In deze zaak heeft Airhelp Limited, een rechtspersoon naar buitenlands recht gevestigd in Hong Kong, een vordering ingesteld tegen TUI Airlines Nederland B.V. wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De vlucht in kwestie, van Ibiza naar Amsterdam op 13 september 2017, had meer dan drie uur vertraging opgelopen. Airhelp vorderde een schadevergoeding van € 400,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, omdat de passagier haar vorderingsrecht had overgedragen aan Airhelp.
De vervoerder, TUI Airlines, betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een zware storm die leidde tot een besluit van de luchtverkeersleiding om de capaciteit van de luchthaven Schiphol te beperken. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende had aangetoond dat de vertraging uitsluitend het gevolg was van deze buitengewone omstandigheden. De rechter stelde vast dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur was aangekomen, wat in beginsel recht gaf op compensatie volgens de Verordening. Echter, de kantonrechter concludeerde dat de vervoerder niet alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te voorkomen en wees de vordering van Airhelp af.
De proceskosten werden toegewezen aan de vervoerder, en Airhelp werd veroordeeld tot betaling van deze kosten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen in situaties van vertraging en de noodzaak om adequaat te reageren op onvoorziene omstandigheden.