Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Het verloop van de procedure
Overwegingen
De uitspraak
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan op 13 mei 2022, naar aanleiding van een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie. De betrokkene had een administratieve sanctie, in de vorm van een verkeersboete, opgelegd gekregen. De gemachtigde van de betrokkene stelde dat het ontbreken van de mededeling van het recht om te worden gehoord op de inleidende beschikking de reden was dat de betrokkene geen verzoek om te worden gehoord heeft ingediend. De kantonrechter oordeelde dat dit niet mocht leiden tot het afzien van horen door de officier van justitie, zoals bedoeld in artikel 7:17, onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De beslissing van de officier van justitie werd vernietigd en het beroep tegen de inleidende beschikking werd beoordeeld.
De gedraging waarvoor de boete was opgelegd, betrof het handelen in strijd met een gesloten verklaring in beide richtingen. De kantonrechter constateerde dat de officier van justitie voldoende bewijs had geleverd dat het C-bord aanwezig was en dat het voertuig van de betrokkene dit bord had gepasseerd. De kantonrechter oordeelde dat de eerste boete in stand bleef, maar dat de overige boetes gematigd werden tot nihil, rekening houdend met de financiële situatie van de betrokkene. De uitspraak werd gedaan in samenhang met andere behandelde zaken, waardoor er geen aparte beslissing op het verzoek tot proceskostenvergoeding nodig was.
De kantonrechter verklaarde het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond, vernietigde die beslissing, en wijzigde de inleidende beschikking door de boete te matigen tot nihil. Tevens werd bepaald dat de officier van justitie het bedrag dat als zekerheidstelling was betaald, aan de betrokkene moest terugbetalen.