ECLI:NL:RBNHO:2022:10095

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 april 2022
Publicatiedatum
15 november 2022
Zaaknummer
9737991
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens verkeersgedraging en tijdige ontvangst beschikking

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 29 april 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene wegens het overschrijden van de snelheid binnen de bebouwde kom. Betrokkene heeft aangevoerd dat hij de beschikking pas zes maanden na de gedraging heeft ontvangen, wat hem zou hebben geschaad in zijn verdediging. De kantonrechter oordeelt echter dat het de verantwoordelijkheid van betrokkene is om zijn correspondentieadres tijdig te laten aanpassen in het kentekenregister. De beschikking was op 21 augustus 2020 verzonden, en er zijn meerdere aanmaningen verstuurd. De kantonrechter verwijst naar eerdere uitspraken van de Hoge Raad, waarin is gesteld dat overschrijding van de termijn voor het verzenden van de beschikking niet automatisch leidt tot vernietiging, tenzij de betrokkene hierdoor in zijn belangen is geschaad. Aangezien betrokkene zelf nalatig is geweest in het aanpassen van zijn adres, komt het voor zijn rekening dat hij de beschikking niet tijdig heeft ontvangen. De kantonrechter concludeert dat de boete terecht is opgelegd en verklaart het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9737991 \ WM VERZ 22-251
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 29 april 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]
(hierna te noemen: betrokkene).

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 29 april 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: 10 km harder rijden dan mag binnen de bebouwde kom (verkeersbord A1).
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Betrokkene voert aan dat hij de beschikking pas 6 maanden na de gedraging heeft ontvangen, waardoor betrokkene geschaad is in zijn verdediging. Uit het dossier blijkt het volgende. Op 16 augustus 2020 is geen sprake geweest van staandehouding van de bestuurder van het voertuig, maar is er bekeurd op kenteken. De bekendmaking van de beschikking geschiedt binnen vier maanden nadat de gedraging heeft plaatsgevonden, door toezending aan het adres dat betrokkene heeft opgegeven of, indien dat niet mogelijk is en de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, aan het adres dat is opgenomen in het kentekenregister. De beschikking is voor het eerst op 21 augustus 2020 verstuurd naar betrokkene. Vervolgens zijn er twee aanmaningen verzonden op 4 november 2020 en 22 december 2020. Omdat betaling uitbleef, heeft het CJIB een zogeheten GBA-verificatie uitgevoerd op 8 februari 2021. Indien het adres anders blijkt te zijn als hetgeen is opgenomen in het kentekenregister, wordt de beschikking gezonden naar het in de basisregistratie personen vermelde adres. Vervolgens is de beschikking op 9 februari 2021 gezonden naar het in de basisregistratie personen vermelde adres.
De wet verbindt geen rechtsgevolg aan overschrijding van de in artikel 4, tweede lid, WAHV voorgeschreven termijn. De Hoge Raad heeft in het arrest van 10 mei 1994 (NJ 1994/672) overwogen dat overschrijding van bedoelde termijn slechts dan tot vernietiging van de inleidende beschikking behoort te leiden indien de betrokkene door de overschrijding rechtstreeks is geschaad in enig rechtens te respecteren belang. In het arrest van 20 juni 2000 (VR 2001/11) heeft de Hoge Raad overwogen dat een uitzondering op die regel zal moeten worden aanvaard indien het aan de betrokkene te wijten is dat de beschikking hem niet tijdig heeft bereikt. Nu de betrokkene heeft nagelaten het correspondentieadres uit het kentekenregister te laten verwijderen/te wijzigen komt het naar het oordeel van de kantonrechter voor diens eigen rekening en risico dat de inleidende beschikking hem niet tijdig heeft bereikt.
Artikel 5 WAHV bepaalt dat wanneer is vastgesteld dat een gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, maar niet meteen is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is, de boete wordt opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven. Anders dan betrokkene aanvoert gaat het er dus niet om of betrokkene zelf op de in de beschikking vermelde tijd en plaats is geweest, maar om de vraag of voldoende vaststaat dat de auto (of aanhangwagen) waarvan het kenteken op dat moment op naam van betrokkene stond daar is geweest en of daarmee de vermelde gedraging is verricht. Betrokkene heeft niet bestreden dat de gedraging is verricht met het voertuig met het [kenteken] en evenmin is in geschil dat voormeld kenteken ten name van de betrokkene in het kentekenregister staat geregistreerd. Uit de zich in het dossier bevindende foto is bovendien genoegzaam gebleken dat de gedraging is verricht met voormeld voertuig.
Dat betrokkene niet meer kan achterhalen aan wie hij zijn voertuig destijds heeft uitgeleend is een omstandigheid die voor zijn rekening en risico dient te komen. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: