ECLI:NL:RBNHO:2022:10110

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 mei 2022
Publicatiedatum
15 november 2022
Zaaknummer
9679294
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing officier van justitie inzake verkeersboetes en matiging van sancties

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan op 13 mei 2022, naar aanleiding van een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen en had hiertegen beroep ingesteld. De officier van justitie verklaarde het beroep ongegrond, waarna de betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 29 april 2022 waren zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als de gemachtigde van de betrokkene aanwezig.

De gemachtigde voerde aan dat het ontbreken van de mededeling van het recht om te worden gehoord op de inleidende beschikking de reden was dat de betrokkene geen verzoek om te worden gehoord heeft ingediend. De kantonrechter oordeelde dat dit argument gegrond was en vernietigde de beslissing van de officier van justitie. De kantonrechter beoordeelde vervolgens de inleidende beschikking en constateerde dat de boete, die was opgelegd voor het handelen in strijd met een gesloten verklaring, niet in stand kon blijven voor alle overtredingen. Gezien de financiële situatie van de betrokkene werd de eerste boete in stand gelaten, terwijl de overige boetes tot nihil werden gematigd.

De uitspraak van de kantonrechter houdt in dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond werd verklaard, de beslissing werd vernietigd, en de boete werd gematigd. Tevens werd bepaald dat de officier van justitie het bedrag dat als zekerheidstelling was betaald, aan de betrokkene moest terugbetalen. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, en de griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 70,00 bedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9679294 \ WM VERZ 22-133
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 13 mei 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Bezwaartegenverkeersboetes.nl

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 29 april 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. De gemachtigde van betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder handelen in strijd met een gesloten verklaring in beide richtingen.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
De gemachtigde stelt dat ontbreken van de mededeling van het recht om te worden gehoord op de inleidende beschikking voor de betrokkene reden is geweest om niet te verzoeken te worden gehoord. Gelet daarop kan aan het niet doen van een verzoek om te worden gehoord niet de betekenis toekomen dat de officier van justitie op de voet van artikel 7:17, onder d, van de Awb van horen mocht afzien. De kantonrechter zal - met gegrondverklaring van het beroep daartegen - de beslissing van de officier van justitie vernietigen en het beroep tegen de inleidende beschikking beoordelen.
De kantonrechter stelt vast dat aan de voorwaarden van de beleidsregels wordt voldaan. Op de foto’s die zich bij de stukken bevinden is weliswaar geen C-bord zichtbaar en evenmin dat het voertuig dat bord is gepasseerd, maar er zijn wel schouwrapporten overgelegd (op de zitting of bij de stukken). Uit die schouwrapporten blijkt dat door de verbalisant maandelijks een schouw is gedaan, vóór en na de datum van de gedraging(en), en dat is vastgesteld dat het C-bord aanwezig was, zowel vóór het begin van de geslotenverklaring als bij de ingang van de geslotenverklaring. Daaruit volgt ook dat het voertuig van betrokkene het C-bord is gepasseerd. Aan de hand van die schouwrapporten heeft de officier van justitie voldoende onderbouwd dat ten tijde van de gedragingen het C-bord was geplaatst en is gepasseerd.
Uit het dossier blijkt dat betrokkene de eerste boete tussen 30 december 2020 en 7 januari 2021 heeft ontvangen. Toen waren alle gedragingen al begaan. De laatste gedraging is begaan op 4 januari 2021. De kantonrechter acht het daardoor aannemelijk dat betrokkene na ontvangst van de eerste bekeuring het gedrag heeft aangepast. Op zichzelf moeten deze gedragingen worden aangemerkt als aparte en te onderscheiden overtredingen, waarvoor ook telkens een sanctie kan worden opgelegd. Een opeenstapeling van sancties leidt echter tot een onevenredig hoog totaalbedrag aan sancties. Gelet daarop en gelet op de financiële situatie van betrokkene is matiging van de sancties op zijn plaats, in die zin dat de eerste sanctie in stand wordt gelaten en dat vervolgens de tweede en iedere daarop volgende sanctie wordt gematigd tot nihil. Dit betekent dat de boete in onderhavige zaak wordt gematigd tot nihil. Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond.
Nu de kantonrechter onderhavige zaak als samenhangend beschouwd met de drie andere ter zitting behandelde zaken, waaronder het dossier met kenmerk 9679193 WM VERZ 22-120, behoeft op het verzoek tot proceskostenvergoeding niet meer te worden beslist.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de inleidende beschikking, in die zin dat de boete wordt gematigd tot nihil;
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: