2.5Na de terinzagelegging van het ontwerp-besluit op 1 december 2020 hebben verzoekster op 18 februari 2021 en de Dassenwerkgroep Utrecht & ’t Gooi op 2 februari 2021 zienswijzen op het voorgenomen besluit ingediend. De provincie heeft op 30 maart 2021 hierop gereageerd.
3. Enige voor de beoordeling relevante wettelijke bepalingen zijn ter wille van de leesbaarheid opgenomen in de bijlage.
4. In het bestreden besluit heeft verweerder op grond van artikel 3.3, eerste lid, Wnb ontheffing verleend van:
- artikel 3.1, tweede lid, Wnb, voor zover het betreft het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten en rustplaatsen van de buizerd;
op grond van artikel 3.8, eerste lid, Wnb van:
- artikel 3.5, eerste lid, onder a, Wnb, voor zover het betreft het opzettelijk vangen van exemplaren van de kamsalamander;
- artikel 3.5, tweede lid, Wnb voor zover het betreft het opzettelijk verstoren van exemplaren van de rosse vleermuis en de kamsalamander;
- artikel 3.5, vierde lid, Wnb, voor zover het betreft het beschadigen of vernielen van voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van exemplaren van de rosse vleermuis en kamsalamander;
en op grond van artikel 3.10, tweede lid, in verband met artikel 3.8, eerste lid, Wnb van:
- artikel 3.10, eerste lid, onder a, Wnb, voor zover het betreft het opzettelijk vangen van exemplaren van de ringslang; en
- artikel 3.10, eerste lid onder b, Wnb, voor zover het betreft het opzettelijk beschadigen en vernielen van vaste voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van exemplaren van de ringslang, das, boommarter en steenmarter.
De ontheffing is verleend voor de periode 1 augustus 2021 tot en met 31 december 2023 en bevat tevens algemene voorschriften en specifieke voorschriften over onder andere de periode en locatie waarin het werk kan plaatsvinden en het treffen van bijkomende maatregelen om de gevolgen van de verstoring te beperken, zoals het inzaaien van de voormalige akker voor twee-derde deel met gras-klavermengsel ten behoeve van de das.
Verweerder stelt dat er geen bevredigende andere oplossing mogelijk is omdat de ligging van de infrastructuur vastligt en het een locatie gebonden project is, zodat geen alternatieve locatie mogelijk is (artikel 3.3, vierde lid, sub a, en artikel 3.8, vijfde lid, sub a, Wnb). Het bundelen van de infrastromen, te weten de rijksverkeersweg A27, een spoorlijn, een busbaan “Hoogwaardige openbaar vervoer verbinding” (hierna ook: HOV) en een nieuwe, omgelegde “Weg over Anna’s Hoeve”, zorgt voor oplossing van knelpunten. Daardoor is sprake van een herstel van verbindingen tussen natuurgebieden onder andere door de aanleg van een faunatunnel onder de A27 en een natuurbrug over de andere infrastructuur. De herinrichtingsmaatregelen zijn gekozen om de verbinding voor soorten optimaal te laten functioneren en zijn daarom ook locatie gebonden.
Verweerder heeft aan de ontheffing de volgende belangen ten grondslag gelegd:
- de bescherming van de flora en fauna (artikel 3.3, vierde lid, sub b onder 4, Wnb);
- het belang van de bescherming van de wilde flora en fauna of het belang van de instandhouding van de natuurlijke habitats (artikel 3.8, vijfde lid, sub b onder 1, Wnb);
- de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden of van kleinschalige bouwactiviteiten met inbegrip van het daarop volgend gebruik van het gebied of het gebouwde (artikel 3.10, tweede lid, sub a, Wnb).
Ten slotte heeft verweerder geoordeeld dat de staat van instandhouding van de buizerd, de rosse vleermuis, de kamsalamander, de boommarter en steenmarter en de das door de werkzaamheden en door de voorgestelde maatregelen geen gevaar loopt (artikel 3.3, vierde lid, sub c, en 3.8, vijfde lid, sub c. Wnb).
Voldoende inspraakmogelijkheden?