ECLI:NL:RBNHO:2021:9535

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 oktober 2021
Publicatiedatum
28 oktober 2021
Zaaknummer
15/996517-12
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraffen en beroepsverbod opgelegd in megazaak beleggingsfraude bij IB Capital

Op 28 oktober 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de megazaak Cayenne, waarin twee verdachten, Michel Geurkink en een medeverdachte, zijn veroordeeld tot gevangenisstraffen van maximaal vier jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan grootschalige en internationale beleggingsfraude, waarbij slachtoffers werden bewogen tot het investeren van aanzienlijke bedragen in valuta via de vennootschappen IB Capital en IB Capital FX. De fraude vond plaats tussen 2011 en 2012 en resulteerde in een schade van circa 575.000 euro voor twee Nederlandse slachtoffers. De rechtbank stelde vast dat de redelijke termijn voor het onderzoek was overschreden, maar dat de complexiteit van de zaak dit rechtvaardigde. De verdachten kregen ook een beroepsverbod opgelegd voor vijf jaar, en de rechtbank gelastte de openbaarmaking van het vonnis zonder anonimiteit. De rechtbank concludeerde dat de verdachten door hun handelen het vertrouwen in de financiële markten ernstig hebben geschaad en dat hun daden aanzienlijke schade hebben veroorzaakt voor de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/996517-12
Uitspraakdatum: 28 oktober 2021
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 24, 27 en 28 september 2021 en 8 en 14 oktober 2021 in de zaak tegen:
MichelGeurkink,
geboren op 15 januari 1972 te Winterswijk ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R. van Staden ten Brink en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman mr. E. van Reydt, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
De strafzaak tegen de verdachte is gelijktijdig behandeld met de strafzaak tegen [medeverdachte] (15/996515-12 en 15/996500-16) en de rechtbank doet in beide zaken gelijktijdig uitspraak.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), ten laste gelegd dat hij zich, kort en zakelijk weergegeven, heeft schuldig gemaakt aan:
feit 1:
medeplegen van oplichting van twintig in de tenlastelegging genoemde personen in de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 november 2012, waarbij die personen zouden zijn bewogen tot het overboeken van geldbedragen (GBP, USD, EUR) op rekeningen van IB Capital FX LLP/IB Capital FX (NZ) LLP van (omgerekend in euro) in totaal circa EUR 850.000 als inleg voor beleggingen in de handel in valuta;
en/of
feit 2:
medeplegen, in diezelfde periode, van verduistering van de door een groot aantal personen (waaronder de hiervoor genoemde 20 personen) ten behoeve van diezelfde valutahandel ingelegde bedragen van in totaal EUR 2.275.810,44 en/of USD 3.596.131,37 vanaf rekeningen ten name van IB Capital Corp (bij banken op Cyprus en de Seychellen) en bedragen van in totaal USD 31.000.000 en/of EUR 250.000 vanaf rekeningen ten name van IB Capital FX LLP (bij ING Bank N.V.);
feit 3:
medeplegen van witwassen van de hiervoor onder feit 2 genoemde bedragen in diezelfde periode, hetzij in de vorm van gewoontewitwassen/opzetwitwassen (primair) hetzij in de vorm van schuldwitwassen (subsidiair).
De volledige tekst van de tenlastelegging is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Voorvragen

2.1.
De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie (rechtsmacht)
Volgens de verdediging geldt ten aanzien van onderdelen van de tenlastelegging ter zake de feiten 2 (verduistering) en 3 (gewoontewitwassen) dat een toereikende grondslag voor de vestiging van rechtsmacht op grond van artikel 2 en/of 7 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) ontbreekt. Het betreft hier met name de onttrekkingen aan de door IB Capital Corp aangehouden Cypriotische EUR- en USD-rekeningen, die door verdachte vanuit Hongarije
- niet tenlastegelegd als pleegplaats van verduistering – althans op Cyprus zijn gedaan. In het verlengde hiervan heeft de verdediging betoogd dat de rechtsmacht ter zake de doorsluizing van de Cypriotische gelden – als onderdeel ten laste gelegd als witwassen onder feit 3 – ontbreekt. Het dossier ontbeert een fundament voor vaststelling dat ter zake genoemde witwastransactie gedragingen hebben plaatsgevonden die ook (deels) in Nederland zijn verricht.
Onderzocht dient te worden of rechtsmacht op grond van art. 2 en/of 7 Sr bestaat. De beoordeling daarvan dient uit te gaan van de grondslag van de tenlastelegging.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte, die de Nederlandse nationaliteit bezit, tot 7 maart 2011 en vanaf 24 februari 2012 woonachtig was in Nederland. [medeverdachte] , die eveneens de Nederlandse nationaliteit bezit, was in 2011 en 2012 eveneens woonachtig in Nederland. Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij zich samen met een ander en/of anderen schuldig heeft gemaakt aan oplichting, verduistering en gewoontewitwassen. Nog daargelaten of op verduistering en gewoontewitwassen in Cyprus en op de Seychellen in 2011/2012 straf is gesteld, waardoor Nederland rechtsmacht zou krijgen, bestaat er in ieder geval Nederlandse rechtsmacht op grond van de gedragingen die in Nederland zijn verricht door de in Nederland wonende medepleger.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van de verdachte.
2.2
Conclusie ten aanzien van de voorvragen
De rechtbank heeft ook overigens vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder feit 1, feit 2 en feit 3 primair ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van verduistering, nu niet kan worden bewezen dat hij en zijn medeverdachte(n) de gelden ‘anders dan door misdrijf’ onder zich hadden.
Met betrekking tot feit 3 heeft de raadsman betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het medeplegen van de onder dit feit ten laste gelegde transacties naar Maverick Capital Holding Ltd, nu de verdachte niet op de hoogte was van deze ‘onttrekking’ aan de gezamenlijke buit. Gelet op de tegenstrijdigheid tussen deze overboekingen enerzijds en het gezamenlijke plan tot het witwassen en verdeling van de onttrokken gelden anderzijds, kan niet worden bewezen dat de verdachte medepleger is van de witwashandelingen bestaande uit de overboekingen van USD 5.000.000 en EUR 250.000 van de ING-rekening naar Maverick Capital Holding Ltd. De verdachte dient van die witwashandelingen te worden vrijgesproken.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 3 primair ten laste gelegde feiten op grond van de redengevende feiten en omstandigheden die zijn opgenomen in de bewijsmiddelen in bijlage 2 bij dit vonnis. Van het onder 2 ten laste gelegde feit wordt de verdachte vrijgesproken.
3.3.1
Oplichting
Inleiding
De verdachte wordt onder feit 1 verweten dat hij als medepleger betrokken was bij de oplichting van twintig in de tenlastelegging genoemde personen. Deze personen hebben in de periode november 2011 tot en met mei 2012 bedragen overgeboekt op bankrekeningen van IB Capital FX LLP (IB Capital FX) bij ING Bank N.V. (ING) als inleg voor de handel in valuta (
forex trading).
IB Capital FX was een onder Engels recht opgerichte en in het Verenigd Koninkrijk bij Companies House ingeschreven
limited liability partnership. Onder de naam IB Capital FX (NZ) LLP (IB Capital FX (NZ)) was de vennootschap ook ingeschreven in het Nieuw-Zeelandse register van overzeese vennootschappen en in Nieuw-Zeeland geregistreerd als Financial Service Provider om vanuit dat land financiële diensten te verlenen. IB Capital FX was in november 2011 gekocht door de verdachte. De verdachte en de medeverdachte kenden elkaar sinds 2004, toen zij hebben samengewerkt bij FX Nevis, een vennootschap die actief is geweest in de valutahandel en waarbij Nederlandse beleggers zijn opgelicht. Voor hun rol daarbij zijn beiden in 2009 strafrechtelijk vervolgd.
Op 12 december 2011 werd de medeverdachte
membervan IB Capital FX, samen met een Belizaanse vennootschap waarvan hij de enig aandeelhouder was. Vervolgens werd hij op 16 december 2011 bij Companies Office in Nieuw-Zeeland en in het Financial Service Provider Register ingeschreven als enig bestuurder van IB Capital FX (NZ). Op 19 december 2011 opende de medeverdachte vervolgens een euro bankrekening bij ING op naam van IB Capital FX met nummer [bankrekeningnummer 1] . In januari 2012 werden door de medeverdachte daarnaast nog bij ING een euro rekening met nummer [bankrekeningnummer 2] geopend en de daaraan gekoppelde valutarekeningen [bankrekeningnummer 3] (USD) en [bankrekeningnummer 4] (GBP).
IB Capital FX beschikte over een online beleggingsplatform (MT4) waarop gehandeld kon worden in valuta. Het platform werd digitaal van actuele handelsgegevens en de benodigde liquiditeit voorzien door CFH Markets, een in Londen gevestigde onderneming die de handel in (onder andere) valuta ondersteunt. Op de internationale valutamarkt kunnen winsten worden behaald door het gebruikmaken van koersverschillen: men koopt valuta en belegt op basis van de inschatting dat de relatieve waarde daarvan zal stijgen of dalen ten opzichte van andere valuta. De klanten van IB Capital FX handelden niet zelf op het online handelsplatform. Dat werd voor hun rekening en risico gedaan door Global Forex Management FX, die optrad als
introducing brokervoor IB Capital FX. Global Forex Management FX is de handelsnaam van Stadler Ltd (Stadler), een vennootschap die in 2010 door de verdachte is verkocht aan de Amerikaan [naam 1] ). De handel op het platform van IB Capital FX door Global Forex Management FX werd door [naam 1] verricht samen met de eveneens Amerikaanse [naam 2] .
In november 2011 kwamen [naam 1] en [naam 2] in contact met de Australiër [naam 3] . [naam 3] wierf via zijn bedrijf Investment Intelligence Corporation Pty Ltd. onder de naam “ProphetMax” betalende leden van een beleggingsgroep. Voor die betalende leden organiseerde hij “webinars”, lezingen op internet waarin hij beleggingsadvies gaf. Op basis van de informatie die [naam 3] ontving over Global Forex Management FX en IB Capital FX besloot [naam 3] een beleggingsprogramma aan te bieden onder de naam “ProphetMax Managed FX”, waaraan de leden van ProphetMax konden deelnemen. Die deelname hield in dat deze beleggers een klantrelatie (‘Trading Agreement’) aangingen met IB Capital FX. Op basis van die overeenkomst boekten de beleggers geld over naar IB Capital FX als inleg voor beleggingen in de handel in valuta, waarbij Global Forex Management FX voor hun rekening en risico zou gaan handelen op het platform van IB Capital FX. Om commerciële redenen (voorkomen van rechtstreeks contact tussen leden van ProphetMax en Global Forex Management FX) verwijst [naam 3] in eerste instantie naar Global Forex Management FX als de “proprietary trading group” en wordt de identiteit van Global Forex Management FX als handelende partij niet bekend gemaakt. Pas in april 2012 wordt de beleggers meegedeeld dat Global Forex Management FX de “Proprietary Trading Group” is die voor hun rekening en risico handelt op het platform van IB Capital FX.
Begin 2012 kwam [naam 3] in contact met de Amerikaan [naam 4] . [naam 4] wierf onder de naam “The Elevation Group” eveneens betalende leden voor een eigen beleggingsgroep. [naam 4] bood [naam 3] de mogelijkheid om via webinars en op andere wijze leden van The Elevation Group te benaderen om deel te nemen aan ProphetMax Managed FX.
Uiteindelijk zijn in totaal 1366 uniek traceerbare personen met diverse nationaliteiten via ProphetMax Managed FX een klantrelatie aangegaan met IB Capital FX, uit hoofde waarvan namens hen is belegd in valuta op het platform van IB Capital FX. Zeer veel van deze klanten zijn via [naam 4] en The Elevation Group geworven aan het begin van 2012.
Als broker kon IB Capital FX ervoor kiezen de door Global Forex Management FX namens beleggers op het platform geplaatste transacties door te zetten naar de internationale valutamarkt via CFH Markets (
a-booking) of de transacties op eigen boek te houden en zelf als tegenpartij op te treden van de beleggers (
b-booking). In het laatste geval is het belang van IB Capital FX bij de betreffende transactie tegengesteld aan het belang van de belegger bij die transactie: een transactie die wordt afgesloten met winst voor de belegger leidt tot een verlies ter grootte van hetzelfde bedrag voor IB Capital FX en omgekeerd leidt een transactie die wordt afgesloten met verlies voor de belegger tot een winst ter grootte van hetzelfde bedrag voor IB Capital FX.
Op 16 en 17 mei 2012 is door [naam 1] en [naam 2] voor rekening en risico van de deelnemers aan ProphetMax Managed FX intensief gehandeld op het handelsplatform van IB Capital FX. Op die twee dagen (in onderlinge correspondentie tussen de verdachte, de medeverdachte, [naam 1] en [naam 2] ook als “
D-day” of “
losing day” aangeduid) vindt 92% van het totale aantal valutatransacties plaats dat is verricht op dat platform. Al die transacties worden door IB Capital FX afgewikkeld via
b-booking. De transacties op die twee dagen leiden uiteindelijk op 17 mei 2012 tot een verlies voor de beleggers (en dus, in verband met de
b-booking, een winst ter grootte van hetzelfde bedrag voor IB Capital FX) ter grootte van in totaal USD 23.963.686,42 (omgerekend naar USD tegen de toen geldende omrekenkoersen).
De rechtbank moet beoordelen of de twintig in de tenlastelegging genoemde beleggers zijn opgelicht bij het overmaken van geld ten behoeve van de handel in valuta op het platform van IB Capital FX en zo ja, of en in hoeverre de verdachte bij die oplichting betrokken was. Wat dit laatste betreft, moet de rechtbank beoordelen of het opzet van de verdachte op die eventuele oplichting was gericht en of zijn bijdrage daaraan kan worden aangemerkt als die van een medepleger.
Wanneer is sprake van oplichting?
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat het kenmerk van oplichting als bedoeld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is dat de verdachte door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen bij de ander een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft willen roepen om daarvan misbruik te kunnen maken (ECLI:NL:HR:2016:2889). Daartoe moet de verdachte één of meer van de in de wet bedoelde oplichtingsmiddelen hebben gebruikt om de ander te bewegen tot bepaalde gedragingen, zoals het aangaan van een schuld of de afgifte van goederen of geldbedragen. Niet vereist is dat het oplichtingsmiddel rechtstreeks wordt aangewend jegens degene die wordt bewogen tot de desbetreffende handelingen.
Van het in het bestanddeel “bewegen tot” tot uitdrukking gebrachte causaal verband is sprake als voldoende aannemelijk is dat het slachtoffer mede onder invloed van de door het betreffende oplichtingsmiddel in het leven geroepen onjuiste voorstelling van zaken is overgegaan tot die bepaalde gedragingen. Oplichting kan ook indirect plaatsvinden door tegenover een (niet-strafbare) tussenpersoon het oplichtingsmiddel aan te wenden, mits de verdachte daarbij heeft gehandeld met het in art. 326 Sr bedoelde oogmerk.
Het antwoord op de vraag of de ander mede onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken is bewogen tot bepaalde gedragingen, is in sterke mate afhankelijk van de omstandigheden van het geval. In algemene zin kunnen tot die omstandigheden behoren de mate waarin de in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid het beoogde slachtoffer aanleiding had moeten geven die onjuiste voorstelling van zaken te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen. Daarnaast kan de persoonlijkheid van het slachtoffer een rol spelen, zoals zijn leeftijd en verstandelijke vermogens.
Tot slot moet voor een bewezenverklaring van oplichting worden bewezen dat de verdachte heeft gehandeld met het oogmerk om zichzelf en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen.
Oplichting door een samenweefsel van verdichtsels en door het aannemen van een valse hoedanigheid
Uit het hiervoor aangehaalde standaardarrest van de Hoge Raad inzake oplichting leidt de rechtbank verder af dat het bij het oplichtingsmiddel “een samenweefsel van verdichtsels” in de kern gaat om gesproken en/of geschreven uitingen, die bij de ander een op meer dan een enkele leugenachtige mededeling gebaseerde onjuiste voorstelling van zaken in het leven kunnen roepen. Daarvan kan sprake zijn als meerdere duidelijk van elkaar te scheiden leugens kunnen worden aangewezen, maar ook als een leugenachtige mededeling van voldoende gewicht, in combinatie met andere aan de verdachte toe te rekenen omstandigheden, tot misleiding van het beoogde slachtoffer kan leiden.
Bij de oplichtingsmiddelen die bestaan uit het aannemen van een valse naam of een valse hoedanigheid, gaat het er in de kern om dat het handelen van de verdachte ertoe kan leiden dat bij de ander een onjuiste voorstelling van zaken in het leven wordt geroepen met betrekking tot de 'persoon' van de verdachte, hetzij wat betreft diens naam, hetzij wat betreft diens hoedanigheid, waarbij die onjuiste voorstelling van zaken in het leven wordt geroepen teneinde daarvan misbruik te maken. Het verwijt dat een verdachte zich als een 'bonafide' deelnemer aan het rechtsverkeer heeft gepresenteerd, is met betrekking tot het aannemen van een valse hoedanigheid slechts relevant als zo een presentatie als bonafide (potentiële) wederpartij berust op voldoende specifieke gedragingen die in de desbetreffende context erop zijn gericht bij het beoogde slachtoffer een onjuiste voorstelling van zaken in het leven te roepen teneinde daarvan misbruik te maken.
Dat het bij de strafbaarstelling van oplichting gaat om gevallen waarin de verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling van zaken in het leven wil roepen teneinde daarvan misbruik te kunnen maken, brengt mee dat aldus niet slechts het vertrouwen wordt beschermd van die ander tegen vermogensnadeel dat hij lijdt, maar ook meer algemeen het vertrouwen dat het publiek ten behoeve van het maatschappelijk en economisch verkeer tot op zekere hoogte mag stellen in de oprechtheid waarmee anderen aan dit verkeer deelnemen. Voor de beoordeling van het gewicht van het gehanteerde oplichtingsmiddel is daarom ook relevant de omstandigheid dat misbruik wordt gemaakt van een in het maatschappelijk verkeer geldend verwachtingspatroon.
Er kunnen zich gevallen voordoen waarin hetzelfde gedrag van de verdachte meebrengt dat van meerdere oplichtingsmiddelen gebruik is gemaakt. In zo een geval kan dit gedrag als het gebruikmaken van meer dan een oplichtingsmiddel worden tenlastegelegd en bewezenverklaard; daarbij behoeft de rechter niet te kiezen uit die oplichtingsmiddelen omdat die keuze voor de strafrechtelijke betekenis van het bewezenverklaarde niet van belang is, aldus de Hoge Raad.
Oplichting van de twintig in de tenlastelegging genoemde personen
Op basis van de bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat de verdachte en de medeverdachte door het aannemen van een valse hoedanigheid en een samenweefsel van verdichtsels de twintig in de tenlastelegging genoemde personen in de periode van 1 november 2011 tot en met 17 mei 2012 door oplichting hebben bewogen tot de afgifte van geldbedragen ten behoeve van de handel in valuta op het handelsplatform van IB Capital FX.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat alle twintig in de tenlastelegging genoemde beleggers door één of meer oplichtingsmiddelen indirect (via [naam 3] ) zijn bewogen tot inleg van de in de tenlastelegging gespecificeerde bedragen ten behoeve van de valutahandel door Global Forex Management FX (voor rekening en risico van die beleggers) op het online platform van IB Capital FX. Met het oog daarop hebben de verdachte, de medeverdachte, [naam 1] en [naam 2] in hun onderlinge correspondentie en bij hun contact met [naam 3] en anderen gebruikt gemaakt van aliassen: de verdachte gebruikte de naam “Marc Janssen”, de medeverdachte de naam “Liam Dunne”, [naam 1] de naam “Kevin Clarke” en [naam 2] de naam “Bill Breen”.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting blijkt dat de verdachte en zijn medeverdachte gebruik hebben gemaakt van alle in de tenlastelegging opgesomde oplichtingsmiddelen. De oplichtingsmiddelen zullen hieronder worden besproken. De rechtbank ziet daarbij aanleiding het vijfde in de tenlastelegging genoemde oplichtingsmiddel, als zijnde het meest omvattende middel, als eerste te bespreken:

Oplichtingsmiddel V:
Gebleken is dat de verdachte en de medeverdachte samen met [naam 1] en [naam 2] van begin af aan beoogd hebben de beleggers uiteindelijk verlies te laten lijden door middel van
b-bookingvan de transacties die door Global Forex Management FX ( [naam 1] en [naam 2] ) voor rekening en risico van de beleggers werden verricht op het online handelsplatform van IB Capital FX. De bedoeling was op enig moment door te blijven handelen totdat er grote verliezen voor de beleggers zouden zijn ontstaan (en als gevolg van
b-bookingdus een winst ter grootte van hetzelfde totaalbedrag voor IB Capital FX). Die winst zou dan worden verdeeld tussen verdachte, de medeverdachte, [naam 1] en [naam 2] . Uiteindelijk zijn op 17 mei 2012 inderdaad grote “verliezen” geleden door de beleggers. Al ruim voor dat moment werd door verdachte, de medeverdachte, [naam 1] en [naam 2] gesproken over D-day, “
losing month” en “
losing day”.
De verdachte, de medeverdachte en hun Amerikaanse collega’s hebben hun heimelijke afspraak over het opzettelijk veroorzaken van verliezen voor de beleggers en het creëren van winst voor henzelf door middel van
b-booking,waarbij zij op enig moment opzettelijk en langdurig vele transacties zouden aangaan totdat het beoogde verlies voor de beleggers was gerealiseerd, verzwegen tegenover [naam 3] en de beleggers. Illustratief in dit verband is een opname van een skypegesprek tussen de verdachte en de medeverdachte op 30 juli 2012, waarin de verdachte zegt dat er iets is “wat niemand weet, behalve jij, ik [naam 1] en [naam 2] ”, namelijk “wat er echt is gebeurd”: “hun traden voor hun en hun hebben verloren, punt. En hun weten niet dat wij samenwerken”.
Met het verzwijgen van deze heimelijke afspraak hebben de verdachte en de medeverdachte in strijd met de waarheid voorgewend dat zij bonafide financiële dienstverleners waren, met bonafide commerciële bedoelingen. Aldus hebben zij door middel van een specifieke gedraging (het verzwijgen van de geheime afspraak) op ernstige wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat de twintig beleggers erin mochten stellen dat hun wederpartij, IB Capital FX, en daarbij werkzame personen (de verdachte en de medeverdachte) te goeder trouw deelnamen aan het handelsverkeer. De beleggers hoefden er niet op bedacht te zijn dat IB Capital FX het oogmerk had een contract met hen aan te gaan dat, door middel van geheime afspraken met derden, uiteindelijk altijd tot verlies voor de beleggers zou moeten gaan leiden.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de verdachte en de medeverdachte met gebruikmaking van een valse hoedanigheid de twintig beleggers hebben bewogen tot de inleg van bedragen ten behoeve van de belegging in valuta op het handelsplatform van IB Capital FX.

Oplichtingsmiddel I:
De verdachte en de medeverdachte hebben samen met [naam 1] en [naam 2] onwaarheden verteld aan [naam 3] over het door Global Forex Management FX in de periode oktober 2007 tot oktober 2011 behaalde rendement. Die onwaarheden zijn in eerste instantie door “Kevin Clarke” ( [naam 1] ) en “Bill Breen” ( [naam 2] ) aan [naam 3] verteld en daarna door IB Capital FX op verzoek van [naam 3] bevestigd in een ongedateerde brief van oktober 2011 en in een brief van 20 februari 2012. [naam 3] heeft die op leugens gebaseerde resultaten van Global Forex Management FX vervolgens gepresenteerd aan de deelnemers van ProphetMax Managed FX in een webinar van 13 oktober 2011 en in een webinar van 22 februari 2012. Dat deze uitgingen onwaar zijn, is door de verdachte en zijn medeverdachte niet weersproken en volgt al uit het feit dat Global Forex Management in veruit het grootste deel van de genoemde periode nog niet actief is geweest.

Oplichtingsmiddel II:
De onwaarheden met betrekking tot het rendement van Global Forex Management FX zijn zoals gezegd door IB Capital FX bevestigd in de hiervoor genoemde brieven aan [naam 3] van oktober 2011 en 20 februari 2012. [naam 3] heeft vervolgens naar deze brieven verwezen bij zijn presentaties aan de beleggers van ProphetMax Managed FX. Daarmee hebben de verdachte en zijn medeverdachte aan [naam 3] en (indirect) de twintig beleggers voorgewend dat de financiële instelling waar de “Proprietary Trading Group” zijn rekening had, de (verzonnen) rendementen van de handelaren van deze groep kon bevestigen.
Uit het dossier blijkt niet dat één of meer van de tien in de tenlastelegging onder Groep 2 genoemde beleggers bewogen zijn tot het overboeken van hun inleg door (onder andere) de onterechte verwijzing naar audits door KPMG in de brief van IB Capital FX van 20 februari 2012. De verdachte zal daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging partieel moeten worden vrijgesproken.

Oplichtingsmiddel III:
In zowel het webinar van 13 oktober 2011 als het webinar van 22 februari 2012 heeft [naam 3] aan de deelnemers van ProphetMax Managed FX verteld dat de “Proprietary Trading Group” alleen zou worden beloond als de inleggers van het ProphetMax Managed FX programma winst zouden maken. Uit het dossier (in het bijzonder ook de door de beleggers getekende contracten met IB Capital FX) en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting blijkt dat de verdachte en de medeverdachte zelf actief naar [naam 3] en de beleggers hebben uitgedragen dat Global Forex Management FX (althans haar handelaren) alleen zouden worden beloond als zij voor de beleggers winst zou realiseren op het handelsplatform. Dat de handelaren (Global Forex Management FX/ [naam 1] en [naam 2] ) alleen bij winst zouden worden beloond was echter onjuist. Het tegendeel was het geval: zoals hiervoor is beschreven, hebben de verdachte en de medeverdachte samen met [naam 1] en [naam 2] van begin af aan immers beoogd de beleggers verlies te laten lijden en was het hun bedoeling als gevolg van het
b-bookenvan de transacties zelf voordeel te behalen door dat verlies.

Oplichtingsmiddel IV:
Tegenover [naam 3] (en via de webinars indirect ook aan de deelnemers aan het ProphetMax Managed FX programma) is in strijd met de waarheid voorgewend dat er slechts een beperkt aantal transacties per maand zou worden verricht door de handelaren op het platform van IB Capital en dat per transactie het risico zou worden beperkt. De verdachte heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting verklaard dat hij mededelingen van die strekking aan [naam 3] heeft gedaan.
Uit de transactieoverzichten van 16 en 17 mei 2012 blijkt echter dat er op die twee dagen respectievelijk 119025 en 15600 transacties zijn verricht (92% van het totale aantal transacties dat is verricht op het platform van IB Capital FX). Van een beperkt aantal transacties met een beperkt risico is in het geheel geen sprake geweest en dat was ook nadrukkelijk zo beoogd door de beide verdachten en hun Amerikaanse mededaders.
Concluderend is voor de rechtbank duidelijk dat ieder van de twintig genoemde personen onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken is bewogen tot het overboeken van het bedrag of de bedragen die met betrekking tot die persoon worden vermeld in de tenlastelegging. Ten aanzien van ieder van hen is sprake van oplichting door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, waarbij gebruik is gemaakt van één of meer van de hiervoor beschreven oplichtingsmiddelen.
Betrokkenheid van de verdachte: medeplegen en oogmerk
Zoals hiervoor beschreven, blijkt uit het dossier en de verklaring van de verdachte dat hij en zijn medeverdachte, samen met [naam 1] en [naam 2] , van begin af aan beoogd hebben de beleggers uiteindelijk verlies te laten lijden door middel van
b-bookingvan de transacties die door de handelaren van Global Forex Management FX ( [naam 1] en [naam 2] ) voor rekening en risico van de beleggers zouden worden verricht. Grote verliezen voor de beleggers zouden voor IB Capital FX een winst opleveren ter grootte van hetzelfde bedrag en die winst zou worden verdeeld tussen de verdachte, de medeverdachte, [naam 1] en [naam 2] . De verdachte heeft deze gang van zaken ter terechtzitting bevestigd. Het bedrieglijke van het handelen van de verdachte en zijn medeverdachten vond zijn kern in de geheime afspraak die ertoe strekte dat de beleggers nooit winst zouden kunnen maken omdat Global Forex Management FX namens hen net zo lang zou doorhandelen tot er een verlies ontstond dat in verband met
b-bookingwinst zou opleveren voor de verdachte, de medeverdachte, [naam 1] en [naam 2] . De verdachte speelde in onderlinge taakverdeling tussen de verdachten een belangrijke rol. Binnen deze taakverdeling waren [naam 1] en [naam 2] degenen die met het geld van de beleggers handelden in valuta op het platform van IB Capital FX, verzorgde de verdachte het grootste deel van de communicatie naar [naam 3] en zijn organisatie en was de medeverdachte degene die onder andere het beheer voerde over de ontvangen gelden. Hieruit volgt niet alleen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte, de medeverdachte en de mededaders [naam 1] en [naam 2] bij de oplichting van de twintig beleggers, maar ook dat de verdachte en de medeverdachte het oogmerk hebben gehad om zichzelf en hun Amerikaanse mededaders daardoor wederrechtelijk te bevoordelen.
3.3.2
Verduistering en witwassen
Inleiding
De verdachte wordt onder feit 2 verweten dat hij als medepleger betrokken was bij de verduistering van geldbedragen die door een groot aantal personen zijn ingelegd ten behoeve van de handel in valuta. Onder feit 3 is, kort gezegd, aan de verdachte verweten dat hij als medepleger betrokken was bij het (gewoonte)witwassen van diezelfde bedragen.
In 3.3.1 is beschreven hoe de verdachte en zijn medeverdachte hun werkzaamheden in verband met de handel in valuta hebben vormgegeven in de periode vanaf november 2011. Vanaf dat moment hebben zij gebruik gemaakt van de Engelse vennootschap IB Capital FX LLP, die in Nieuw-Zeeland was ingeschreven onder de naam IB Capital FX (NZ) LLP en beschikte over bankrekeningen bij ING. Voorafgaand aan deze periode waren zij al betrokken bij de handel in valuta vanuit een andere vennootschapsstructuur. De tenlastelegging ten aanzien van verduistering en witwassen ziet mede op de eerdere periode, vóór de herstructurering in november 2011.
De periode voor de herstructurering
In augustus 2010 heeft de verdachte IB Capital LP aangekocht, een vennootschap die was ingeschreven in Nieuw-Zeeland. Middellijk bestuurder van deze vennootschap is [naam 5] , die een algemene volmacht heeft afgegeven aan de verdachte. Eveneens in augustus 2010 heeft de verdachte een vennootschap in de Seychellen aangekocht. De naam van deze vennootschap wordt in oktober 2010 gewijzigd in IB Capital Corp. Van deze vennootschap is [naam 5]
nominee director. De verdachte is zelf enig aandeelhouder en beschikt ook hier over een algemene volmacht. IB Capital Corp heeft bankrekeningen bij de Bank of Cyprus en de FBME Bank in Cyprus en bij de BMI Offshore Bank in de Seychellen.
Vanuit IB Capital LP werden vanaf het najaar van 2010 Nederlandse klanten benaderd ten behoeve van investeringen in de handel in valuta. In oktober 2010 heeft de medeverdachte Spot Forex Holding Ltd. en Spot Forex Services Ltd. opgericht, twee Engelse vennootschappen waarvan hij zelf aandeelhouder en bestuurder werd. Vanuit deze vennootschappen en uit naam van Capital Invest Londen Ltd. (‘Capilo’) was hij als
introducing brokerbetrokken bij het werven van klanten voor de handel in valuta op het platform van IB Capital LP. De klanten kregen de instructie om hun inleg over te maken op de rekeningen van IB Capital Corp in Cyprus. IB Capital Corp stond juridisch niet in (concern)verband met hun wederpartij IB Capital LP.
3.3.3.1 Vrijspraak van verduistering
- vrijspraak ten aanzien van verduistering van de tegoeden op de IB Capital Corp. rekeningen
De verdachte wordt verweten dat hij zich voorafgaand aan de herstructurering naar de zogenoemde IB Capital FX-structuur als medepleger heeft schuldig gemaakt aan de verduistering van tot op dat moment door klanten ingelegde geldbedragen. Het zou gaan om in totaal EUR 2.275.810,44 en USD 3.596.131,37, welke bedragen zijn weggesluisd vanaf rekeningen ten name van IB Capital Corp bij banken op Cyprus en de Seychellen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken, nu niet kan worden bewezen dat hij en zijn medeverdachte(n) de gelden ‘anders dan door misdrijf’ onder zich hadden.
In de visie van de officier van justitie zijn ten aanzien van de door de klanten vóór de herstructurering ingelegde gelden twee momenten relevant, waarop de handelingen van de verdachte en de medeverdachte als verduistering zijn te kwalificeren:
  • Het eerste moment vond plaats toen de klanten van IB Capital LP, na instructie daartoe van de zijde van de verdachte en de medeverdachte, hun inleg hebben overgemaakt op de rekeningen van IB Capital Corp in Cyprus, terwijl zij met deze vennootschap geen contractuele relatie waren aangegaan. Van IB Capital Corp was de verdachte de uiteindelijke begunstigde. Terwijl het eigenlijk de bedoeling was dat IB Capital LP het geld van haar klanten zou ontvangen en beheren, leidde de onterechte betaalinstructie naar IB Capital Corp ertoe dat de verdachte en de medeverdachte zich het geld hebben toegeëigend. Daarom was na overboeking van de inleg door de klant direct sprake van een voltooide verduistering, aldus de officier van justitie. De rechtbank volgt de officier van justitie hierin niet. Van verduistering van geld is sprake wanneer een verdachte zich dit geld opzettelijk en wederrechtelijk toe-eigent, terwijl hij het geld daarvoor eerst anders dan door misdrijf onder zich heeft gekregen. Dat laatste bestanddeel is in dit feitencomplex niet vervuld. Als de wederrechtelijke toe-eigening direct plaatsvindt bij het overboeken van het geld door de klant, is er immers geen moment te onderkennen waarop de verdachte en de medeverdachte het geld anders dan door misdrijf onder zich hebben gehad.
  • Het tweede moment vond plaats bij de herstructurering, toen de oude structuur van IB Capital LP en IB Capital Corp werd beëindigd en overging naar de nieuwe IB Capital FX (NZ) LLP structuur. Uit het dossier en de verklaringen van de verdachte blijkt dat het grootste deel van de door klanten ingelegde gelden op de rekeningen van IB Capital Corp niet is terugbetaald aan de klanten en ook niet is overgeboekt naar de rekeningen van IB Capital FX bij ING. In plaats daarvan zijn deze gelden vanaf de rekeningen van IB Capital Corp doorgeboekt naar diverse andere rekeningen in meerdere landen en uiteindelijk grotendeels verdeeld onder (vennootschappen gelieerd aan) de verdachte, de medeverdachte, [naam 1] en [naam 2] . De officier van justitie kwalificeert deze gang van zaken als verduistering. Naar het oordeel van de rechtbank stuit een bewezenverklaring van verduistering ook bij dit feitencomplex af op het delictsbestanddeel dat de weggesluisde gelden anders dan door misdrijf moeten zijn verkregen. De verdachte heeft bij zijn verhoren ondubbelzinnig verklaard dat ook in deze periode al sprake is geweest van oplichting. Hij had met de medeverdachte toen al de geheime afspraak dat de klanten nooit winst zouden maken, omdat er net zo lang zou worden gehandeld tot er verlies zou ontstaan, welk verlies in het b-book winst zou opleveren voor de verdachte en de medeverdachte. Deze verklaringen van de verdachte vinden uitgebreid steun in het dossier, onder andere in de verklaringen van klanten uit de betreffende periode die als getuige hebben aangegeven welke onjuiste informatie hen door de verdachte en de medeverdachte is voorgespiegeld. De rechtbank komt daarom tot het oordeel dat er sterke aanwijzingen zijn dat de klanten binnen de oude structuur van IB Capital LP en IB Capital Corp door oplichting zijn bewogen tot de afgifte van geld ten behoeve van de handel in valuta. Deze ingelegde gelden, die uiteindelijk door de verdachte en de medeverdachte zijn weggeboekt en verdeeld, zijn daarom niet anders dan door misdrijf verkregen. Dit staat aan een bewezenverklaring van verduistering in de weg.
- vrijspraak ten aanzien van verduistering van de tegoeden op de IB Capital FX rekeningen bij ING
De verdachte wordt voorts verweten dat hij zich na de herstructurering als medepleger heeft schuldig gemaakt aan de verduistering van in totaal USD 31.000.000 en EUR 250.000 vanaf rekeningen ten name van IB Capital FX LLP bij ING. Dit geld was afkomstig van de klanten van IB Capital FX, die voornamelijk via [naam 3] en [naam 4] zijn geworven. De officier van justitie heeft hierbij aangetekend dat het geld dat afkomstig is van de twintig klanten die in de tenlastelegging onder feit 1 bij naam zijn genoemd, van een bewezenverklaring moet worden uitgesloten. Dit aangezien het geld van deze klanten bewijsbaar is verkregen middels oplichting en de verdachten het daarom niet anders dan door misdrijf onder zich hebben gekregen. De rechtbank is van oordeel dat er sterke aanwijzingen zijn dat ook de rest van de klantgelden die zijn gestort op de rekeningen van IB Capital FX bij ING door oplichting zijn verkregen. Zoals eerder vermeld, volgt uit het dossier en uit de verklaringen van de verdachte dat - kort gezegd - de verdachte en zijn medeverdachte(n) van meet af aan hebben gehandeld met kwade intenties, die ertoe strekten zichzelf op bedrieglijke wijze te verrijken ten koste van de klanten van hun ogenschijnlijk bonafide organisatie. Deze sterke aanwijzingen voor oplichting bij het verkrijgen van de gelden van de klanten zijn met een veroordeling wegens verduistering van het daaruit ontstane banktegoed onverenigbaar.
Het voorgaande leidt ertoe dat de verdachte integraal van verduistering moet worden vrijgesproken.
3.3.3.2 Witwassen
De verdachte wordt onder feit 3 verweten dat hij als medepleger betrokken was bij het witwassen van de gelden die de klanten zowel voorafgaand aan de herstructurering als daarna hebben ingelegd ten behoeve van de handel in valuta. Dit is primair aan de verdachte en zijn medeverdachte ten laste gelegd als gewoontewitwassen, althans opzetwitwassen. Subsidiair is dit ten laste gelegd als schuldwitwassen.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde medeplegen van gewoontewitwassen. Daarbij gaat het om alle onder feit 3 in de tenlastelegging genoemde bedragen, te weten in totaal EUR 2.275.810,44 en USD 3.596.131,37 vanaf rekeningen ten name van IB Capital Corp en bedragen van in totaal USD 31.000.000 en EUR 250.000 vanaf rekeningen ten name van IB Capital FX LLP. Ook alle transacties in de tenlastelegging die hierop zijn gevolgd kunnen bewezen worden verklaard. Uit de bewijsmiddelen volgt dat het geld van eigen misdrijf van de verdachten afkomstig is en dat de herkomst daarvan vervolgens door hen is verborgen en verhuld. Dit is gebeurd door het geld door middel van series van overboekingen en het omzetten (zo betaalde de verdachte twintigduizend euro aan een Nederlands bedrijf om een televisie met loudspeakers te installeren in Hongarije) steeds verder buiten het zicht van de gerechtigden te brengen.
Ten aanzien van het witwassen van de tegoeden op de ING-rekening van IB Capital FX LLP heeft de verdediging betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het medeplegen van de onder dit feit ten laste gelegde transacties naar Maverick Capital Holding Ltd (Maverick), nu de verdachte niet op de hoogte was van deze overboekingen.
De rechtbank overweegt hierover het volgende. Op 22 juni 2012 is een bedrag van USD 25.000.000,- overgeboekt naar een rekening ten name van Buda-Cash Brokerhaz Zrt te Hongarije, onder vermelding van "Company Investment Wexford International Ltd," Vervolgens is dit bedrag via verschillende schijven terechtgekomen op drie verschillende bankrekeningen die worden aangehouden op Cyprus en Slowakije en op naam staan van rechtspersonen die zijn gevestigd op de Seychellen en Belize en direct of indirect zijn gelieerd aan de verdachte en zijn medeverdachte. De verdachte heeft verklaard dat dit geld – uiteindelijk – is verdeeld tussen hemzelf, de medeverdachte, [naam 1] en [naam 2] . Uit het dossier blijkt dat er voorts op 17 juli 2012 een bedrag van USD 5.000.000 en een bedrag van EUR 250.000 is overgeboekt naar rekeningnummer 6911231 ten name van Maverick Capital Holding Ltd. [medeverdachte] staat voor dit bedrijf geregistreerd als "derde partij tot relatie/Ultimate Beneficiary Owner" en als "wettelijke vertegenwoordiger”.
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat deze overboekingen op gespannen voet staan met het gezamenlijke plan tot het witwassen en verdelen van de onttrokken gelden. Daardoor ontbreekt overtuigend bewijs dat de verdachte medepleger is van de witwashandelingen die betrekking hebben op de ‘Maverick bankrekening’.
Concluderend komt de rechtbank komt tot een bewezenverklaring op grond van de bewijsmiddelen die in bijlage 2 bij dit vonnis zijn opgenomen, met uitzondering van de bedragen die zijn overgeboekt naar Maverick Capital Holding. De rechtbank zal de verdachte van dat gedeelte van de tenlastelegging partieel vrijspreken.
De rechtbank is van oordeel dat het handelen van de verdachte en zijn medeverdachte moet worden aangemerkt als gewoontewitwassen, nu het hier gaat om het over een langere periode veelvuldig overboeken van uit misdrijf afkomstige gelden.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 3 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
feit 1
hij in de periode van 1 november 2011 tot en met 17 mei 2012, in Nederland en/of in Hongarije en/of in Australië
,en/of in de Verenigde Staten van Amerika, telkens tezamen en in vereniging met anderen telkens met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels,
Groep 1:
a. [belegger 1] (geboren op [geboortedatum] ), en
b) [belegger 2] (geboren op [geboortedatum] ), en
c) [belegger 3] (geboren op [geboortedatum] ), en
d) [belegger 4] (geboren op [geboortedatum] ), en
e) [belegger 5] (geboren op [geboortedatum] ), en
f) [belegger 6] (geboren op [geboortedatum] ), en
g) [belegger 7] (geboren op [geboortedatum] ), en
h) [belegger 8] (geboren op [geboortedatum] ), en
i. [belegger 9] (geboren op [geboortedatum] ), en
j) [belegger 10] (geboren op [geboortedatum] ), en
Groep 2:
k) [belegger 11] (geboren op [geboortedatum] ), en
1) [belegger 12] (geboren op [geboortedatum] ), en
m) [belegger 13] (geboren op [geboortedatum] ), en
n) [belegger 14] (geboren op [geboortedatum] ), en
o) [belegger 15] (geboren op [geboortedatum] ), en
p) [belegger 16] (geboren op [geboortedatum] ), en
q) [belegger 17] (geboren op [geboortedatum] ), en
r) [belegger 18] (geboren op [geboortedatum] ), en
s) [belegger 19] (geboren op [geboortedatum] ), en
t) [belegger 20] (geboren op [geboortedatum] ),
heeft bewogen en/of doen bewegen tot de (girale) afgifte van een of meer geldbedragen, op (een) bankrekening(en) bij: Bank of Cyprus, (genummerd: [bankrekeningnummer 5] en/of [bankrekeningnummer 6] ) en/of ING Bank N.V., (genummerd: [bankrekeningnummer 1] en/of [bankrekeningnummer 2] en/of [bankrekeningnummer 4] en/of [bankrekeningnummer 3] )
te weten:
a. [belegger 1] tot afgifte van één of meer geldbedragen van (in totaal circa) GBP 20.000,-, en
b) [belegger 2] tot afgifte van één of meer geldbedragen van (in totaal circa) USD 15.000,-, en
c) [belegger 3] Ham tot afgifte van één of meer geldbedragen van (in totaal circa) EUR 8.500,-, en
d) [belegger 4] tot afgifte van één of meer geldbedragen van (in totaal circa) USD 87.000,-, en
e) [belegger 5] tot afgifte van één of meer geldbedragen van (in totaal circa) USD 10.000,-, en
f) [belegger 6] tot afgifte van één of meer geldbedragen van (in totaal circa) USD 79.964,-, en GBP 15.000,-, en
g) [belegger 7] tot afgifte van één of meer geldbedragen van (in totaal circa) USD 19.984,41, en
h) [belegger 8] tot afgifte van in ieder geval enig geldbedrag , en
i. [belegger 9] tot afgifte van in ieder geval enig geldbedrag, en
j) [belegger 10] tot afgifte van in ieder geval enig geldbedrag en
k) [belegger 11] tot afgifte van één of meer geldbedragen van (in totaal circa) USD 20.000,-, en
l) [belegger 12] tot afgifte van één of meer geldbedragen van (in totaal circa) USD 14.989,-, en
m) [belegger 13] tot afgifte van één of meer geldbedragen van (in totaal circa) USD 9.970,-, en
n) [belegger 14] tot afgifte van één of meer geldbedragen van (in totaal circa) USD 14.971,-, en
o) [belegger 15] tot afgifte van één of meer geldbedragen van (in totaal circa) USD 20.000,-, en
p) [belegger 16] tot afgifte van één of meer geldbedragen van (in totaal circa) USD 41.775,70, en
q) [belegger 17] tot afgifte van in ieder geval enig geldbedrag, en
r) [belegger 18] tot afgifte van één of meer geldbedragen van (in totaal circa) USD 39.970,-, en
s) [belegger 19] tot afgifte van één of meer geldbedragen van (in totaal circa) USD 20.000,-, en
t) [belegger 20] tot afgifte van één of meer geldbedragen van (in totaal circa) USD 49.975,-, en
immers hebben verdachte en mededaders, telkens met voornoemd oogmerk -zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid, middellijk of onmiddellijk
I. voorgewend en/of doen voorwenden dat
de ‘Proprietary Trading Group’ althans degene(n) die namens/voor (rekening en risico van) de inleggers/deelnemers in/aan de/het ProphetMax Managed FX dienst/programma de valutahandel (zal/zullen) verricht(en)
(met betrekking tot de personen uit Groep 1):
in de periode (oktober) 2007 - (oktober) 2011, althans de voorgaande vier jaar
- elke (geïnvesteerde) 10.000 dollar heeft/hebben omgezet in 223.477 dollar (netto), en/of
- een rendement van gemiddeld (ongeveer) 9 procent (netto) per maand heeft/hebben behaald, althans een uitstekend/hoog rendement heeft/hebben behaald, en/of
- in (slechts) drie maanden verlies heeft/hebben geleden,
en/of
(met betrekking tot de personen uit Groep 2):
in de periode (oktober) 2007 tot en met (januari) 2012, althans de voorgaande ruim vier jaar
- elke (geïnvesteerde) 10.000 dollar heeft/hebben omgezet in 270.649 dollar en/of 281.082 dollar en/of 251.000 dollar, en/of
- een rendement van gemiddeld (ongeveer) 8,9/9 procent (bruto) en/of 6,6/6,7 procent (netto) per maand heeft/hebben behaald, althans een uitstekend/hoog rendement heeft/hebben behaald, en/of
- in (slechts) drie maanden verlies heeft/hebben geleden, en/of
II. voorgewend en/of doen voorwenden dat
de bank/(financiële) instelling waar de ‘Proprietary Trading Group’, althans degene(n) die namens/voor (rekening en risico van) de inleggers/deelnemers in/aan de/het ProphetMax Managed FX dienst/programma de valutahandel (zal/zullen) verricht(en), zijn/hun rekening heeft, en/of waar de valutahandel in het kader van de/het ProphetMax Managed FX dienst/programma plaatsvindt en/of zal plaatsvinden:
(met betrekking tot alle personen uit Groep 1 en Groep 2)
- de (uitstekende/hoge) resultaten/rendementen van die/de proprietary trading group, althans degene(n) die namens/voor (rekening en risico van) de inleggers/deelnemers in/aan de/het ProphetMax Managed FX dienst/programma de valutahandel (zal/zullen) verricht(en), kan bevestigen,
III. voorgewend en/of doen voorwenden dat
de ‘Proprietary Trading Group’, althans degene(n) die namens/voor (rekening en risico van) de inleggers/deelnemers in/aan de/het ProphetMax Managed FX dienst/programma de valutahandel (zal/zullen) verricht(en), alleen word(t)(en) beloond indien de inleggers/deelnemers winst maken (met 20% en/of 25% van die winst, althans met een percentage van die winst),
en/of
de ‘Proprietary Trading Group’, althans degene(n) die namens/voor (rekening en risico van) de inleggers/deelnemers in/aan de/het ProphetMax Managed FX dienst/programma de valutahandel (zal/zullen) verricht(en), geen (financieel) belang hebben bij verlies(latende transacties) (voor rekening en risico) van de inleggers/deelnemers, en/of
IV. voorgewend en/of doen voorwenden dat
de ‘Proprietary Trading Group’, althans degene(n) die namens/voor (rekening en risico van) de inleggers/deelnemers in/aan de/het ProphetMax Managed FX dienst/programma de valutahandel (zal/zullen) verricht(en):
- slechts een (beperkt) aantal transacties per maand en/of per handelsdag zal/zullen verricht(en), en/of
- per transactie het risico zal/zullen beperken tot maximaal 3% van het kapitaal (van de inlegger/deelnemer in/aan het ProphetMax Managed FX dienst/programma), en/of
- het risico (van verlies) bij de valutahandel (voor rekening van de inleggers/deelnemers in/aan het ProphetMax Managed FX dienst/programma) zal/zullen beheersen en/of beperken,
en/of
V. voorgewend en/of doen voorwenden dat
IB Capital FX (NZ) LLP (een) bonafide en/of integere en/of betrouwbare financiële dienst verlener en/of broker is, (onder andere) door te verzwijgen en/of doen verzwijgen dat:
(de personen achter/handelend onder de naam van) IB Capital FX (NZ) LLP (een) afspraak/afspraken hebben gemaakt, dan wel heimelijk nauw hebben samengewerkt, met de proprietary trading group, althans degenen die namens/voor rekening en risico van de inleggers/deelnemers aan de/het ProphetMax Managed FX dienst/programma de valutahandel (zullen) verricht(en),
waardoor bovengenoemde personen werden bewogen tot de (girale) afgifte van bovengenoemde geldbedrag(en),
Feit 3.
Primair
hij, in de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 november 2012, in Haarlem en/of Hoofddorp en/of Amsterdam en/of Winterswijk, althans in Nederland, en/of in het Verenigd Koninkrijk en/of Oostenrijk en/of Hongarije en/of Cyprus en/of Nieuw-Zeeland en/of Australië en/of de Verenigde Staten en/of Hongarije en/of Slowakije en/of Marokko en/of Frankrijk en/of de Seychellen en/of Belize en/of Letland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, telkens van geldbedragen, (te weten: van (in totaal)
EUR 2.275.810,44 en/of USD 3.596.131,37 (bestaande uit:
- EUR 1.792.691,19 en/of USD 739.000,- (overgeboekt van (een) rekening(en) t.n.v. IB Capital Corp. bij de Bank of Cyprus, naar (een) rekening(en) t.n.v. IB Capital Corp. bij de BMI Offshore Bank in de Seychellen (en vervolgens (enig deel daarvan) op de volgende wijze verder overgeboekt:
- EUR 41.595,- (naar een rekening t.n.v. Spot Forex Services Ltd. bij de ING Bank NV. in Nederland), en
- EUR 248.038,- (naar een rekening t.n.v. Capilo Ltd. bij de Choice Bank Ltd. in Belize), en
- EUR 470.000,- (naar een rekening t.n.v. [medeverdachte] bij de Banque Populaire in Marokko), en
- EUR 770.133,- (naar twee bankrekeningen t.n.v. [verdachte] bij de UniCredït Bank in Hongarije en Slowakije), en
- EUR 50.019,- (naar een rekening t.n.v. MG Management bij de Valartis Bank AG in Liechtenstein), en
- EUR 20.019,- (naar een rekening t.n.v. [naam 6] Beeld en Geluid), en/of
- USD 600.025,- (naar een rekening t.n.v. [verdachte] bij de UniCredit Bank in Slowakije), en
- USD 10.025,- (naar een rekening t.n.v. [naam 2] bij de Wachovia Bank))), en/of
- EUR 483.119,25 en USD 1.733.691,37 (overgeboekt van (een) rekening(en) t.n.v. IB Capital Corp. bij de Bank of Cyprus, via (een) rekening(en) bij de USB Bank in Cyprus, naar (een) rekening(en) t.n.v. IB Capital Corp. bij de FBME Bank in Cyprus (en vervolgens op de volgende wijze verder overgeboekt:
- EUR 611.355,65 (naar een rekening t.n.v. [verdachte] bij de UniCredit Bank in Slowakije), en
- EUR 247.300,- (naar een rekening t.n.v. Neotex Advanced Ltd. bij de FBME Bank in Cyprus), en
- USD 359.000,- (naar een rekening t.n.v. Coddan Management Ltd.), en
- USD 302.440,- (naar een rekening t.n.v. Starline Management Ltd.), en
- USD 462.000,- (naar een rekening t.n.v. [verdachte] bij de UniCredit Bank in Slowakije))), en
- de geldbedragen die daaropvolgend zijn door-/overgeboekt, overgedragen en/of omgezet,
en
USD 31.000.000 en EUR 250.000 (bestaande uit:
- USD 25.000.000,- (overgemaakt van een rekening t.n.v. IB Capital EX LLP bij de ING Bank N.V., naar Buda Cash Brôkerhéz Zrt. in Hongarije), en
- USD 1.000.000,- (overgemaakt van een rekening t.n.v. IB Capital FX LLP bij de ING Bank N.V., naar een bankrekening bij de Caye International Bank Ltd. in Belize (met de omschrijving “Stadler Ltd.”)), en
- de geldbedragen die daaropvolgend zijn door-/overgeboekt, overgedragen en/of omgezet),
de werkelijke aard en/of de herkomst heeft verborgen en/of verhuld,
en/of
heeft verborgen en/of verhuld wie op bovengenoemde geldbedragen de rechthebbende(n) is/zijn
en/of
die geldbedrag(en) heeft overgedragen en/of omgezet en/of van dat/die geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte en
/ofzijn mededader(s) wist(en) dat die geldbedrag(en), geheel of gedeeltelijk - middellijk en/of onmiddellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte en
/ofzijn mededader(s) hiervan een gewoonte hebben gemaakt.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
feit 3 primair
medeplegen van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Als bijzondere voorwaarden heeft de officier van justitie gevorderd dat hij, kort gezegd, geen zakelijke bankrekening zal openen in Nederland of daarbuiten en voorts geen particuliere bankrekening zal openen in het buitenland.
Daarnaast heeft de officier van justitie als bijkomende straf een beroepsverbod gevorderd voor de duur van vijf jaar voor de uitoefening van werkzaamheden als:
  • (feitelijk of juridisch) bestuurder van binnenlandse of buitenlandse vennootschappen;
  • beleggingsadviseur;
  • vermogensbeheerder;
  • handelaar in financiële producten en valuta (met inbegrip van cryptovaluta); en
  • handelaar in daarvan afgeleide of daaraan onderliggende waarden.
Tot slot vordert de officier van justitie dat het vonnis tegen de verdachte niet-geanonimiseerd wordt gepubliceerd en niet-geanonimiseerd aan de Kamer van Koophandel ter inschrijving wordt toegezonden.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. Hij heeft gewezen op de duur van de voorlopige hechtenis van de verdachte en de omstandigheid dat de verdachte zich langere tijd diende te houden aan elektronisch toezicht, een meldplicht en een verbod op het ontplooien van werkzaamheden op de financiële markt. De raadsman heeft daarbij opgemerkt dat artikel 22b Sr zich niet tegen de oplegging van een additionele werkstraf verzet. Voorts heeft de verdediging aandacht gevraagd voor de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, de gevolgen die de strafzaak reeds voor de verdachte heeft gehad en een zeer forse overschrijding van de redelijke termijn voor berechting. De raadsman meent dat een strafkorting van 12 maanden geboden is. Daarbij dient volgens de raadsman de bekennende proceshouding van de verdachte als sterk strafmatigende factor te worden meegenomen. Zijn coöperatieve houding heeft het Amerikaanse strafrechtelijk onderzoek in belangrijke mate versneld en ondersteund en heeft daarmee in zoverre genoegdoening voor (in het bijzonder) de Amerikaanse gedupeerden dichterbij gebracht. Het opleggen van een beroepsverbod en een voorwaardelijk strafdeel is volgens de raadsman niet opportuun en hij heeft de rechtbank verzocht om hiervan af te zien. Hij heeft hierbij verder nog opgemerkt dat de inhoud van het geëiste beroepsverbod en de bijzondere voorwaarden elkaar grotendeels overlappen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het medeplegen van oplichting van diverse in de tenlastelegging genoemde beleggers. De verdachte heeft zich bovendien schuldig gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen.
In de kern heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan beleggingsfraude bij de handel in valuta. Dit heeft langdurig plaatsgevonden en door de verdachte en zijn medeverdachte werd op georganiseerde wijze, via (achtereenvolgens) hun organisaties IB Capital LP en IB Capital FX (NZ) LLP, misbruik gemaakt van het vertrouwen dat hun klanten in deze organisaties meenden te mogen stellen. Terwijl al van tevoren een heimelijke afspraak bestond die ertoe strekte dat de beleggers bij de handel in valuta enkel verlies zouden kunnen lijden, hebben de verdachte en zijn medeverdachte hun klanten ertoe bewogen aanzienlijke bedragen in te leggen. Daarvan hebben de verdachte en zijn medeverdachte, samen met hun Amerikaanse collega’s [naam 1] en [naam 2] , op grote schaal geprofiteerd. De rol van de verdachte bij deze fraude waardeert de rechtbank, gelet op alle omstandigheden, als gelijkwaardig aan die van de medeverdachte.
Bij het werven van klanten voor hun frauduleuze activiteiten hebben de verdachte en zijn medeverdachte samengewerkt met personen in diverse landen, als gevolg waarvan een internationale groep slachtoffers is benadeeld. Deze beleggers zijn door het handelen van de verdachte en zijn medeverdachte ernstig gedupeerd. Het witwassen van de opbrengsten uit hun criminele handelingen hebben de verdachte en zijn medeverdachte vervolgens zeer geraffineerd uitgevoerd, door het geld weg te sluizen via een serie van transacties langs een netwerk van internationale vennootschappen. Een deel van deze transacties kreeg een legitiem aanzien doordat deze werd verricht op basis van onderliggende overeenkomsten die ogenschijnlijk bonafide leken, maar feitelijk vals waren. De totale financiële schade loopt in de tientallen miljoenen euro’s. De verdachte en zijn medeverdachte hebben aldus – uitsluitend gedreven door eigen financieel gewin – enorme schade aangericht. Verder heeft het handelen van de verdachte en zijn medeverdachte, blijkens de vorderingen van de benadeelde partijen, ook diverse andere negatieve gevolgen gehad voor de slachtoffers. Tevens hebben de verdachte en zijn medeverdachte door hun handelen het vertrouwen geschonden dat men in het algemeen moet kunnen stellen in (verkopers van) financiële producten en het financiële handelsverkeer.
Gelet op de ernst en omvang van de hiervoor beschreven strafbare feiten, alsmede gelet op de rol van de verdachte daarin, komt de rechtbank tot de conclusie dat een werkstraf niet aan de orde is en dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden is als reactie op het handelen van verdachte. De omstandigheid dat de feiten gedateerd zijn, maakt dit niet anders.
Uit het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 8 juli 2021, blijkt dat de verdachte al eerder onherroepelijk is veroordeeld wegens - onder andere – een vermogensdelict als deze, zij het dat dit inmiddels geruime tijd geleden is. Verder heeft de rechtbank acht geslagen op de huidige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarover hij op de terechtzitting heeft verklaard. Hierin ziet de rechtbank geen reden voor strafmatiging.
Ten voordele van de verdachte heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat hij door zijn bekennende verklaring en houding ter terechtzitting ervan blijk gegeven heeft het laakbare van zijn handelen in te zien en daarvoor verantwoordelijkheid te willen dragen.
In strafmatigende zin zal de rechtbank voorts rekening houden met een schending van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
In artikel 6, eerste lid, van het EVRM is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Bij de uitleg van dit grondrecht wordt in ons land als uitgangspunt genomen dat een strafzaak bij de rechtbank dient te zijn afgerond met een vonnis binnen twee jaren nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit een strafvervolging zal worden ingesteld.
De rechtbank is van oordeel dat de aanvangsdatum van de redelijke termijn moet worden gesteld op 3 november 2012, de datum waarop de verdachte in verzekering is gesteld. Dit betekent dat de hiervoor genoemde termijn van twee jaren is overschreden. Naar het oordeel van de rechtbank is echter sprake van bijzondere omstandigheden. Het onderzoek Cayenne is aangevangen met een actiedag op 11 september 2012, waarbij onder leiding van het Functioneel Parket van het Openbaar Ministerie door de FIOD verdachten zijn aangehouden en een veelheid aan documenten en gegevensdragers in beslag is genomen. In de periode daarna heeft de FIOD een groot aantal onderzoekshandelingen verricht, zoals het horen van de verdachten en getuigen en het doen van onderzoek in, en naar aanleiding van, de inbeslaggenomen documenten en gegevensdragers. Voorts is het voor de waarheidsvinding noodzakelijk gebleken een aanzienlijk aantal rechtshulpverzoeken te richten aan meerdere landen. Uiteindelijk zijn gegevens geanalyseerd die zijn verkregen uit 37 (aanvullende) rechtshulpverzoeken die zijn uitgegaan naar 14 landen. Een belangrijk internationaal aspect van het onderzoek zag op het volgen van (gecompliceerde) geldstromen die startten bij de betalingen van beleggers en, via een netwerk van buitenlandse entiteiten, voor een groot deel uitkwamen bij de in het onderzoek betrokken verdachten. Ook zagen de rechtshulpverzoeken op het horen van een groot aantal getuigen in het buitenland en het uitleveren van informatie. In totaal omvat het complete einddossier van het onderzoek Cayenne ruim 13.000 pagina’s.
In 2013 is de rechter-commissaris gestart met haar werkzaamheden. In de loop der jaren heeft de rechter-commissaris meerdere personen als getuigen gehoord, waartoe ook (wederom) rechtshulpverzoeken aan verschillende landen zijn gericht. Hoewel het naar aanleiding van onderzoekswensen van de verdediging in het verdedigingsbelang is geacht om alle (ruim 1300) individuele beleggers te horen als getuige, is uiteindelijk volstaan met het horen van de twintig in de tenlastelegging genoemde personen. Deze zijn steekproefsgewijs geselecteerd door een statistisch deskundige van het NFI.
Hierbij is aangetekend dat deze getuigen, om te voldoen aan eisen van representativiteit, volgens een vaste volgorde en volgens een vaste vraagstelling dienden te worden gehoord. Met de verhoren van de twintig in de tenlastelegging genoemde beleggers zijn vervolgens vijf jaren gemoeid geweest. Om die reden heeft de rechtbank in 2019 geoordeeld dat het onaannemelijk moest worden geacht dat ook de andere beleggers nog binnen een aanvaardbare termijn zouden kunnen worden gehoord. Het verzoek van de verdediging de rest van de beleggers alsnog als getuigen te horen is daarom afgewezen.
Uiteindelijk is het onderzoek voor inhoudelijke behandeling ter terechtzitting ingepland, en diende hiervoor oorspronkelijk 5 dagen te worden uitgetrokken.
De rechtbank acht gezien deze omvang van het onderzoek en de grote mate van ingewikkeldheid daarvan, dat met name zijn oorsprong vindt in de complexe internationale constructies die de verdachten zijn aangegaan, een redelijke termijn van zes jaren in plaats van twee jaren gerechtvaardigd. Omdat het eindvonnis nu op 28 oktober 2021 wordt gewezen, is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn met ongeveer 3 jaar.
6.3.1.
De hoofdstraf
Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd als de redelijke termijn niet zou zijn overschreden (vgl. ECLI:NL:HR:2008:BD2578).
Bij een tijdige afdoening zou de rechtbank aan verdachte voor de bewezenverklaarde feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaar hebben opgelegd. Nu de rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn, zal zij deze gevangenisstraf matigen en aan de verdachte een gevangenisstraf van drie jaren opleggen.
De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van 3 jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Zoals door de officier van justitie is gevorderd, zal de rechtbank ter voorkoming van recidive aan de proeftijd de bijzondere voorwaarde verbinden dat de verdachte, kort gezegd, geen zakelijke bankrekening zal openen in Nederland of daarbuiten. De door de officier verzochte voorwaarde dat de verdachte gedurende de proeftijd in het buitenland geen particuliere bankrekening zal openen of op zijn naam zetten, acht de rechtbank te vergaand en zal zij niet aan de verdachte opleggen.
6.3.2.
Bijkomende straffen
Door de officier van justitie is gevorderd dat de verdachte in de vorm van een beroepsverbod wordt ontzet uit het recht een aantal werkzaamheden te verrichten en dat het vonnis openbaar gemaakt wordt. Beide bijkomende straffen beogen te voorkomen dat de verdachte zich opnieuw schuldig zal maken aan – kort gezegd – beleggingsfraude. Enerzijds door hem niet in de gelegenheid te brengen (beroepsverbod) en anderzijds door toekomstige slachtoffers te waarschuwen (openbaarmaking vonnis). De rechtbank ziet in de aard en omvang van de gepleegde fraude aanleiding om deze bijkomende straffen op te leggen. Daarmee wordt de
samenleving beschermd tegen het frauduleuze handelen van de verdachte. Ten aanzien van die straffen overweegt de rechtbank nog als volgt.
Beroepsverbod
De mogelijkheden voor het opleggen van een beroepsverbod zijn beperkt tot de beroepen waarin de verdachte de misdrijven heeft begaan. De werkzaamheden van de verdachte vallen wat betreft de rechtbank onder het optreden als handelaar in financiële producten, met inbegrip van valuta en cryptovaluta, al dan niet als feitelijk of juridisch bestuurder van een binnenlandse of buitenlandse vennootschap.
Openbaarmaking
Openbaarmaking zal plaatsvinden doordat het vonnis tegen de verdachte wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl zonder dat de personalia van de verdachte worden geanonimiseerd.
Ook zal het vonnis niet-geanonimiseerd aan de Kamer van Koophandel ter inschrijving in het handelsregister worden toegezonden. Aangezien hiermee geen of verwaarloosbare kosten gemoeid zijn, zal de rechtbank de kosten van openbaarmaking op nihil schatten en kan dientengevolge artikel 36 lid 3 juncto artikel 24c Sr buiten beschouwing blijven.

7.Beslag

De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten banktegoeden, vermogen van Coop Member Zft en vermogen van MIB Europe Zrt, dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat deze voorwerpen aan de verdachte toebehoren of de verdachte deze voorwerpen geheel of ten dele ten eigen bate kan aanwenden en die voorwerpen geheel of grotendeels door middel van het strafbare feit zijn verkregen.
8. Vorderingen benadeelde partijen die vallen binnen het receivership (ingediend in zaaksdossierIB Capital LP / IB Capital Corp / IB Capital FX LLP / IB Capital FX (NZ) LLP)
De hieronder vermelde benadeelde partijen hebben een vordering tot schadevergoeding ter grootte van de hierna vermelde bedragen ingediend tegen de verdachte wegens materiële en/of immateriële schade die zij als gevolg van de onder feit 3 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden.
Naam benadeelde partij
gevorderde materiële schade
gevorderde immateriële schade
[benadeelde partij 1]
USD 6334,53
[benadeelde partij 2]
GBP 13.211,59
[benadeelde partij 3]
USD 24.681,19
[benadeelde partij 4]
USD 6.141,08
[benadeelde partij 5]
AUD 33.658,60
AUD 50,000
[benadeelde partij 6]
USD 35.913,97
[benadeelde partij 7]
USD 25.061,97
[benadeelde partij 8]
AUD 62.685,--
[benadeelde partij 9]
USD 6.295,93
[benadeelde partij 10]
USD 15.334,65
[benadeelde partij 11]
USD 31.459,38
[benadeelde partij 12]
USD 67.567,--
USD 180.000,--
[benadeelde partij 13]
USD 30.658,54
[benadeelde partij 14]
USD 62.806,88
[benadeelde partij 15]
USD 6.581,14
[benadeelde partij 16]
USD 10.472,82
[benadeelde partij 17]
USD 61.348,19
USD 18.000,--
[benadeelde partij 18]
USD 69.917,20
[benadeelde partij 19]
USD 25.765,40
De hiervoor vermelde 19 benadeelde partijen vallen onder een
receivershipdat voortvloeit uit een
consent ordervan de District Court in the Western District of Texas, waarbij die rechtbank op verzoek van de Commodities and Futures Trading Commission (CFTC) aan de verdachte en de medeverdachte een hoofdelijke terugbetalingsverplichting heeft opgelegd van USD 35.000.000. Die rechtbank heeft de Amerikaanse advocaat Hohmann benoemd om als receiver uitvoering te geven aan de consent order en daartoe vermogen van de verdachte en de medeverdachte veilig te stellen en te liquideren, vorderingen van benadeelden te beoordelen en bij gegrondheid van die vorderingen uitkeringen te doen aan die benadeelden. De rechtbank begrijpt dat het Openbaar Ministerie actief samenwerkt met advocaat Hohmann om vermogensbestanddelen te traceren die verhaal kunnen bieden voor de vorderingen van benadeelden die zich bij de U.S. Receiver hebben aangemeld. De rechtbank maakt uit het dossier op dat het Openbaar Ministerie in dit kader afspraken heeft gemaakt met de U.S. Receiver en dat het hiervoor onder 7. besproken beslag is gelegd ten gunste van de slachtoffers, die gecompenseerd dienen te worden uit de daarvoor beschikbare vermogensbestanddelen. De rechtbank leidt daaruit af dat het Openbaar Ministerie jegens de U.S. Receiver een inspanningsverplichting heeft om de opbrengst van de hiervoor onder 7. genoemde verbeurd verklaarde goederen aan te wenden in lijn met deze afspraken.
Ten aanzien van ieder van deze vorderingen van benadeelde partijen die binnen het
receivershipvallen is de rechtbank met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat behandeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding vormt, zodat de hierboven vermelde benadeelde partijen niet in hun vorderingen kunnen worden ontvangen. De rechtbank overweegt hiertoe dat het hiervoor beschreven
receivershipreeds voorziet in een effectief compensatiemechanisme buiten het strafproces voor deze benadeelde partijen. Ook de complexiteit van deze vorderingen (in verband met de grote onderlinge verschillen tussen deze vorderingen ten aanzien van onder andere valuta, ingelegde bedragen, terug ontvangen bedragen en beleggingsprogramma’s waaraan is deelgenomen) maakt dat behandeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding zou vormen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat ieder van de hiervoor in de tabel vermelde benadeelde partijen niet ontvankelijk is in zijn vordering.
9. Vorderingen overige benadeelde partijen (ingediend in zaaksdossierIB Capital LP / IB Capital Corp / IB Capital FX LLP / IB Capital FX (NZ) LLP)
[benadeelde partij 20] heeft een vordering tot schadevergoeding van in totaal € 91.559,-- ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van de onder feit 2 en feit 3 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
[benadeelde partij 21] heeft een vordering tot schadevergoeding van in totaal € 454.897,89 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van de onder feit 2 en feit 3 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. Daarnaast wordt een bedrag van € 40.320,09 aan proceskosten gevorderd.
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de vorderingen van [benadeelde partij 20] en [benadeelde partij 21] geheel toewijsbaar zijn en dat geldt ook voor de door [benadeelde partij 21] gevorderde onderzoekskosten, die gelet op de complexiteit van de fraude en de hoogte van de inleg proportioneel zijn.
De raadsman heeft opgemerkt dat het de vraag is of genoemde vorderingen als rechtstreekse schade van gewoontewitwassen hebben te gelden. Gelet op de proceshouding van de verdachte en zijn verklaring ter zitting dat hij bereid is om tot vergoeding van de schade over te gaan, heeft de raadsman zich niettemin gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de door ieder van beide benadeelde partijen gevorderde schade tot het gevorderde bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het onder feit 3 bewezen verklaarde feit. De vaststelling levert geen onevenredige belasting van het strafgeding op, nu de verdachte die vorderingen inhoudelijk niet betwist. Beide vorderingen zullen daarom worden toegewezen. Daarbij zal de rechtbank telkens bepalen dat indien de medeverdachte het betreffende bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partij [benadeelde partij 21] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De verdachte heeft de vordering niet betwist. De rechtbank is op grond van de stukken in het dossier en de stukken die bij de vordering van de benadeelde partij zijn gevoegd van oordeel dat voldoende onderbouwd is dat de benadeelde partij kosten heeft moeten maken ter vaststelling van de oorzaak en de omvang van de schade in deze complexe fraudezaak.
De toe te wijzen bedragen zullen worden vermeerderd met de wettelijke rente. De rechtbank zal de ingangsdatum van deze rente op 4 november 2012 bepalen, zijnde de dag na de bewezen verklaarde pleegperiode van het witwassen.

10.Schadevergoedingsmaatregelen

De rechtbank ziet, alles afwegende, voldoende aanleiding om in het belang van de onder 9 genoemde benadeelde partijen ter zake van de toegewezen vorderingen tot schadevergoeding, behoudens ten aanzien van de gevorderde en toegewezen proceskosten, telkens de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen. Nu het medeplegen van het witwassen is bewezen verklaard, zal de rechtbank ten aanzien van elk van de toegewezen vorderingen, ook gelet op het bepaalde in artikel 6:166 BW, de schadevergoedingsverplichting hoofdelijk aan de verdachte opleggen.
Bij het bepalen van de duur van de gijzeling – die bij gebreke van betaling of verhaal kan worden toegepast – heeft de rechtbank acht geslagen op het bepaalde in artikel 36f lid 5 Sr en artikel 60a Sr. De totale duur van de gijzeling betreft volgens deze bepalingen maximaal een jaar.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14d, 33, 33a, 36f, 45, 47, 56, 57, 326, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 2 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 3 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 en 3 primair bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 3.4 vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
3 (zegge: drie) jaar.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 1 jaar
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van drie jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • de verdachte zowel in als buiten Nederland geen zakelijke bankrekening opent of laat openen, op naam zet of op naam laat zetten van:
  • hemzelf; en
  • een vennootschap in of buiten Nederland waarvan de verdachte feitelijk of juridisch rechthebbende is van meer dan 50% van het uitstaande aandelenkapitaal of waarover de verdachte feitelijk of juridisch (anderszins) controle uitoefent; en
  • dat de verdachte op generlei wijze tot een zakelijke bankrekening in of buiten Nederland wordt gemachtigd of gerechtigd.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot ontzetting van het recht tot het uitoefenen van het beroep van handelaar in financiële producten, met inbegrip van valuta en cryptovaluta, al dan niet als feitelijk of juridisch bestuurder van een binnenlandse of buitenlandse vennootschap of anderszins, voor de periode van
3 (zegge: drie) jaren.
Gelast de openbaarmaking van dit vonnis na het onherroepelijk worden daarvan door middel van publicatie van dit vonnis (met vermelding van de personalia van de verdachte) op rechtspraak.nl en in de registers van de Kamer van Koophandel, waartoe het Openbaar Ministerie dit vonnis dient aan te bieden aan de redactie/beheerder van die registers.
Schat de kosten van deze openbaarmaking op nihil.
Verklaart verbeurd:
Nummer beslaglijst
Omschrijving object
7 en 8
Een bedrag van USD 7.189.555,19 op bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 7] en een bedrag van EUR 114,01 op bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 8] , ten name van Riknik bij een bank op de Seychellen
9
Vermogen van Coop Member Zft., aangehouden bij gefailleerde Hongaarse broker Buda-Cash Zrt., volgens opgaaf Buda-Cash bestaande uit:
a
1.298 aandelen Buda-Cash_Brokerhaz_Zrt.
b
8.300 aandelen DDRB Bank Zrt.
c
44.303.477 beleggingscertificaten uit serie IL van HFT derivaten open-end beleggingscertificaten
d
55.696.523 beleggingscertificaten uit serie A van HFT derivaten, open-end beleggingscertificaten
e
250.394.773 beleggingscertificaten van Capitol Nyiltvegu Ingatlan beleggingscertificaten
f
HUF 356.894 aan giraal tegoed
10
Vermogen van MIB Europe Zrt., aangehouden bij gefailleerde Hongaarse broker Buda-Cash Zrt., volgens opgaaf Buda-Cash bestaande uit 56.000 stuks door Business Telekom uitgegeven effecten. Nominale waarde HUF 5.600.000
T.a.v. de vorderingen van de buitenlandse benadeelde partijen die in hetreceivershipvallen:
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 3] niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 4] niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 5] niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 6] niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 8] niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 7] niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 9] niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 10] niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 11] niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 12] niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 13] niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 14] niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 15] niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 16] niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 17] niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 18] niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 19] niet-ontvankelijk in de vordering.
T.a.v. de vorderingen van de twee Nederlandse benadeelde partijen die buiten hetreceivershipvallen:
Wijst hoofdelijk toe de vordering tot vergoeding van de door [benadeelde partij 20] geleden materiële schade tot een bedrag van
€ 91.559,--en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag.
Legt de verdachte hoofdelijk als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [benadeelde partij 20] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 91.559,--, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 365 dagen gijzeling
Wijst hoofdelijk toe de vordering tot vergoeding van de door [benadeelde partij 21] geleden materiële schade tot een bedrag van
€ 454.897,89en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag.
Wijst hoofdelijk toe de vordering tot vergoeding van de door [benadeelde partij 21] geleden proceskosten, tot op heden vastgesteld op € 40.320,09.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij 21] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 454.897,89, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 365 dagen gijzeling.
Bepaalt de ingangsdatum van de wettelijke rente telkens op 4 november 2012, tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat de betalingen aan de benadeelde partijen dienen te worden gedaan tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte ook in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Bepaalt dat de toepassing van de genoemde gijzeling de hiervoor opgelegde betalingsverplichting aan de Staat niet opheft.
Bepaalt dat als de genoemde geldbedragen of een gedeelte daarvan al door of namens de medeverdachte aan de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van zijn betalingsverplichting zal zijn bevrijd.
Bepaalt verder dat betalingen aan de benadeelde partijen in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en omgekeerd dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.J. van Andel, voorzitter,
mr. M.S. Lamboo en M.C.J. Lommen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier J.A. Huismans,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 oktober 2021.