ECLI:NL:RBNHO:2021:9628

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 oktober 2021
Publicatiedatum
1 november 2021
Zaaknummer
8169031 \ CV EXPL 19-17842
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door blikseminslag en redelijke maatregelen van de vervoerder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 13 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en American Airlines INC. De passagier had een vordering ingesteld wegens een vertraging van meer dan drie uur van haar vlucht van Amsterdam naar Charlotte (VS) op 25 november 2018. De passagier vorderde compensatie van € 600,00 op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. De vervoerder, American Airlines, betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een blikseminslag die had plaatsgevonden tijdens de voorafgaande vlucht. De vervoerder stelde dat zij alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te beperken, waaronder het inschakelen van engineers voor een verplichte inspectie van het toestel na de blikseminslag.

De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder inderdaad had aangetoond dat de vertraging was veroorzaakt door een buitengewone omstandigheid en dat zij alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te beperken. De rechter wees de vordering van de passagier af en veroordeelde haar tot betaling van de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor luchtvaartmaatschappijen om adequaat te reageren op onvoorziene omstandigheden en de rol van de rechter in het beoordelen van de redelijkheid van de genomen maatregelen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8169031 \ CV EXPL 19-17842
Uitspraakdatum: 13 oktober 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiseres
hierna te noemen de passagier
gemachtigde mr. H. Yildiz
tegen
de rechtspersoon naar het recht van de plaats van haar vestiging
American Airlines INC.
gevestigd te Wilmington, Delaware (Verenigde Staten van Amerika)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 17 oktober 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam naar Londen en van Londen naar Charlotte (VS) op 25 november 2018, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging. De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering en doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Hij voert aan dat de gezagvoerder tijdens de uitvoering van de voorafgaande vlucht van Philadelphia (VS) naar Londen constateerde dat het toestel mogelijk was getroffen door bliksem. Doorgaans veroorzaakt een blikseminslag geen schade aan het toestel. De romp van een toestel is zo ontworpen dat het de meeste “lightning strikes” kan weerstaan. Evengoed diende er een verplichte “lightning strike inspection” van het toestel plaats te vinden om zeker te stellen dat alle “entry” en “exit” punten gevonden waren. De vervoerder heeft na de landing van het toestel op Londen Heathrow direct engineers ingeschakeld om de inspectie uit te voeren. Tijdens de inspectie hebben de engineers op verschillende punten schade geconstateerd. Aan de hand van het “Structural Repair Manual” (“SRM”) van Airbus diende vervolgens vastgesteld te worden of de schade binnen de aldaar genoemde limieten viel. Uit het onderzoek aan de hand van het SRM bleek dat de schade binnen de limieten viel, althans mocht er na tijdelijke reparaties, weer met het toestel worden gevlogen. De vlucht is uiteindelijk met een vertraging van 3 uur en 12 minuten aangevangen met een vertraging van 3 uur en 7 minuten uitgevoerd.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op haar eindbestemming Charlotte. Gelet hierop is de vervoerder compensatie verschuldigd, tenzij de vervoerder kan aantonen dat de vertraging is veroorzaakt door een buitengewone omstandigheid die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet kon worden voorkomen, in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.3.
Niet in geschil is dat het toestel voorafgaand aan de onderhavige vlucht is getroffen door bliksem, waarna een verplichte inspectie van het toestel heeft plaatsgevonden. Een blikseminslag betreft een van buiten komende oorzaak waarna een veiligheidsinspectie moet plaatsvinden. Deze gebeurtenissen zijn niet inherent aan de normale uitoefening van de activiteit van de luchtvaartmaatschappij en levert in de onderhavige zaak dan ook een buitengewone omstandigheid op die doorwerkt op de vlucht.
5.4.
De passagier heeft gesteld dat de vervoerder niet heeft aangetoond maatregelen te hebben getroffen om een eventuele vertraging te voorkomen Volgens de passagier was de vervoerder er om 03:05 UTC mee bekend dat sprake was van een blikseminslag, te weten meer dan 10 uur voor de geplande vertrektijd van de vlucht. Deze periode was volgens de passagier voldoende voor één of meerdere beslissingen van de vervoerder om wel of geen ander vliegtuig in te zetten, wel of geen bemanning vrij te maken etcetera. De vervoerder heeft hier tegen in gebracht dat de gezagvoerder de blikseminslag kort voor 03:05 UTC heeft waargenomen en daar om 03:05 UTC melding van heeft gemaakt, nadat hij de stappen uit de “non-normal checklist” had doorlopen. Dit was volgens de vervoerder 50 minuten na vertrek van de voorgaande vlucht. Het terugkeren naar Philadelphia en het vervangen van het toestel zou volgens de vervoerder nodeloos twee vluchten hebben vertraagd, waarbij de totale vertraging zou zijn opgelopen, zelfs indien de vervoerder onmiddellijk een vervangend toestel uit haar vloot had kunnen vrijmaken. Dit was dus volgens de vervoerder geen gunstiger alternatief. Het invliegen van een toestel vanuit de VS zou de vertraging niet, althans niet significant hebben beperkt en dit kon van de vervoerder niet worden gevergd, omdat de vervoerder dan twee lege vluchten moest uitvoeren.
5.5.
De kantonrechter acht gelet op de toelichting van de vervoerder voldoende aannemelijk dat het terugkeren naar Philadelphia na de constatering van de blikseminslag en het inzetten van een vervangend toestel de vertraging in kwestie niet had beperkt. Daarnaast is de kantonrechter met de vervoerder van oordeel dat het invliegen van een leeg toestel vanuit de VS, uit het oogpunt van de mogelijkheden van zijn onderneming, niet van de vervoerder gevergd kon worden. De passagier heeft niet betwist dat de vervoerder, geconfronteerd met de omstandigheden, ervoor heeft gezorgd dat bij aankomst engineers gereed stonden en onmiddellijk de vereiste inspecties en tijdelijke reparaties heeft uitgevoerd, waardoor de vertraging beperkt is gebleven tot 3 uur en 7 minuten. De passagier heeft verder niet gesteld wat er in de gegeven omstandigheden nog meer van de vervoerder kon worden verwacht. De kantonrechter oordeelt gelet op het voorgaande dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te beperken.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat zij ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagier, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 248,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagier tot betaling van € 62,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter