6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft om niets politieambtenaren in gevaar gebracht met zijn onbesuisde rijgedrag, waardoor hoofdagent [verbalisant 1] opzij moest springen om te voorkomen dat hij door de auto geraakt werd. Van dit incident waren veel omstanders, die zich op de boulevard bevonden, getuige. De verdachte is vervolgens met zijn auto tegen een politievoertuig gereden, waardoor dit voertuig flink beschadigd is. De rechtbank acht met name het eerste feit heel ernstig. Door het onverantwoordelijke handelen van de verdachte had [verbalisant 1] zwaar lichamelijk letsel kunnen oplopen. Dat hij geen letsel heeft opgelopen, is aan zijn snelle reactie en niet aan de verdachte te danken. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij dit feit heeft gepleegd tegen een politieambtenaar tijdens de oefening van zijn dienst, wiens werk er juist op gericht is om de veiligheid in de maatschappij te waarborgen.
Voor wat betreft de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op de oriëntatiepunten van het LOVS ter zake van zware mishandeling, meer in het bijzonder van de categorie ‘opzettelijk toebrengen van middel/zwaar letsel met behulp van een wapen (niet zijnde een vuurwapen)’. De verdachte heeft immers zijn auto als wapen gebruikt. De oriëntatiepunten geven bij een voltooid delict een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden aan. Hier gaat het om een poging, maar wel ten aanzien van een politieagent gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, hetgeen als strafverzwarend wordt meegewogen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd
27 september 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De verdachte heeft nog acht openstaande zaken betreffende overtredingen van de WVW, waarvoor hij op een later tijdstip zal worden berecht.
- het gespreksverslag, gedateerd 30 augustus 2021, van [getuige] als reclasseringswerkster, verbonden aan Reclassering Nederland.
De verdediging heeft er op gewezen dat de verdachte, ondanks het gebrek aan een legale verblijfsstatus in Nederland, zichzelf heeft kunnen voorzien van werk en een woning. Dat het hier om een eenmalig incident gaat, zoals de verdediging -met verwijzing naar de justitiële documentatie- heeft aangevoerd, wil de rechtbank, alles overziend, wel aannemen.
De raadsman heeft betoogd dat bij de aanhouding van de verdachte disproportioneel geweld is gebruikt, hetgeen een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) oplevert. De verdachte heeft verklaard te zijn “gepepperd”, te zijn geslagen en een ambtenaar zou met zijn voet op zijn wang hebben gestaan, aldus de raadsman. De toepassing van het geweld kan echter niet getoetst worden door de rechtbank, aangezien, zo stelt de raadsman, de geweldsmelding aan de (hulp)officier van justitie ontbreekt. De raadsman heeft verzocht om hiermee rekening te houden in strafverminderende zin.
De rechtbank overweegt hieromtrent dat de politie, indien nodig, bevoegd is gepast geweld te gebruiken. De rechtbank stelt vast dat aan de aanhouding van de verdachte een zeer gevaarlijke situatie vooraf is gegaan, waarbij alle pogingen om de verdachte tot bedaren te brengen vergeefs waren. Ook nadat de verdachte met zijn auto tot stilstand was gekomen, was het gevaar voor de aanwezige politiemensen niet onmiddellijk geweken. De verdachte bevond zich immers nog in zijn auto en bleef zich verzetten tegen zijn aanhouding. Dit is beschreven in het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] . Ook is daarin beschreven welk geweld is toegepast. Er zijn voorts foto’s van het letsel van de verdachte in het dossier opgenomen. De omstandigheden waaronder en de mate waarin geweld tegen de verdachte is toegepast volgt dan ook voldoende uit het dossier. Gelet op het gedrag van de verdachte (het door hem gepleegde strafbare feit en het zich blijven verzetten) acht de rechtbank het toegepaste geweld niet disproportioneel. Uit het dossier volgt niet dat de geweldsinstructie niet is gevolgd. Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten voor de stelling van de raadsman dat er is “gepepperd” op minder dan de voorgeschreven afstand. De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv en verwerpt derhalve het verweer van de raadsman. De rechtbank zal hiermee bij de straftoemeting dus geen rekening houden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een andere straf dan een vrijheidsbenemende straf, zoals de door de raadsman voorgestelde taakstraf, niet passend is en zal de verdachte een gevangenisstraf van na te noemen duur opleggen.
Nu naar het oordeel van de rechtbank de gronden voor voorlopige hechtenis van de verdachte niet langer aanwezig zijn, zal de rechtbank het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte opheffen.