeft daartoe op 11 augustus 2020 een notitie uitgebracht.
3.9
Verweerder heeft vervolgens het bestreden besluit genomen.
Omvang van het geding
4. De omvang van het geding in handhavingszaken wordt bepaald door de reikwijdte van het verzoek om handhaving dat aan het primaire besluit ten grondslag heeft gelegen. De rechtbank begrijpt het verzoek om handhaving van eisers van 23 december 2019, zoals aangevuld bij brief van 24 februari 2020, aldus dat zij verweerder hebben verzocht handhavend op te treden jegens derde-partij omdat zij bij de melding van 21 augustus 2019 volgens eisers geen deugdelijk akoestisch onderzoek als bedoeld 1.11, derde lid, van het Activiteitenbesluit heeft ingediend. Daarom is volgens eisers niet voldaan aan de indieningsvereisten voor het doen van een melding, waardoor aannemelijk is dat de materiële geluidsnormen die zijn opgenomen in artikel 3.14a van het Activiteitenbesluit worden overschreden.
Beoordeling van het beroep
5.1
Eisers betogen dat derde-partij bij de melding van 21 augustus 2019 niet alle vereiste gegevens bij verweerder heeft ingediend. Met de hiervoor genoemde notities van Pondera heeft derde-partij volgens eisers – in strijd met het bepaalde in artikel 1.11, derde lid en onder a, van het Activiteitenbesluit – geen deugdelijk akoestisch onderzoek bij de melding gevoegd. Ter staving van hun betoog voeren eisers drie argumenten aan.
Ten eerste is in die notities volgens eisers ten onrechte uitgegaan van het door de fabrikant ingeschatte geluidvermogensniveau van het gekozen windturbinetype Nordex N117/3600 STE. Het geluidvermogensniveau is blijkens de notities echter niet gemeten en daardoor ontbreken gegevens conform de internationale norm IEC 61400-11 over het geluidvermogensniveau van het windturbinetype. Het geluidvermogensniveau had daarom aan de hand van de in hoofdstuk 2 van bijlage 4 van de Activiteitenregeling milieubeheer (de Activiteitenregeling) beschreven standaardmeetmethode (NEN-EN-IEC-61400 deel 11 (2002)) moeten worden bepaald. Uit de notities blijkt niet dat de gegevens van de fabrikant aan de minimale vereisten van die meetmethode voldoen. Dat volgens verweerder door de fabrikant een garantie omtrent het geluidvermogensniveau is afgegeven doet volgens eisers aan het voorgaande niet af. Eisers hebben ter onderbouwing van dit argument mede verwezen naar het rapport [naam 6] als voormeld.
Ten tweede is in de notities de samenstelling van de turbine, meer in het bijzonder de gondelconfiguratie, niet vastgelegd, waardoor de akoestische gegevens volgens eisers oncontroleerbaar zijn.
Ten derde is er in de notities in strijd met het bepaalde in artikel 3.14b, eerste lid en onder b, van de Activiteitenregeling geen rekening mee gehouden dat de achtergrondbelasting in het geval van eisers zeer laag is vanwege de ligging van hun woning en perceel in de nabijheid van een stiltegebied.
Verweerder heeft volgens eisers in strijd gehandeld met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht door te verzuimen de notities op genoemde punten te controleren.
5.2
Verweerder stelt zich in het bestreden besluit, onder verwijzing naar het advies van de Commissie bezwaarschriften van 7 september 2020, op het standpunt dat gelet op de Nota van Toelichting (Staatsblad 2010, 749) behorende bij de wijziging van het Activiteitenbesluit niet is vereist dat akoestische gegevens van de fabrikant van een windturbinetype worden gecontroleerd. Er moet in beginsel van worden uitgegaan dat de gegevens van de fabrikant toereikend zijn om de berekening uit te voeren. Eisers hebben hun stelling dat de gegevens van de fabrikant niet voldoen aan de minimale vereisten van de NEN-EN-61400-11 ook niet nader onderbouwd, aldus verweerder.
In het gehandhaafde primaire besluit is verder vermeld dat in de notities niet is uitgegaan van verwachte waarden. De bewoording “expected values in terms of statistics” die is genoemd in bijlage 1 bij de notitie van Pondera van 31 mei 2019 waarnaar eisers in dit kader hebben verwezen, is een wiskundig begrip dat ten grondslag ligt aan de vaststelling van het brongeluid, aldus verweerder.
Bronvermogen
5.3.1
De rechtbank overweegt als volgt. In de Activiteitenregeling zijn regels opgenomen over de wijze waarop metingen van de geluidemissie ter bepaling van het bronvermogen van een windturbine moeten worden uitgevoerd. In bijlage 4 van de Activiteitenregeling is daartoe het “Reken- en meetvoorschrift windturbines” (het reken- en meetvoorschrift) opgenomen.
In paragraaf 1 “Inleiding” van het reken- en meetvoorschrift is aangegeven dat het reken- en meetvoorschrift een standaardmeetmethode omvat om de windsnelheidsafhankelijke geluidsemissie van windturbines te bepalen indien deze gegevens niet reeds bekend zijn en een standaardrekenmethode, waarmee de geluidsbelasting in de omgeving wordt berekend.
Ook is aangegeven dat om uitwisseling van gegevens te vergemakkelijken, de standaardmeetmethode goed aansluit bij de wijdverbreide norm NEN-EN-IEC-61400 deel 11 (2002) (op 2 verschillen na). In paragraaf 2 is de standaardmeetmethode uiteengezet en in paragraaf 3 de standaardrekenmethode.
5.3.2
In artikel 3.14 van de Activiteitenregeling is geregeld op welke manier het bronvermogen van een windturbine moet worden bepaald. Indien de gegevens over het, van de windsnelheid afhankelijke, bronvermogen van een windturbine niet of niet volledig beschikbaar zijn, wordt het bronvermogen bepaald volgens de standaardmeetmethode die is opgenomen in paragraaf 2 van het reken- en meetvoorschrift.
In de toelichting bij artikel 3.14d (Staatscourant nummer 19592, 23 december 2010) is daarover het volgende vermeld:
“Artikel 3.14 d, eerste lid, stelt de methode verplicht waarmee het bronvermogen van de windturbine wordt gemeten. Doorgaans zullen bij grotere windturbines de gegevens van de fabrikant toereikend zijn om de berekening op basis van hoofdstuk 3 uit te voeren. Dit onderdeel stelt de fabrikanten ook in staat zich ervan te vergewissen dat de correcte gegevens worden verstrekt. Het tweede lid is bedoeld voor het uitvoeren van een handhavingsmeting. Omdat alleen getoetst hoeft te worden of het bronvermogen voldoet aan de opgaven van de fabrikant of andere gegevens die in
het akoestisch onderzoek zijn gebruikt, kan volstaan worden met een steekproef-achtige opzet.”
5.3.3
De rechtbank is, gelet op voornoemde toelichting, van oordeel dat een bestuursorgaan bij de beoordeling van een akoestisch onderzoek dat is ingediend bij een melding op grond van het Activiteitenbesluit doorgaans mag uitgaan van de (juistheid van de) daarin vermelde fabrikantgegevens over het bronvermogen. Onder fabrikantgegevens over het bronvermogen verstaat de rechtbank het door de fabrikant gegarandeerde bronvermogen van een windturbine en niet tevens de daaraan ten grondslag liggende gegevens van bijvoorbeeld overeenkomstig NEN-EN-IEC-61400 deel 11 verrichte geluidsmetingen van hetzelfde type turbine op proefvelden. Die laatstgenoemde gegevens hoeven doorgaans dan ook niet in een akoestisch onderzoek dat bij een melding wordt ingediend te worden vermeld.
De rechtbank neemt hierbij ook in aanmerking dat een verregaande onderzoeksplicht voor een bestuursorgaan naar de totstandkoming van een in een akoestisch onderzoek genoemd en door de fabrikant gegarandeerd bronvermogen van een windturbine niet past bij het karakter van een melding als bedoeld in artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit. Zo een melding is immers een kennisgeving aan het bevoegd gezag en heeft daarmee een informatief karakter.
5.3.4
Er is naar het oordeel van de rechtbank geen reden om in dit geval van voornoemd uitgangspunt af te wijken. Dit betekent dat verweerder in dit geval mocht uitgaan van het door de fabrikant Nordex gegarandeerde bronvermogen van het windturbinetype N117/3600 STE dat in bijlage 1 bij de notitie van Pondera van 31 mei 2019 is vermeld. Verweerder hoefde dus – anders dan door eisers is betoogd - niet van derde-partij te verlangen dat zij in bijlage 1 van de notitie ook nog de aan dat bronvermogen ten grondslag liggende overige (meet)gegevens zou vermelden, waaronder de gegevens die staan vermeld in hoofdstuk 9 van de NEN-EN-IEC-61400 deel 11. Ook overigens vereist artikel 3.14a van de Activiteitenregeling niet dat dat soort gegevens in het akoestisch onderzoek wordt vermeld.
5.3.5
Zo in de praktijk twijfel ontstaat over de juistheid van het door Nordex opgegeven bronvermogen van het windturbinetype N117/3600 STE, ligt het in de rede een handhavingsmeting uit te voeren als bedoeld in artikel 3.14d, tweede lid, van de Activiteitenregeling. Omdat alleen getoetst hoeft te worden of het bronvermogen voldoet aan de opgaven van de fabrikant kan in dat geval worden volstaan met een steekproef-achtige opzet en hoeft, anders dan eisers veronderstellen en wensen, geen compleet nieuwe meting te worden verricht overeenkomstig de standaardmeetmethode van paragraaf 2 van het reken- en meetvoorschrift. De rechtbank verwijst in dit verband naar de eerder genoemde toelichting bij artikel 3.14d van de Activiteitenregeling.
Gondelconfiguratie en stiltegebied in de nabijheid
5.4.1
Gelet op het voorgaande mocht worden uitgegaan van de fabrikantgegevens van Nordex over het bronvermogen van het windturbinetype N117/3600 STE. Op basis van die gegevens is in de notities van Pondera een berekening van de geluidsbelasting van de windturbine gemaakt. Eisers hebben de juistheid van die berekening op een tweetal punten bestreden. Volgens eisers bieden de notities ten eerste ten onrechte geen inzicht in de gondelconfiguratie van de windturbine en is er daarnaast in de notities ten onrechte geen rekening mee gehouden dat de windturbine in de nabijheid van een stiltegebied is gelegen.
5.4.2
De rechtbank volgt verweerder niet in zijn in het verweerschrift ingenomen standpunt dat deze twee argumenten van eisers buiten bespreking moeten blijven, omdat deze eerst in beroep zijn aangevoerd. De twee argumenten vormen namelijk een nadere onderbouwing van het reeds eerder door eisers in hun verzoek om handhaving ingenomen standpunt dat het bij de melding ingediende akoestisch onderzoek wat hen betreft niet deugdelijk is.
5.5.1
Eisers hebben erop gewezen dat uit een interview met windturbinefabrikant Nordex is gebleken dat er zeven verschillende gondelconfiguraties zijn geplaatst in het windpark. In de notities van Pondera is, aldus eisers, echter niet vermeld welk type gondel in de windturbine NB02 is geplaatst. Dit is volgens eisers wel vereist om de juistheid van de in de notities bepaalde geluidsbelasting van deze windturbine te kunnen controleren.
5.5.2
Namens derde-partij is ter zitting toegelicht dat er weliswaar zeven verschillende typen gondels bestaan, maar dat het verschil daartussen uitsluitend betrekking heeft op de daarop geplaatste sensoren (die verband houden met onder meer de stilstandregeling, vleermuizenafwering en zonneschittering). Sensoren op de gondel hebben, anders dan bijvoorbeeld de wieken van een windturbine, geen effect op de geluidsbelasting veroorzaakt door de windturbine, aldus derde-partij ter zitting.
Eisers hebben dit standpunt van derde-partij niet concreet gemotiveerd weersproken. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding derde-partij niet te volgen in haar standpunt. Dit betekent dat aan derde-partij niet kan worden tegengeworpen dat in de notities niet is vermeld welk type gondel in de windturbine NB02 is geplaatst. Dit gegeven is immers niet relevant voor het kunnen beoordelen van de geluidsbelasting van de windturbine.
5.6
De rechtbank is verder, anders dan eisers, van oordeel dat artikel 3.14b, eerste lid en onder b, van de Activiteitenregeling, zoals dat tot 1 juli 2022 gold, niet vereiste dat bij het bepalen van de geluidsbelasting er rekening mee zou worden gehouden dat windturbine NB02 in de nabijheid van een stiltegebied is gelegen. Een stiltegebied valt namelijk niet onder “de invloed van de omgeving” zoals bedoeld in genoemde bepaling, omdat een stiltegebied op zichzelf niet van invloed is op de geluidsoverdracht van een windturbine naar het emissiepunt.
De rechtbank merkt nog op dat artikel 3.14a, derde lid, van het Activiteitenbesluit wel de mogelijkheid biedt om in verband met bijzondere lokale omstandigheden bij maatwerkvoorschrift normen met een andere waarde vast te stellen. Eisers hebben om die reden ook een verzoek tot het stellen van maatwerkvoorschriften bij verweerder ingediend, maar dat verzoek is, zo is ter zitting komen vast te staan, onherroepelijk afgewezen. Dat verzoek valt verder ook buiten deze procedure.
5.7
Gelet op het voorgaande slaagt het betoog van eisers dat aan de melding geen deugdelijk akoestisch onderzoek ten grondslag ligt niet. Van overtreding van het bepaalde in artikel 1.11 van het Activiteitenbesluit is dus geen sprake. Er bestaat daarom geen grond voor verweerder om handhavend op te treden jegens derde-partij.
Overschrijding materiële geluidsnormen
6. Er bestond voor verweerder evenmin aanleiding preventief handhavend op te treden jegens derde-partij. De bij de melding ingediende notities van Pondera , waarin is geconcludeerd dat wat betreft de windturbines aan de materiële geluidsnormen is voldaan, zijn gelet op het voorgaande naar het oordeel van de rechtbank immers toereikend. Daardoor waren er geen aanwijzingen dat zich een gevaar zou voordoen van een overtreding van de materiële geluidsnormen van, toen nog, artikel 3.14a van het Activiteitenbesluit die met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zou plaatsvinden.
Reactiemogelijkheid notitie Pondera 22 september 2022
7. Omdat de bij de melding ingediende notities van Pondera gelet op het voorgaande naar het oordeel van de rechtbank toereikend zijn, bestaat er geen aanleiding eisers, zoals door hen ter zitting is verzocht, in de gelegenheid te stellen nog nader te reageren op de (kort voor zitting door derde-partij ingebrachte) notitie van Pondera van 22 september 2022.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H.A.C. Everaerts, voorzitter,
mr. E. Jochem en mr. R. Brouwer, leden, in aanwezigheid van mr.W.I.K. Baart, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 november 2022.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Activiteitenbesluit milieubeheer
Artikel 1.10
1. Degene die een inrichting opricht, meldt dit ten minste vier weken voor de oprichting aan het bevoegd gezag.
2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot het veranderen van een inrichting en het veranderen van de werking daarvan. Deze melding is niet vereist, indien eerder een melding overeenkomstig dit artikel is gedaan en door dit veranderen geen afwijking ontstaat van de bij die melding verstrekte gegevens.
Artikel 1.11
3 Bij een melding als bedoeld in artikel 1.10, wordt een rapport van een akoestisch onderzoek gevoegd indien:
a. de melding betrekking heeft op een of meer windturbines; (…).
(…)
7 Uit het rapport van een akoestisch onderzoek blijkt op grond van verrichte geluidsmetingen of geluidsberekeningen of aan de waarden, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a, 2.20, 3.14a, 3.160 dan wel de van toepassing zijnde geluidswaarden van de omgevingsvergunning kan worden voldaan. In het rapport wordt aangegeven welke voorzieningen worden getroffen om te voorkomen dat de in de eerste volzin bedoelde waarden worden overschreden.
(…)
9 Het akoestisch onderzoek wordt uitgevoerd overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen industrielawaai.
10 In afwijking van het negende lid wordt het akoestisch onderzoek voor windturbines, (…) uitgevoerd overeenkomstig de bij ministeriële regeling te stellen eisen.
§ 3.2.3. In werking hebben van een windturbine [zoals dat gold tot 1 juli 2022]
Artikel 3.13
1. Deze paragraaf is van toepassing op een windturbine of een combinatie van windturbines.
Artikel 3.14a
1. Een windturbine of een combinatie van windturbines voldoet ten behoeve van het voorkomen of beperken van geluidhinder aan de norm van ten hoogste 47 dB Lden en aan de norm van ten hoogste 41 dB Lnight op de gevel van gevoelige gebouwen, tenzij deze zijn gelegen op een gezoneerd industrieterrein, en bij gevoelige terreinen op de grens van het terrein.
3 In afwijking van het eerste lid kan het bevoegd gezag bij maatwerkvoorschrift in verband met bijzondere lokale omstandigheden normen met een andere waarde vaststellen.
Artikel 3.15
1. De metingen van de geluidemissie ter bepaling van de bronsterkte van een windturbine of een combinatie van windturbines worden uitgevoerd overeenkomstig de bij ministeriële regeling te stellen eisen.
Activiteitenregeling milieubeheer
§ 3.2.3. In werking hebben van een windturbine [zoals dat gold tot 1 juli 2022]
Artikel 3.11
Deze paragraaf is van toepassing op windturbines als bedoeld in artikel 3.13 van het besluit.
Artikel 3.14a
Het rapport van een akoestisch onderzoek, bedoeld in artikel 1.11, derde lid, van het besluit, bevat de volgende gegevens:
(…)
e. de gegevens waarmee wordt aangetoond dat de betreffende situatie valt binnen het toepassingsbereik van de gebruikte methode;
f. indien een andere methode dan die is opgenomen in deze regeling wordt gebruikt, wordt de noodzaak daarvan aangegeven en wordt de toegepaste methode beschreven en verantwoord;
g. indien een rekenmethode wordt toegepast, alle ingevoerde gegevens en tevens de geraadpleegde windfrequentiegegevens;
(…).
Artikel 3.14b
1Ten behoeve van het akoestisch onderzoek, bedoeld in artikel 3.14a, wordt bij de bepaling van de geluidsbelasting van een windturbine of een combinatie van windturbines rekening gehouden met:
a.de over een kalenderjaar energetisch gemiddelde bronsterkte volgens de methode, bedoeld in hoofdstuk 3 van bijlage 4, en met gebruikmaking van het door het KNMI aangeleverde langjarig gemiddelde windprofiel op ashoogte, tenzij wordt aangetoond dat gegevens beschikbaar zijn die een beter beeld geven van de geluidsemissie van de windturbine of een combinatie van windturbines;
b.de invloed van de omgeving en de meteorologische omstandigheden op de geluidsoverdracht van de windturbine of een combinatie van windturbines naar het immissiepunt.
Artikel 3.14d
1Indien de gegevens over het, van de windsnelheid afhankelijke, bronvermogen van een windturbine of een combinatie van windturbines niet of niet volledig beschikbaar zijn, wordt dit bepaald volgens de methode, bedoeld in hoofdstuk 2 van bijlage 4.
2Indien in het kader van de handhaving wordt beoordeeld of het bronvermogen overeenkomt met de in het akoestisch onderzoek gebruikte waarden, wordt de methode, bedoeld in paragraaf 2.6 van bijlage 4 toegepast.
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:2
Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.