In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan op 29 april 2022 in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene. De sanctie was het gevolg van een gedraging waarbij betrokkene als bestuurder in strijd heeft gehandeld met een gesloten verklaring in beide richtingen. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen.
De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de verklaring van de verbalisant in een aanvullend proces-verbaal. De verbalisant verklaarde dat de onderborden met de reguliere inrijtijden op 1 juni 2020 ter plaatse al waren aangepast, terwijl de gedraging van betrokkene meer dan vijf maanden later plaatsvond. Dit impliceert dat de bebording op de datum van de gedraging correct was. Betrokkene had in zijn verweer aangevoerd dat er verruimde laad- en lostijden waren, maar de kantonrechter oordeelde dat deze tijden slechts geldig waren van 12 mei tot 1 juni 2020, en dat de boete terecht was opgelegd.
De kantonrechter heeft geconcludeerd dat er geen reden was om de boete te matigen en heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, en de griffier. Betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de toezending van de uitspraak hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 70,00 bedraagt.