Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
1.Het procesverloop
2.Feiten
(…)There are serious restrictions in the area of personal & social behavior. (…) she is not yet in balance to start working. The limitations are the result of workload (high workload, perils of corona crisis, incident earlier at work).(…)’
(…) [eiser] is in behandeling voor haar medische situatie. Ze geeft aan goed contact te hebben met de werkgever en ze blijft ook graag binnen het huidige bedrijf werken. Evengoed ervaart ze een terugval in haar ervaren klachten als ze over het werk nadenkt. (…)’
werkhervatting in eigen functie’.
(…) Wel zijn er nog werkgerelateerde zaken die besproken dienen te worden. (…)’ Geadviseerd wordt om te starten met een koffiemoment en vervolgens werkgebonden afspraken te maken, onder begeleiding van een onafhankelijk persoon waarbij rekening wordt gehouden met ‘
(…) de nog aanwezige beperkingen: grote verantwoordelijkheden, veelvuldige deadlines en productiepieken. (…)’
De ziekte van werknemer is ontstaan omdat zij lange tijd een onveilige situatie op het werk heeft ervaren. Tot dusverre heeft de Franse werkgever geen enkele betrokkenheid bij de re-integratie van werknemer getoond en ook expliciet geweigerd om aan de mediation deel te nemen. Overigens is werknemer reeds twee maal een voorstel voor een beëindiging van het dienstverband met wederzijds goedvinden gedaan, waarover geen overeenstemming is bereikt, omdat hier volgende werknemer geen redelijke grond voor is.’
3.Het verzoek
Primair: het zo spoedig mogelijk correct toepassen van de salarissplit, te weten 100% respectievelijk 0% en op het hierdoor met het Franse salaris en de expatvergoeding verhoogde Nederlandse salaris met terugwerkende kracht tot 18 december 2018 alsnog de 30%-regeling toe te passen en hiervoor in Nederland sociale premies af te dragen, op straffe van een dwangsom, althans
subsidiair:Newrest S.A.S. te veroordelen tot vergoeding van de schade die [eiser] lijdt als gevolg van het niet voldaan door Newrest S.A.S. aan haar Franse sociaal of Nederlandse verzekeringsverplichtingen, te vermeerderen met de wettelijke rente;
4.Het verweer
5.De beoordeling
vastgestelddat de arbeidsongeschiktheid is veroorzaakt door het gedrag van [betrokkene 2] jegens [eiser] en/of onvoldoende optreden daartegen door Newrest c.s. Newrest c.s. heeft gemotiveerd betwist dat sprake is geweest van verwijtbaar gedrag door [betrokkene 2] dat heeft geleid tot arbeidsongeschiktheid van [eiser] en [eiser] heeft daar tegenover niet (voldoende) geconcretiseerd en onderbouwd welk gedrag van [betrokkene 2] daar volgens haar toe heeft geleid. Dat de ziekte van [eiser] is ontstaan doordat zij lange tijd een onveilige situatie op het werk heeft ervaren, is in de stukken bovendien pas voor het eerst terug te vinden in het verzoek van [eiser] zelf van 6 mei 2022 tot aanpassing van het arbeidsdeskundige rapport (zie onder r.o. 2.14). Mede gezien het feit dat dit dateert van ruim twee jaar na de ziekmelding van [eiser] en dit overigens op geen enkele manier is bevestigd, is dat onvoldoende. Voor zover [eiser] heeft aangeboden te bewijzen dat [betrokkene 2] zich (ook) jegens andere werknemers van Newrest c.s. heeft misdragen gaat de kantonrechter daaraan voorbij. Als dat al zou komen vast te staan betekent dat immers nog niet dat de arbeidsongeschiktheid van [eiser] het gevolg is van enig gedrag van [betrokkene 2] jegens haar. [eiser] heeft in zoverre ook onvoldoende gesteld om te worden toegelaten tot bewijslevering. In zowel het eerste als tweede ziektejaar van [eiser] werd door de bedrijfsarts bovendien juist steeds geoordeeld dat het doel was dat [eiser] terug zou keren in haar eigen functie bij Newrest c.s. Dat is ook steeds vermeld in de plannen van aanpak die zijn opgesteld. Er is niet gebleken dat [eiser] daar op enig moment bezwaar tegen heeft gemaakt of anderszins niet mee heeft ingestemd, zodat ook in zoverre aanwijzingen ontbreken dat [betrokkene 2] dan wel het gebrek aan optreden tegen zijn gedrag door Newrest c.s. de oorzaak van de arbeidsongeschiktheid van [eiser] is.
eigenwerkzaamheden te verrichten, valt in het licht van de adviezen van de bedrijfsarts niet te volgen. Deze adviseerde immers dat [eiser] (stapsgewijs uit te breiden) passende werkzaamheden kon verrichten, waarbij nog geen sprake was van grote verantwoordelijkheden, veelvuldige deadlines en productiepieken. Haar eigen werk werd nu juist wel gekenmerkt door dergelijke stressvolle activiteiten zodat het Newrest c.s. niet kan worden verweten dat zij handelde conform het advies van de bedrijfsarts door [eiser] niet (direct) in staat te stellen haar eigen werkzaamheden te verrichten.
nutot gevolg zouden moeten hebben dat de arbeidsovereenkomsten op dit moment zouden moeten eindigen. De gestelde omstandigheden zouden zich immers hebben voorgedaan in het verleden, terwijl [eiser] zich op dit moment middenin haar derde ziektejaar bevindt. Op advies van de arbeidsdeskundige en de bedrijfsarts maakt [eiser] gebruik van het re-integratietraject tweede spoor om (met behulp van een extern bureau) voor haar de mogelijkheden op de arbeidsmarkt buiten Newrest c.s. te onderzoeken. Volgens de arbeidsdeskundige is [eiser] immers arbeidsgeschikt te achten voor passend werk op de arbeidsmarkt. In dat kader heeft inmiddels een intake met een re-integratiebureau plaatsgevonden. Dit betekent dat [eiser] (in beginsel) geen contact meer met Newrest c.s. hoeft te hebben. De stelling van [eiser], dat er geen alternatieve oplossingen meer bestaan kan de kantonrechter dan ook geenszins volgen.
nuopenbaren, die van dien aard zijn dat de dadelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomsten gerechtvaardigd is. Integendeel. [eiser] verzoekt de kantonrechter zelfs rekening te houden met de opzegtermijn van twee maanden. Dit is tegenstrijdig met het karakter en de bedoeling van het ontbindingsverzoek ex artikel 7:671c lid 1 BW en daaruit lijkt te volgen dat ook volgens [eiser] geen omstandigheden bestaan die maken dat de arbeidsovereenkomsten dadelijk of na korte tijd behoren te eindigen. Dat [eiser] ziek is, tijd nodig heeft voor herstel en het vinden van een nieuwe baan en dat de arbeidsovereenkomst om die reden dadelijk of binnen korte tijd behoort te eindigen, zoals [eiser] stelt, kan de kantonrechter – gezien het ingezette tweede-spoor-traject – ook niet volgen. Voor zover [eiser] heeft bedoeld dat zij op een andere manier verder wil met haar (werkende) leven, staat het haar uiteraard vrij om de arbeidsovereenkomsten zelf op te zeggen, maar van omstandigheden als bedoeld in artikel 7:671c lid 1 BW is naar het oordeel van de kantonrechter niet gebleken.