ECLI:NL:RBNHO:2022:10099

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 mei 2022
Publicatiedatum
15 november 2022
Zaaknummer
9679193
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing officier van justitie inzake verkeersboete en matiging van sancties

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan op 13 mei 2022, in een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie. De betrokkene had een administratieve sanctie, in de vorm van een verkeersboete, opgelegd gekregen. De gemachtigde van de betrokkene stelde dat het ontbreken van de mededeling van het recht om te worden gehoord op de inleidende beschikking de reden was dat de betrokkene geen verzoek om te worden gehoord heeft ingediend. De kantonrechter oordeelde dat dit niet mocht leiden tot de conclusie dat de officier van justitie op grond van artikel 7:17, onder d, van de Awb van horen mocht afzien. De beslissing van de officier van justitie werd vernietigd en het beroep tegen de inleidende beschikking werd beoordeeld.

De gedraging waarvoor de boete was opgelegd, betrof het handelen in strijd met een gesloten verklaring in beide richtingen. De kantonrechter constateerde dat de betrokkene de eerste boete had ontvangen tussen 30 december 2020 en 7 januari 2021, terwijl de laatste gedraging op 4 januari 2021 had plaatsgevonden. De kantonrechter oordeelde dat de gedragingen als aparte overtredingen moesten worden aangemerkt, maar dat een opeenstapeling van sancties zou leiden tot een onevenredig hoog totaalbedrag aan sancties. Gelet op de financiële situatie van de betrokkene werd de eerste boete in stand gelaten, terwijl de overige boetes tot nihil werden gematigd.

De kantonrechter verklaarde het beroep gedeeltelijk gegrond en kende een proceskostenvergoeding toe van € 1.138,50, omdat de betrokkene deels gelijk kreeg. De uitspraak werd gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen 6 weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 70,00 bedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9679193 \ WM VERZ 22-120
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 13 mei 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Bezwaartegenverkeersboetes.nl

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 29 april 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. De gemachtigde van betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder handelen in strijd met een gesloten verklaring in beide richtingen.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
De gemachtigde stelt dat ontbreken van de mededeling van het recht om te worden gehoord op de inleidende beschikking voor de betrokkene reden is geweest om niet te verzoeken te worden gehoord. Gelet daarop kan aan het niet doen van een verzoek om te worden gehoord niet de betekenis toekomen dat de officier van justitie op de voet van artikel 7:17, onder d, van de Awb van horen mocht afzien. De kantonrechter zal - met gegrondverklaring van het beroep daartegen - de beslissing van de officier van justitie vernietigen en het beroep tegen de inleidende beschikking beoordelen.
De kantonrechter stelt vast dat aan de voorwaarden van de beleidsregels wordt voldaan. Op de foto’s die zich bij de stukken bevinden is weliswaar geen C-bord zichtbaar en evenmin dat het voertuig dat bord is gepasseerd, maar er zijn wel schouwrapporten overgelegd (op de zitting of bij de stukken). Uit die schouwrapporten blijkt dat door de verbalisant maandelijks een schouw is gedaan, vóór en na de datum van de gedraging(en), en dat is vastgesteld dat het C-bord aanwezig was, zowel vóór het begin van de geslotenverklaring als bij de ingang van de geslotenverklaring. Daaruit volgt ook dat het voertuig van betrokkene het C-bord is gepasseerd. Aan de hand van die schouwrapporten heeft de officier van justitie voldoende onderbouwd dat ten tijde van de gedragingen het C-bord was geplaatst en is gepasseerd.
Uit het dossier blijkt dat betrokkene de eerste boete tussen 30 december 2020 en 7 januari 2021 heeft ontvangen. Toen waren alle gedragingen al begaan. De laatste gedraging is begaan op 4 januari 2021. De kantonrechter acht het daardoor aannemelijk dat betrokkene na ontvangst van de eerste bekeuring het gedrag heeft aangepast. Op zichzelf moeten deze gedragingen worden aangemerkt als aparte en te onderscheiden overtredingen, waarvoor ook telkens een sanctie kan worden opgelegd. Een opeenstapeling van sancties leidt echter tot een onevenredig hoog totaalbedrag aan sancties. Gelet daarop en gelet op de financiële situatie van betrokkene is matiging van de sancties op zijn plaats, in die zin dat de eerste sanctie in stand wordt gelaten en dat vervolgens de tweede en iedere daarop volgende sanctie wordt gematigd tot nihil. Dit betekent dat de boete in onderhavige zaak wordt gematigd tot nihil. Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. Het verzoek om een proceskostenvergoeding voor de fase van het beroep bij de kantonrechter wordt toegewezen, omdat betrokkene deels gelijk krijgt. De gemachtigde van betrokkene heeft beroep ingesteld in 12 zaken, welke door de kantonrechter als samenhangende zaken worden beschouwd. Onderhavige zaak (9679193) is immers gelijktijdig met de zaken met kenmerken, 9679228, 9679252, 9679213, 9679243, 9679210, 9679306, 9679294, 9679224, 9679236, 9679217 en 9679246 behandeld, waarin rechtsbijstand is verleend door dezelfde persoon en van wie de werkzaamheden in elk van de zaken nagenoeg identiek zijn. Deze zaken worden op grond artikel 3 lid 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht beschouwd als één zaak. Dat betekent dat de wegingsfactor voor samenhangende zaken wordt toegepast, in dit geval 1,5 (1,5 bij 4 of meer). De hoogte van de vergoeding zal gelet op het aantal door de gemachtigde van betrokkene verrichte proceshandelingen en met toepassing van wegingsfactor 1,5 worden vastgesteld op € 1.138,50 (2 x € 759,00 x 0,5 x 1,5) voor deze genoemde zaken samen.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de inleidende beschikking, in die zin dat de boete wordt gematigd tot nihil;
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten tot een bedrag van € 1.138,50 en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
‒ bepaalt dat het bedrag van € 1.138,50 aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: