Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Het verloop van de procedure
Overwegingen
De uitspraak
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan op 13 mei 2022, in een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie. De betrokkene had een administratieve sanctie, in de vorm van een verkeersboete, opgelegd gekregen. De gemachtigde van de betrokkene stelde dat het ontbreken van de mededeling van het recht om te worden gehoord op de inleidende beschikking de reden was dat de betrokkene geen verzoek om te worden gehoord heeft ingediend. De kantonrechter oordeelde dat dit niet mocht leiden tot de conclusie dat de officier van justitie op grond van artikel 7:17, onder d, van de Awb van horen mocht afzien. De beslissing van de officier van justitie werd vernietigd en het beroep tegen de inleidende beschikking werd beoordeeld.
De gedraging waarvoor de boete was opgelegd, betrof het handelen in strijd met een gesloten verklaring in beide richtingen. De kantonrechter constateerde dat de betrokkene de eerste boete had ontvangen tussen 30 december 2020 en 7 januari 2021, terwijl de laatste gedraging op 4 januari 2021 had plaatsgevonden. De kantonrechter oordeelde dat de gedragingen als aparte overtredingen moesten worden aangemerkt, maar dat een opeenstapeling van sancties zou leiden tot een onevenredig hoog totaalbedrag aan sancties. Gelet op de financiële situatie van de betrokkene werd de eerste boete in stand gelaten, terwijl de overige boetes tot nihil werden gematigd.
De kantonrechter verklaarde het beroep gedeeltelijk gegrond en kende een proceskostenvergoeding toe van € 1.138,50, omdat de betrokkene deels gelijk kreeg. De uitspraak werd gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen 6 weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 70,00 bedraagt.