ECLI:NL:RBNHO:2021:9951

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 oktober 2021
Publicatiedatum
5 november 2021
Zaaknummer
8853018 / EJ VERZ 20-384
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot boedelbeschrijving en uitvaartkosten in nalatenschap na overlijden van beide ouders

In deze zaak heeft verzoeker, een van de erfgenamen, een verzoekschrift ingediend bij de kantonrechter met betrekking tot de nalatenschap van zijn overleden ouders. De verzoeker vraagt om een notariële boedelbeschrijving en om vergoeding van de uitvaartkosten van zijn moeder, die hij heeft voorgeschoten. De verweerder, een andere erfgenaam, heeft hiertegen verweer gevoerd en stelt dat de wettelijke verdeling niet van toepassing is, omdat de langstlevende, in dit geval de moeder, inmiddels is overleden. De kantonrechter heeft op 12 oktober 2021 uitspraak gedaan en de verzoeken van de verzoeker, die gebaseerd waren op artikelen van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, afgewezen, met uitzondering van het verzoek om de uitvaartkosten ten laste van de nalatenschap te laten komen. De kantonrechter oordeelt dat de kosten van de uitvaart voor rekening van de nalatenschap komen, en dat de verzoeker gemachtigd wordt om vervangende stukken op te vragen indien administratieve bescheiden ontbreken. De overige verzoeken zijn afgewezen, en de proceskosten worden door beide partijen zelf gedragen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./repnr.: 8853018 / EJ VERZ 20-384 (SJ)
Uitspraakdatum: 12 oktober 2021
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoeker]wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. R.J. van de Leur
inzake
de nalatenschap van [erflater/vader], (erflater/vader)
geboren op [geboortedatum] te [plaats] , [land] , en overleden op [datum] te [plaats] , laatstelijk gewoond hebbende te [plaats]
en
de nalatenschap van [erflater/moeder], (erflater/moeder)
geboren op [geboortedatum] te [plaats] , [land] , en overleden op [datum] te [plaats] , laatstelijk gewoond hebbende te [plaats]
tegen
[verweerder]
wonende te [woonplaats]
verwerende partij
verder te noemen: [verweerder]
gemachtigde: mr. M.C. Leenhouts
waarbij als belanghebbende zijn aangemerkt
1.)
[belanghebbende 1] ,wonende te [land] ;
2.)
[belanghebbende 2] ,wonende te [land] ;
3.)
[belanghebbende 3], wonende op een geheim adres;
4.)
[belanghebbende 4], wonende te [land] ;
5
.) [belanghebbende 5], wonende te [plaats] ;
6.)
[belanghebbende 6], wonende te [plaats] ;
7.)
[belanghebbende 7], wonende te [plaats] ;
8.)
[belanghebbende 8], wonende te [plaats] ;
9.)
[belanghebbende 9], wonende te [plaats] .

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoekschrift ingediend, bij de griffie ontvangen op 2 november 2020.
1.2.
[verweerder] heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
Op 12 april 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.
1.4.
Bij brief van 27 juli 2021 zijn partijen in de gelegenheid gesteld om te reageren op het feit dat er een rechterswissel zal plaatsvinden. Partijen hebben afzonderlijk laten weten dat zij geen behoefte hebben aan een nieuwe zitting en dat zij akkoord gaan met het wijzen van dit vonnis door een andere rechter dan de rechter onder wiens leiding de zitting plaatsvond.

2.Feiten

2.1.
[verzoeker] , [verweerder] en belanghebbenden zijn de kinderen van erflaters en de erfgenamen van erflaters.
2.2.
Erflaters waren in algehele gemeenschap van goederen gehuwd. Erflaters hebben geen testament opgemaakt. De nalatenschappen van erflaters zijn zuiver aanvaard.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter om:
I. te bevelen dat op grond van artikel 4:16 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 677 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een notariële boedelbeschrijving dient te worden opgemaakt door een door de kantonrechter te benoemen boedelnotaris;
II. te bepalen dat de door [verzoeker] gemaakte kosten voor de uitvaart van moeder van € 3.350,78 ten laste dienen te komen van de nalatenschap;
III. te bevelen dat [verweerder] op grond van artikel 4:16 lid 4 BW over gaat tot afgifte en/of inzage aan [verzoeker] van alle zich onder hem bevindende administratieve bescheiden, in het bijzonder met betrekking tot de ervenrekening en eventuele andere aan de nalatenschap toebehorende rekeningen sinds december 2018 tot heden, binnen twee weken op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag;
IV. te bepalen, voor zover administratieve bescheiden ontbreken en nog opvraagbaar zijn, dat de boedelnotaris en [verzoeker] worden gemachtigd om vervangende stukken op te vragen;
V. de te benoemen boedelnotaris op te dragen de waarde van de nalatenschap te bepalen alsmede te bepalen welke zaken reeds uit de nalatenschap zijn onttrokken;
VI. de te benoemen boedelnotaris op te dragen een verdeling te maken van de nalatenschap, en, voor zover mogelijk, te bepalen wie van de erfgenamen welke zaken al heeft toebedeeld gekregen, alsmede een overzicht te maken van over- en onderbedeling;
VII. verweerders te veroordelen tot (terug)betaling van een door de notaris vast te stellen overbedeelde deel, dan wel in het tekort in de nalatenschap;
VIII. te bepalen dat [verweerder] door zijn onttrekkingen en handelingen als zelfbenoemd beheerder en bewindvoerder van de nalatenschap dient te worden aangemerkt als onwaardig erfgenaam waardoor het recht op (een deel van) de nalatenschap vervalt;
IX. te bepalen dat de kosten van de te benoemen notaris en de kosten van de duplicaten, zoals onder III. en IV. voor rekening van [verweerder] komen;
X. te bepalen dat de kosten van de te benoemen notaris, zoals onder I. voor rekening van [verweerder] komen alsmede tot betaling van de proceskosten.
3.2.
[verzoeker] stelt– samengevat – dat de verdeling van de nalatenschap van moeder niet heeft plaatsgevonden. Hij heeft alleen wat roerende zaken van moeder opgeslagen omdat de huurwoning van moeder moest worden ontruimd en de oudste zoon binnen enkele dagen na overlijden van moeder terug moest naar [land] . [verzoeker] meent daarom dat hij een opeisbare vordering heeft op de nalatenschap. Verder stelt [verzoeker] dat [verweerder] als zelfbenoemd beheerder en bewindvoerder van de nalatenschap op grond van artikel 4:16 lid 4 BW volledige inzage moet geven in de stukken en dat [verweerder] onrechtmatig handelt door hem, [verzoeker] , informatie te onthouden. Ook stelt [verzoeker] dat hij op grond van artikel 4:16 lid 1 BW een boedelbeschrijving mag verlangen, zodat hij kan nagaan of er zaken uit de nalatenschap zijn onttrokken. Volgens [verzoeker] had moeder een PGB van jaarlijks € 66.000,00 dat niet volledig werd verbruikt en € 40.000,00 aan gouden sieraden. [verzoeker] betwist dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal. Verder dient [verweerder] over te gaan tot uitbetaling van de door [verzoeker] gemaakte kosten ten behoeve van de uitvaart van moeder. Tot slot stelt [verzoeker] dat [verweerder] als onwaardig erfgenaam moet worden aangemerkt door zijn handelingen als zelfbenoemd beheerder en bewindvoerder.

4.Het verweer

4.1.
[verweerder] voert – samengevat – aan dat [verzoeker] geen beroep toekomt op artikel 4:16 BW omdat de wettelijke verdeling niet op de nalatenschap van moeder van toepassing is. Ook komt [verzoeker] geen beroep toe op artikel 677 Rv omdat er geen verdelingsprodecure aan de orde is. [verweerder] voert aan dat hij niet de beheerder, de bewindvoerder of de executeur is en dat van onwaardigheid geen sprake is. Volgens [verweerder] is de woning van moeder in onderling overleg uitgeruimd en zijn de roerende zaken verdeeld. Daarbij was [verzoeker] aanwezig. Moeder had geen vermogen, geen PGB of sieraden. Dit blijkt ook uit de belastingaanslagen. Vader en moeder zijn in 2012 beroofd van hun gespaarde cashgeld en sieraden. [verzoeker] wordt van de diefstal verdacht. [verweerder] voert aan dat hij slechts over geringe informatie beschikt en dat hij deze heeft overgelegd. Er staat een groot deel van de administratie op de door [verzoeker] meegenomen laptop van moeder. Indien nodig kan [verzoeker] worden gemachtigd om zelf informatie bij instellingen op te vragen. Voor het opleggen van een dwangsom bestaat dus geen aanleiding. [verweerder] voert verder aan dat het niet de taak van een boedelnotaris is om een verdeling op te maken en dat de kosten van een boedelnotaris ten laste van de nalatenschap en niet van hem komen. Uit het door [verweerder] gemaakte overzicht van baten en lasten blijkt dat er nog maar € 5.009,79 over is. Dit bedrag is bestemd voor de uitvaart/bijzetting in Vietnam. Tot slot betwist [verweerder] dat de door [verzoeker] gemaakte uitvaartkosten ten laste van de boedel moeten komen. Hij is evenwel bereid hierover te praten.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt voorop dat, zoals [verweerder] ook betoogt, artikel 4:16 BW in onderhavige zaak niet van toepassing is. Dit artikel ziet namelijk op de wettelijke verdeling. In onderhavige zaak is geen sprake (meer) van de wettelijke verdeling omdat de langstlevende – in dit geval moeder – is overleden. Verder overweegt de kantonrechter dat artikel 677 Rv evenmin van toepassing is. Dit artikel ziet op een verdelingsprocedure waarbij de rechtbank een bevel tot verdeling ten overstaan van een notaris heeft gegeven. Daarvan is geen sprake. Dit leidt tot de conclusie dat de verzoeken van [verzoeker] die op zijn gebaseerd op deze artikelen, te weten: de verzoeken onder I., III., V., VI. en VII., worden afgewezen.
5.2.
Met betrekking tot het verzoek onder IV., voor zover dat ziet op [verzoeker] , overweegt de kantonrechter als volgt. In het verweerschrift voert [verweerder] aan dat hij alle informatie die hij tot zijn beschikking heeft in de procedure heeft overgelegd. Verder heeft [verweerder] in het verweerschrift aangegeven dat [verzoeker] kan worden gemachtigd om zelf informatie bij instellingen op te vragen. [verweerder] heeft dit verzoek van [verzoeker] dan ook niet betwist en in zoverre komt het verzoek van [verzoeker] voor toewijzing in aanmerking. Het verzoek onder IX. om te bepalen dat de kosten van de duplicaten voor rekening van [verweerder] komen, wijst de kantonrechter echter af. Daarvoor is geen aanleiding. Als er al kosten zijn, dan komen die ten laste van de nalatenschap. Daarom heeft [verzoeker] echter niet verzocht.
5.3.
Op grond van artikel 4:7 BW komen de kosten van de uitvaart voor rekening van de nalatenschap. Ter zitting is gebleken dat niet (langer) in geschil is dat [verzoeker] een bedrag van € 3.350,78 heeft betaald voor de uitvaart van moeder. De door [verzoeker] in dit verband gemaakte kosten komen dan ook ten laste van de nalatenschap. Het verzoek onder II. om als zodanig te bepalen, zal daarom worden toegewezen. [verweerder] heeft ter zitting toegezegd dat de door [verzoeker] gemaakte uitvaartkosten zullen worden vergoed. De kantonrechter gaat er vanuit dat [verweerder] zich aan deze toezegging houdt.
5.4.
Het verzoek onder VIII. om [verweerder] als onwaardig erfgenaam aan te merken wijst de kantonrechter af. Gesteld noch gebleken is dat er is sprake van een situatie zoals bedoeld in artikel 4:3 lid 1 BW. Het door [verzoeker] gestelde handelen van [verweerder] als zelfbenoemd beheerder, bewindvoerder of executeur – wat hier ook van zij – valt daar niet onder.
5.5.
In de tussen partijen bestaande familierechtelijke relatie, ziet de kantonrechter aanleiding om te bepalen dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
bepaalt dat de door [verzoeker] gemaakte kosten van € 3.350,78 voor de uitvaart van moeder ten laste komen van de nalatenschap;
6.2.
bepaalt dat [verzoeker] wordt gemachtigd om, voor zover administratieve bescheiden ontbreken en nog opvraagbaar zijn, vervangende stukken op te vragen;
6.3.
wijst de overige verzoeken af;
6.4.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. van Rijn en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter