Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[erfgenaam 3]wonende te [woonplaats]
[erfgenaam 4]wonende te [woonplaats]
gedaagden
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 30 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de erfgenamen van de overledene, [XX]. De eiser, die de partner van [XX] was, had kosten gemaakt voor de uitvaart en de grafsteen van [XX] en vorderde deze kosten van de erfgenamen. De erfgenamen, bestaande uit de ouders, broer en zus van [XX], hadden de kosten van de uitvaart vergoed, maar weigerden de kosten voor de grafsteen te betalen totdat de eiser de erfstukken zou afgeven.
De kantonrechter oordeelde dat de kosten voor de grafsteen een schuld van de nalatenschap zijn en dat de erfgenamen deze kosten moeten betalen. De erfgenamen konden zich niet beroepen op opschorting van de betaling, omdat er geen sprake was van twee tegenover elkaar staande verbintenissen. De kantonrechter benadrukte dat de eiser eigenaar is van de grafrechten en dat de erfgenamen niet hadden aangetoond dat zij rechthebbende waren op deze rechten.
De kantonrechter heeft de vordering van de eiser tot betaling van € 4.228,91, vermeerderd met wettelijke rente, toegewezen. De kantonrechter heeft ook de buitengerechtelijke kosten van € 498,08 toegewezen, maar bepaald dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt. Tot slot heeft de kantonrechter partijen aangespoord om in de toekomst vreedzaam met elkaar om te gaan, gezien de emotionele situatie rondom het verlies van [XX].