ECLI:NL:RBNHO:2021:9642

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 november 2021
Publicatiedatum
1 november 2021
Zaaknummer
20/3459
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over geluidsoverlast door kippen en hanen van een kippenhouder en handhaving door de gemeente

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een eiser en de kippenhouder over de vraag of de hanen en kippen van de kippenhouder onaanvaardbare geluidsoverlast veroorzaken. Eiser stelt dat de geluidshinder van de hanen en kippen in strijd is met artikel 4.6a van de Algemene plaatselijke verordening Edam-Volendam 2016 (Apv). De rechtbank heeft op 29 oktober 2021 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiser heeft in 2019 een verzoek ingediend bij de gemeente om handhavend op te treden tegen de kippenhouder, omdat hij meent dat de dieren ernstige geluidshinder veroorzaken. De gemeente heeft dit verzoek afgewezen en het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 6 april 2020 hebben zowel eiser als de kippenhouder, alsook hun gemachtigden, deelgenomen. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om partijen de gelegenheid te geven tot een regeling te komen, maar het mediationtraject is niet opgestart. Op 4 oktober 2021 heeft de rechter een onderzoek ter plaatse ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kippenhouder op zijn perceel enkele kippen- en hanenhokken heeft en dat de hanen overdag buiten verblijven. Eiser heeft aangevoerd dat de hanen voor stress zorgen en dat de gemeente onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de geluidshinder.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de gemeente voldoende onderzoek heeft verricht en dat er geen sprake is van overtreding van artikel 4:6a Apv. De bevindingen van de bijzondere opsporingsambtenaren (boa's) zijn als representatief beoordeeld. De rechtbank concludeert dat er geen onaanvaardbare geluidshinder is en dat de gemeente terecht heeft besloten niet handhavend op te treden. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/3459 GEMWT H3

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

gemachtigde: mr. H.R. ten Broeke, in dienst van ARAG Rechtsbijstand,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Edam-Volendam, verweerder
gemachtigde: mr. N. Weggeman, algemeen juridisch adviseur in dienst van de gemeente.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen de belanghebbende:
[derde partij], te [woonplaats] , hierna: de kippenhouder
gemachtigde: mr. P.I.M. Houniet, in dienst van DAS Rechtsbijstand.

Procesverloop

Bij besluit van 21 november 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers verzoek om handhavend op te treden afgewezen.
Bij besluit van 28 mei 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 april 2020 door middel van een tweezijdig elektronisch communicatiemiddel (skype-beeldverbinding). Eiser en zijn gemachtigde hebben deelgenomen aan de zitting. De gemachtigde van verweerder heeft ook deelgenomen aan de zitting. De kippenhouder en zijn gemachtigde hebben tevens deelgenomen aan de zitting.
De rechtbank heeft ter zitting het onderzoek geschorst om partijen de gelegenheid te geven tot een regeling van hun geschillen te komen. Partijen hebben in juli 2021 de rechtbank bericht dat het mediationtraject niet is ingezet.
Op 4 oktober 2021 heeft de rechter samen met de griffier een onderzoek ter plekke ingesteld, waarna ter plaatse zitting is gehouden en het onderzoek is gesloten. Uitspraak is bepaald op heden.

Overwegingen

Waar gaat deze uitspraak over?
1. De zaak betreft kort gezegd een geschil over de vraag of de hanen (en de kippen) van de kippenhouder onaanvaardbare geluidsoverlast veroorzaken aan eiser en of daarmee artikel 4.6a van de Algemene plaatselijke verordening Edam-Volendam 2016 (Apv) wordt overtreden. De uitspraak gaat voorts over de vraag of verweerder tegen die (gestelde) overlast handhavend moet optreden. De rechter beantwoordt deze vraag ontkennend: verweerder is niet gehouden de kippenhouder aan te spreken. Hieronder zal de rechter toelichten waarom hij tot dat oordeel is gekomen.
Feiten
2.1
Eiser en de kippenhouder wonen schuin tegenover elkaar in het centrum van [woonplaats] . De kippenhouder woont op [adres 1] . Eiser woont op [adres 2] . Het [straat] is een smalle steeg van enkele meters breedte.
2.2
Op het perceel [adres 1] heeft de kippenhouder op het voorerf van ongeveer 25 m² enkele kippen- en hanenhokken gerealiseerd waarin thans drie hanen en twaalf kippen verblijven. Hij houdt daar nog enkele andere dieren, waaronder vissen en een of meer konijnen. Voorts houden hij en zijn gezin ook nog enige andere huisdieren, waaronder een kat. Overdag verblijven de hanen en kippen buiten op het voorerf. ’s Nachts worden de hanen opgesloten in een geluiddicht hok. [1] Het voorerf grenst aan het smalle pad waar ook voetgangers/toeristen wandelen. In de omgeving is een kerk waarvan de klokken meer geluid produceren dan de hanen. Af en toe rijdt er een gemotoriseerd voertuig (bijvoorbeeld een bromfiets) door het [straat] , dat ook meer geluid produceert dan de hanen.
2.3
Eiser heeft verweerder op 6 augustus 2019 verzocht om handhavend op te treden, omdat volgens hem de – toen nog zes - hanen en de kippen op het [straat] ernstige geluidshinder veroorzaken.
2.4
Verweerder heeft boa [2] ’s ingezet om te controleren of er sprake is van (geluid)hinder. Bij een viertal controlemomenten tussen 16 oktober en 7 november 2019 hebben zij enkele keren wel en enkele keren geen hanen- of kippengeluid gehoord. Voor zover zij gekraai hoorden, oordeelden zij dat geen sprake was van overlast. In de bezwaarfase heeft verweerder boa’s verzocht opnieuw te controleren. Hun bevindingen hebben zij in een door hen opgesteld rapport “Rapport Dagrapport waarnemingen” vermeld. Zij zijn tussen 2 februari en 3 maart 2020 een 19-tal keren gaan waarnemen. Een viertal keren namen zij het geluid van kippen of hanen waar.
2.5
Verweerder heeft zich in het primaire besluit en het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat de kippenhouder artikel 4:6a Apv niet heeft overtreden.
Beroepsgronden
3. Eiser voert aan dat de onvoorspelbaarheid en het repeterende geluid van met name de hanen voor stress voor hem en zijn partner zorgen. Deze hinder is verweerder bekend, omdat eiser reeds in april 2019 bij verweerder een door meerdere omwonenden ondertekende petitie heeft ingediend met het verzoek de geluidhinder effectiever tegen te gaan. Ten onrechte concludeert verweerder dat er geen sprake is van een overtreding. De hanen slaan door de dag heen aan op elkaar. Zij slaan ook aan op de vele toeristen die dagelijks langslopen, de kerkklokken die luiden en het leggen van een ei door een kip. Zij slaan daarnaast aan op honden. Er is bij de hanen een continue territoriumstrijd gaande op het kleine oppervlakte van het voorerf. Als de hanen om 09.00/09.30 uur uit hun hok komen, stappen eiser en zijn partner doodmoe uit bed. Eiser stelt dat verweerder onzorgvuldig en onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de geluidhinder van de hanen en kippen. Hij vindt dat het niet op zijn weg ligt om zelf een onderzoek naar de geluidsoverlast te laten uitvoeren, maar dat heeft hij in de beroepsfase alsnog gedaan. Eiser heeft een geluidsmetingrapport overgelegd van [bedrijf] B.V. Volgens eiser laat dit onderzoek zien dat er sprake is van geluidsoverlast. Daarnaast laten de resultaten zien dat er sprake is van meerdere overschrijdingen per dag van volgens hem geldende geluidsgrenswaarden.
Standpunt verweerder
4. Verweerder voert aan dat hij voldoende onderzoek heeft verricht. Uit het door de boa’s opgesteld rapport “Rapport Dagrapport waarnemingen” blijkt dat de boa’s 21 controlemomenten hebben uitgevoerd. De controles bestonden eruit dat de boa’s zich telkens gedurende ongeveer 10 minuten ophielden in de directe omgeving van de gemelde overlast. De controle die de boa’s hebben verricht, acht verweerder deugdelijk en representatief. Daarnaast stelt verweerder dat er geen indicatie was dat er een andere methode van onderzoek gebruikt had moeten worden. [3] Verweerder heeft betwist dat de onderzoeksresultaten van [bedrijf] B.V. tot de conclusie leiden dat sprake is van overlast.
Wat staat er in artikel 4:6a Apv?
5. Voor de beoordeling van de rechtbank is artikel 4:6a “(Geluid)hinder door dieren” van de Apv in de afdeling over “Geluidhinder en verlichting” van belang. In dit artikel is het volgende bepaald:
“Degene die buiten een inrichting in de zin van de Wet Milieubeheer de zorg heeft voor een dier, moet voorkomen dat dit voor een omwonende of overigens voor de omgeving (geluid)hinder veroorzaakt.”
De beoordeling
5.1
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 4:6a Apv, anders dan enige andere bepalingen in die verordening en geluidhinderbepalingen in bijvoorbeeld het Activiteitenbesluit milieubeheer, geen objectief bepaalbare normen zijn gesteld voor de beoordeling of sprake is van geluidhinder door dieren.
5.2
Tegen die achtergrond volgt de rechtbank eiser niet in zijn stelling dat het onderzoek door (de boa’s voor) verweerder onzorgvuldig is geweest. Verweerder heeft zich om die reden op de rapportages van de boa’s mogen baseren. Verweerder heeft op basis van die bevindingen terecht geconcludeerd dat van geluidhinder in de zin van artikel 4:6a Apv geen sprake is en was. De boa’s hebben enkele keren het geluid van kraaiende hanen en kakelende kippen gehoord, maar meestal hoorden zij dergelijk geluid niet. Zij beoordeelden het gekraai niet als hinderlijk voor omwonenden als bedoeld in de Apv-bepaling.
5.3
Het rapport van [bedrijf] B.V. dat eiser heeft ingebracht, leidt niet tot een ander oordeel. In dat rapport wordt geconcludeerd dat uit metingen op enkele dagen in augustus 2020 in het huis van eiser zou volgen dat maximaal toegestane piekwaarden van geluid zouden zijn overschreden. In dat rapport wordt verwezen naar normen voor maximaal toegestane piekgeluiden en langtijdgemiddelde niveaus in geluidgevoelige ruimten als kamers in woningen en maximaal toegestane gemiddelde geluidsniveaus aan de gevel van woningen. Met name in de dag- en avondperiode zou door het geluid van kraaiende hanen in geluidsgevoelige ruimten maximale piekwaarden zijn overschreden. Er zijn twee redenen waarom die bevindingen niet overtuigen. Enerzijds zijn in artikel 4:6a Apv de door [bedrijf] B.V. bedoelde normen, zoals hiervoor reeds vastgesteld, niet opgenomen voor de bepaling of sprake is van geluidhinder. Maar anderzijds, als die normen bij gebrek aan concrete normen naar analogie toch enige rol zouden mogen spelen, volgt uit het rapport nog niet dat die normen zijn overschreden. Die metingen van geluiden in de woningen hebben, zo is niet in geschil, plaatsgevonden met een open raam. Daarom is geen sprake van meting van het geluidsniveau in geluidgevoelige ruimten, maar in wezen van een meting aan de gevel. De door de onderzoeker voor maximaal toegestane geluidsbelasting aangehaalde normen aan de gevel wordt niet overschreden, omdat de maximaal gemeten piekwaarde van het hanengeluid 64 dB(A) bedroeg en de maximaal toegestane waarde aan de gevel overdag volgens de onderzoeker 70 dB(A) en ’s avonds 65 dB(A) bedraagt.
5.4
De conclusie is dat eiser, zelfs als zou moeten worden uitgegaan van de door de onderzoeker aangehaalde normen, van overschrijding daarvan geen sprake is. Voorts duiden de bevindingen van de boa’s evenmin op hinder door geluid van kraaien van hanen of kakelen van kippen. Dit betekent dat de rechtbank niet kan vaststellen dat er sprake is (geweest) van een overtreding van artikel 4:6a Apv, zodat verweerder het verzoek om handhaving terecht heeft afgewezen.
5.5
Bij zijn oordeel heeft de rechtbank nog laten meewegen, dat de rechter, tijdens de descente die ruim een uur duurde, met name tijdens de zitting in de woonkamer van eiser een haan dan wel hanen wel een enkele keer heeft horen kraaien, maar niet de indruk heeft gekregen dat dit geluid onevenredig of onaanvaardbaar veel overlast of hinder gaf.
5.6
Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat de kippenhouder ter zitting heeft verklaard dat hij en zijn echtgenote weliswaar niet bereid zijn de hanen – al dan niet op termijn – te verhuizen naar elders, maar dat hij geen nieuwe hanen wenst en ook niet zal nemen als de nog resterende drie hanen zijn komen te overlijden. Die toezegging staat. Daaruit volgt dat de door eiser en zijn partner ervaren geluidhinder van de hanen op den duur minder zal worden en uiteindelijk voorbij zal zijn. Daarnaast merkt de rechtbank nog op dat de situatie op het voorerf om andere redenen minder wenselijk kan worden geacht, omdat tijdens de descente bleek dat de diergaarde ongedierte, met name ratten, aantrekt. Maar die constatering betekent niet dat eiser daarmee artikel 4:6a Apv heeft overtreden.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H.M. Bruin, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Belhaj, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Over de bouwsels op het voorerf heeft - op verzoek van eiser - een afzonderlijk handhavingstraject gelopen dat inmiddels is afgerond.
2.Bijzondere opsporingsambtenaren en dus toezichthouders.
3.Hij verwijst naar de uitspraak van de Raad van State van 1 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1542.