ECLI:NL:RBNHO:2021:9925

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 november 2021
Publicatiedatum
4 november 2021
Zaaknummer
C/15/320932 / KG ZA 21-518
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woning in het kader van nalatenschap en weigering tot medewerking aan verkoop

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 12 november 2021 uitspraak gedaan in een kort geding over de ontruiming van een woning die deel uitmaakt van een nalatenschap. De eisers, kinderen van de overleden erflater en erflaatster, vorderden de ontruiming van de woning omdat gedaagde sub 1, die in de woning verbleef, weigerde medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning. De rechtbank oordeelde dat gedaagde sub 1 niet had voldaan aan eerdere vonnissen die hem verplichtten om zijn medewerking te verlenen aan de verkoop. De rechtbank stelde vast dat de eisers spoedeisend belang hadden bij de ontruiming, aangezien de nalatenschap niet kon worden afgewikkeld zolang gedaagde sub 1 in de woning verbleef. De voorzieningenrechter heeft de ontruiming toegewezen, met een termijn van twee maanden voor gedaagden om de woning te verlaten. Tevens werden gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de eisers. De uitspraak benadrukt het belang van medewerking aan de afwikkeling van nalatenschappen en de gevolgen van het niet naleven van rechterlijke uitspraken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/320932 / KG ZA 21-518
Vonnis in kort geding van 12 november 2021
in de zaak van

1.[eiser 1],

wonende te [plaats 1],
tevens in haar hoedanigheid van gevolmachtigde van:
2.
[eiser 2], wonende te [plaats 2] ([land]) en
3.
[eiser 3], wonende te [plaats 3],
eisers,
advocaat mr. M.C.J. Houben te Eindhoven,
tegen

1.[gedaagde 1],

wonende te [plaats 3],
verschenen in persoon,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [plaats 3],
niet verschenen,
3.
[gedaagde 3],
wonende te [plaats 3],
niet verschenen,
4.
[gedaagde 4],
wonende te [plaats 3],
niet verschenen,
5.
[gedaagde 5],
wonende te [plaats 3],
niet verschenen,
gedaagden,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • de e-mail van 27 oktober 2021 met aanvullende producties van eisers
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van eisers.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling op 29 oktober 2021 zijn verschenen eiseres sub 1 en eiseres sub 3, bijgestaan door mr. Houben voornoemd en gedaagde sub 1 in persoon.
1.3.
Gedaagden sub 2 t/m 5 zijn niet verschenen. Tegen hen is verstek verleend.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Eisers en gedaagden sub 1 en sub 5 zijn de kinderen van de heer [erflater] overleden te [plaats 3] op 17 februari 2000 (hierna: ‘erflater’ of ‘de vader’) en mevrouw [erflaatster], overleden op 10 april 2015 te [plaats 3] (hierna: ‘erflaatster’ of ‘de moeder’).
2.2.
Gedaagde sub 2 is de echtgenote van gedaagde sub 1 en gedaagden sub 3 en 4 zijn de kinderen van gedaagden sub 1 en 2.
2.3.
Op het huwelijk van erflater en erflaatster was het Turkse huwelijksvermogensrecht van toepassing, inhoudende een uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen.
2.4.
Uit de verklaring van erfrecht die na het overlijden van erflater is verleden op
6 september 2000, blijkt dat tot de nalatenschap onder meer een woning aan de [adres] te [plaats 3] (hierna: de woning) behoort.
Op de nalatenschap is Nederlands recht van toepassing en erflaatster en de vijf kinderen hebben ieder aanspraak op 1/6e onverdeeld aandeel in de nalatenschap.
2.5.
Gedaagden sub 1 t/m 4 woonden voorafgaande aan het overlijden van erflater en erflaatster al vele jaren in bij de ouders van gedaagde sub 1 in de woning. Na het overlijden van erflaatster zijn zij in de woning blijven wonen.
2.6.
Erflaatster had niet bij testament beschikt over haar nalatenschap. Ook op de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster is Nederlands recht van toepassing. Op grond van de Nederlandse wet zijn de vijf kinderen de erfgenamen, ieder voor een gelijk deel. Dit betekent onder meer dat zij ieder voor 1/5e deel aanspraak hebben op de woning.
2.7.
Eiseres sub 1 heeft de nalatenschap van erflaatster zuiver aanvaard, de overige erfgenamen hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard. Als gevolg van die beneficiaire aanvaarding moest de nalatenschap worden vereffend. Bij beschikking van deze rechtbank van 11 april 2017 is notaris mr. M. Beubel benoemd tot vereffenaar.
2.8.
Bij (verstek)vonnis van 29 juli 2020 heeft deze rechtbank op vordering van de notaris (als gevolmachtigde van eisers en gedaagde sub 5) de wijze van verdeling gelast van de nalatenschappen en gedaagde sub 1 bevolen om (verkort weergegeven) binnen een week na betekening van het vonnis zijn medewerking te verlenen aan verkoop van de woning, op straffe van een dwangsom en met in de plaats stelling van het vonnis van de bij de opdracht aan de makelaar, de verkoop en de levering van de woning vereiste wilsverklaring en handtekening van gedaagde sub 1.
Het vonnis is op 11 maart 2021 aan gedaagde sub 1 betekend.
2.9.
Eiseres sub 1 heeft op 25 mei 2021 een verkoopopdracht verstrekt aan Teer Makelaars te [plaats 3] voor verkoop van de woning. Gedaagde sub 1 is verzocht een door hem getekende verkoopopdracht binnen twee dagen na betekening aan de makelaar te bezorgen. Aan dit verzoek heeft gedaagde sub 1 niet voldaan. Gedaagde sub 1 heeft ook geen medewerking verleend aan bezichtigingen van de woning door de makelaar.
2.10.
In een e-mail van 28 juni 2021 heeft de makelaar aan de advocaat van eisers meegedeeld dat hij begrijpt dat er een vonnis is uitgesproken maar dat hij wel de medewerking van de bewoner nodig heeft om tot verkoop over te kunnen gaan en het anders geen werkbare situatie is.
2.11.
Bij aangetekende brief van 13 juli 2021 heeft de advocaat van eisers medegedeeld dat inmiddels het maximaal vastgestelde bedrag aan dwangsommen is verbeurd en zijn gedaagden 1 t/m 4 er op gewezen dat zij zonder recht of titel in de woning verblijven. Voor zover sprake zou zijn van een gebruiksovereenkomst is deze tegen 1 september 2021 opgezegd en is verzocht de woning uiterlijk voor die datum te ontruimen met afgifte van de sleutels aan de makelaar.
2.12.
In een beschikking van 15 september 2021 van deze rechtbank is de notaris ontslagen als vereffenaar van de nalatenschap.

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen na vermindering van eis samengevat - dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, gedaagden sub 1 t/m 4 zal veroordelen de woning binnen één maand na betekening van dit vonnis met alle daarin aanwezige personen en goederen voor zover deze niet het eigendom zijn van eiseres sub 1 of van de gezamenlijke erven te ontruimen en ontruimd te houden met afgifte van de sleutels aan eiseres sub 1 en de woning verder niet meer te betreden, met hoofdelijke veroordeling van gedaagden in de kosten van dit geding, te vermeerderen met nakosten en rente.
3.2.
Eisers stellen dat zij spoedeisend belang hebben bij de ontruiming van de woning door gedaagden sub 1 t/m 4, omdat zij er belang bij hebben dat uitvoering kan worden gegeven aan de bevolen verdeling van de nalatenschap. Gedaagde sub 1 weigert tot op heden hieraan zijn medewerking te verlenen. Zij verklaren dat in het vonnis van 29 jui 2020 een dwangsom was opgenomen, maar dat die niet het gewenste resultaat heeft gehad en dat zij niet verwachten dat een hogere dwangsom wel het gewenste effect zal hebben. Gedaagden sub 1 t/m 4 verblijven zonder recht of titel in de woning, maar weigeren de woning te ontruimen.
Zij voeren verder aan dat zij gedaagde sub 5 in het geding hebben moeten betrekken omdat ook zij één van de erfgenamen is, maar ondanks verzoek daartoe, geen volmacht heeft willen geven aan eisers.
3.3.
Gedaagde sub 1 voert verweer. Hij voert aan dat hij het niet eens is met de inhoud van het vonnis van 29 juli 2020 en dat hij zich als soeverein mens niet aan dat vonnis hoeft te houden. Hij verklaart dat hij zich alleen maar hoeft te houden aan de Grondwet, niet ook aan andere wetten en regels omdat dat alleen maar systeemwetten zijn. Hij stelt dat hij om die reden ook eigenlijk niet voor de rechter hoeft te komen. Hij voert aan dat hij om een onafhankelijke taxatie van de woning had gevraagd en dat hij op enig moment van de notaris een brief ontving waarin een waarde van € 209.000,- werd genoemd, maar dat hij tegen de notaris heeft gezegd dat die waarde niet kan kloppen, gelet op de WOZ-waarde. Ook de nu door eiseres genoemde waarde van € 180.000,- à € 190.000,- kan niet juist zijn, aldus gedaagde sub 1.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vast staat dat het vonnis van 29 juli 2020 op 11 maart 2021 aan gedaagde sub 1 is betekend. Niet is gesteld of gebleken dat gedaagde sub 1 tegen dit vonnis in verzet is gekomen, zodat dit vonnis onherroepelijk is geworden. Het verweer van gedaagde sub 1 dat hij het niet eens is met dit vonnis, kan hem dus niet helpen; hij is aan dit vonnis gebonden en dient zijn medewerking te verlenen aan de tenuitvoerlegging van dat vonnis. Uit de inhoud van de stukken is voldoende aannemelijk geworden dat gedaagde sub 1 die medewerking tot nu toe niet heeft verleend en uit hetgeen hij ter zitting heeft aangevoerd blijkt dat hij dat ook niet van plan is.
4.2.
Als gevolg van die weigering is het voor de overige erfgenamen in de nalatenschap tot op heden niet mogelijk geweest om de nalatenschap af te wikkelen overeenkomstig de in voornoemd vonnis gelaste wijze van verdeling. Ter zitting is voldoende aannemelijk geworden dat in die situatie geen verandering zal komen zolang gedaagde sub 1 met zijn gezin (gedaagden 2 t/m 4) de woning bewoont. Daarom wordt geoordeeld dat eisers voldoende belang hebben bij de door hen gevorderde ontruiming. Deze zal worden toegewezen. De voorzieningenrechter zal hieraan, anders dan gevorderd, een termijn van twee maanden verbinden.
4.3.
Aangezien gedaagde sub 1 in persoon is verschenen, is de onderhavige procedure een procedure op tegenspraak en wordt op grond van het bepaalde in artikel 140 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering tegen alle gedaagden, dus ook gedaagden sub 2 t/m 5, een vonnis op tegenspraak gewezen.
4.4.
Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partijen hoofdelijk worden veroordeeld in de kosten van dit geding, tot op heden aan de zijde van eisers begroot op:
dagvaarding € 130,10
vastrecht € 309,00
salaris advocaat
€ 1.016,00
Totaal € 1.455,10
4.5.
De over deze kosten gevorderde wettelijke rente kan worden toegewezen op de wijze als hierna vermeld.
4.6.
De gevorderde veroordeling in de nakosten, is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten, alsmede de gevorderde wettelijke rente over die kosten, zullen dan ook worden toegewezen op de wijze als hierna onder ‘de beslissing’ te vermelden.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt gedaagden sub 1 t/m 4 om binnen twee maanden na betekening van dit vonnis de woning met alle daarin aanwezige personen en goederen voor zover deze niet het eigendom zijn van eiseres sub 1 of de gezamenlijke erven te ontruimen en ontruimd te houden, met afgifte van de sleutels aan eiseres sub 1 en de woning niet verder meer te betreden;
5.2.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, in die zin dat de een betalende de anderen voor dat bedrag zullen zijn bevrijd, tot betaling van de proceskosten van € 1.455,10 aan eisers, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele betaling;
5.3.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, in die zin dat de een betalende de anderen voor dat bedrag zullen zijn bevrijd, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 163,-- aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met een bedrag van € 85,-- aan salaris advocaat, indien betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en de veroordeelden niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis tot aan de dag der algehele betaling;
5.4.
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Pott Hofstede en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 12 november 2021. [1]

Voetnoten

1.type: 1155