ECLI:NL:RBNHO:2021:9459

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 oktober 2021
Publicatiedatum
26 oktober 2021
Zaaknummer
C/15/309386 / HA ZA 20-702
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwikkeling van een legaat aan de echtgenote van een overleden man met geschil over de omvang van het legaat

In deze zaak gaat het om de afwikkeling van een legaat dat een overleden man bij testament aan zijn echtgenote heeft toegekend. De echtgenote, die tevens de stiefmoeder van de kinderen van de erflater is, en de kinderen zijn het oneens over de omvang van het legaat. De rechtbank heeft eerder, in een tussenvonnis van 28 juli 2021, al enkele geschilpunten behandeld, maar kon toen nog geen definitieve berekening maken van de omvang van het legaat. Partijen kregen de gelegenheid om nadere aktes in te dienen, wat zij ook hebben gedaan. De rechtbank doet nu een einduitspraak.

De rechtbank heeft in haar tussenvonnis van 28 juli 2021 bindende beslissingen genomen over verschillende vermogensbestanddelen van de nalatenschap. Er waren echter nog onduidelijkheden over de waardering van twee garageboxen en een bedrag van € 551,72 dat mogelijk aan de echtgenote is betaald. De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om hierover nadere toelichting te geven. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de waarde van de garageboxen te middelen en heeft deze vastgesteld op € 49.000,00. Ook heeft de rechtbank vastgesteld dat het bedrag van € 551,72 aan de echtgenote is betaald, maar dat een deel van dit bedrag ten onrechte aan haar is doorbelast.

De rechtbank concludeert dat de gedaagden in hun hoedanigheid van executeur van de nalatenschap een bedrag van € 22.026,24 aan de echtgenote moeten betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken door mr. A.C. Haverkate op 27 oktober 2021.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/309386 / HA ZA 20-702
Vonnis van 27 oktober 2021
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.V. Vermeij te Alkmaar,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2.
[gedaagde 2],
beiden in hun hoedanigheid van erfgenaam en executeur in de nalatenschap van wijlen de heer [erflater] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. S.H. van Os te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eiseres] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] genoemd worden. Gezamenlijk zullen gedaagden in conventie, eisers in reconventie [gedaagden conventie/eisers reconventie] genoemd worden.
De zaak in het kort
Deze zaak gaat over de afwikkeling van een legaat dat een (inmiddels overleden) man bij testament aan zijn echtgenote - de stiefmoeder van zijn kinderen - heeft toegekend. De stiefmoeder en de kinderen verschillen van mening over de omvang van het legaat. De rechtbank heeft in haar (tussen)vonnis van 28 juli 2021 beslist over de geschilpunten en over de standpunten over en weer met betrekking tot de verschillende vermogensbestanddelen van de nalatenschap. De rechtbank kon toen echter nog geen definitieve berekening van de omvang van het legaat maken. Partijen hebben de gelegenheid gekregen een nadere akte in te dienen, waarvan zij gebruik hebben gemaakt. De rechtbank doet nu een einduitspraak.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het (tussen)vonnis van 28 juli 2021;
  • de akte van [gedaagden conventie/eisers reconventie] van 11 augustus 2021 met producties 21-24;
  • de akte van [eiseres] van 1 september 2021 met productie 23.
1.2.
Ten slotte is wederom vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank verwijst naar hetgeen zij in haar (tussen)vonnis van 28 juli 2021 heeft overwogen en beslist. De rechtbank heeft in reconventie een einduitspraak gedaan, zodat dat geschil is beslecht. In conventie heeft de rechtbank een aantal bindende eindbeslissingen genomen met betrekking tot verschillende vermogensbestanddelen van de nalatenschap. Op twee punten bestond nog onduidelijkheid: 1) de waardering van twee garageboxen in [plaats] en 2) een al dan niet door [gedaagden conventie/eisers reconventie] betaald bedrag van € 551,72 aan [eiseres] .
2.2.
De rechtbank heeft partijen in haar tussenvonnis van 28 juli 2021 in de gelegenheid gesteld om bij akte een nadere toelichting te geven op deze punten (vermeld onder de rechtsoverwegingen 4.42 en 4.44 van dat vonnis). Partijen hebben van die gelegenheid gebruik gemaakt.
Heroverweging?
2.3.
[gedaagden conventie/eisers reconventie] heeft in zijn akte van 11 augustus 2021 de rechtbank tevens verzocht om terug te komen op haar beslissingen op het punt van de kosten van executele en de gevorderde rente. De rechtbank zal dit verzoek om heroverweging allereerst bespreken.
2.4.
In het tussenvonnis van 28 juli 2021 heeft de rechtbank in rechtsoverweging 4.39 overwogen dat de door [gedaagden conventie/eisers reconventie] gestelde kosten van executele, niet in mindering strekken op het legaat, omdat deze kosten - kort gezegd - ten laste van de nalatenschap en niet mede ten laste van [eiseres] als legataris (behoren te) komen.
Ten aanzien van de rentevergoeding heeft de rechtbank in het tussenvonnis van 28 juli 2021 in de rechtsoverwegingen 4.34 e.v. overwogen dat deze (stilzwijgend) tussen partijen is overeengekomen en dat deze afspraak ook in lijn is met de wens van de erflater zoals deze uit zijn testament blijkt.
2.5.
De rechtbank overweegt dat, wanneer in een tussenvonnis, zoals hier, op een of meer geschilpunten uitdrukkelijk en zonder voorbehoud is beslist, de rechtbank hieraan in beginsel in het verdere verloop van het geding is gebonden. Op bindende eindbeslissingen mag de rechter, op grond van de eisen van een goede procesorde, in beginsel in dezelfde instantie niet meer terugkomen. Op dit beginsel is in een aantal gevallen uitzondering mogelijk bijvoorbeeld indien een dergelijke beslissing blijkt te berusten op een onjuiste feitelijke of juridische grondslag.
2.6.
[gedaagden conventie/eisers reconventie] betoogt dat van een dergelijke uitzondering in dit geval sprake is. [gedaagden conventie/eisers reconventie] stelt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de waarde van het legaat voor [eiseres] gekoppeld is aan de waarde van de omvang van de nalatenschap en dat daaruit volgt dat [eiseres] meebetaalt aan de kosten van executele. Volgens [gedaagden conventie/eisers reconventie] zijn de kosten van executele al voor het instellen van de vordering verrekend in het vaststellen van de omvang van de nalatenschap en waren partijen het hierover eens.
2.7.
[eiseres] betwist dat er grond is voor heroverweging. Zij voert aan dat uit het testament, noch uit de wet volgt dat zij dient mee te dragen in de kosten van executele. Dat zij als legataris de kosten van executele mede zou moeten dragen is ook onverenigbaar met het feit dat het legaat binnen zes maanden opeisbaar is, aldus [eiseres] .
2.8.
De rechtbank overweegt dat de akte van [gedaagden conventie/eisers reconventie] veelal stellingen bevat die neerkomen op een herhaling van de stellingen die hij al eerder heeft ingenomen en die zijn betrokken bij het tussenvonnis. [gedaagden conventie/eisers reconventie] houdt vast aan zijn andersluidende visie over wie in dit geval de kosten van executele moet dragen. Dat is zijn goed recht, maar dat betekent niet dat er voor de rechtbank aanleiding is om gebruik te maken van de bevoegdheid om terug te komen van haar in het tussenvonnis gegeven oordeel. De rechtbank blijft van oordeel dat de kosten van executele niet mede ten laste van [eiseres] als legataris dienen te komen. De beslissing over de kosten van executele berust dus niet op een onjuiste feitelijke of juridische grondslag.
2.9.
Ook hetgeen [gedaagden conventie/eisers reconventie] in de akte heeft aangevoerd over de rentevergoeding maakt niet dat de rechtbank in zoverre op haar bindende eindbeslissing moet terugkomen. [gedaagden conventie/eisers reconventie] herhaalt in de akte zijn stelling dat erflater heeft bepaald dat geen rente over het legaat is verschuldigd, dat [eiseres] nimmer aanspraak heeft gemaakt op rente en dat een afspraak tot betaling van rente nergens uit blijkt. Dit zijn echter geen nieuwe feiten of omstandigheden die de rechtbank bij haar beoordeling in het tussenvonnis niet heeft kunnen meewegen. De rechtbank blijft dan ook bij haar beslissing dat [gedaagden conventie/eisers reconventie] gehouden was rente over het legaat te betalen, gelet op de feitelijke gang van zaken (zie rechtsoverweging 4.34 van het vonnis van 28 juli 2021) en de verklaring van [gedaagden conventie/eisers reconventie] dat hij [eiseres] destijds een rentevergoeding gunde. Dat de renteberekening van [eiseres] ‘lukraak’ door de rechtbank is overgenomen, zoals [gedaagden conventie/eisers reconventie] stelt, komt door de onvoldoende gemotiveerde betwisting hiervan door [gedaagden conventie/eisers reconventie] zelf (zie rechtsoverweging 4.37 van het vonnis van 28 juli 2021). [gedaagden conventie/eisers reconventie] kan haar stellingen over de vermeende onjuistheid van de renteberekening in dit stadium van de procedure niet meer aanvullen.
2.10.
Gelet op het voorgaande handhaaft de rechtbank de aangevochten beslissingen.
De waardering van twee garageboxen in [plaats]
2.11.
De rechtbank heeft in haar tussenvonnis van 28 juli 2021 vastgesteld dat partijen verdeeld zijn over de waardering van twee garageboxen: [eiseres] gaat uit van een totale waarde van € 52.000,00 en [gedaagden conventie/eisers reconventie] van een totale waarde van € 46.000,00. Partijen zijn door de rechtbank in gelegenheid gesteld om zich nader uit te laten over dit geschilpunt, wat zij hebben gedaan.
2.12.
De rechtbank maakt uit de over en weer ingebrachte aktes op dat partijen zich - zij het niet van harte - kunnen verenigen met het voornemen van de rechtbank, zoals vermeld in het tussenvonnis, om uit een oogpunt van doelmatigheid en ter vermijding van verdere (taxatie)kosten over te gaan tot middeling tussen de door partijen genoemde bedragen. De rechtbank houdt daarom een bedrag van € 49.000,00 aan als waarde van de garages die in de nalatenschap betrokken moet worden.
De rechtbank merkt nog op dat [eiseres] hierdoor ‘niet beloond wordt voor het niet onderbouwd roepen van een andere waarde’, zoals [gedaagden conventie/eisers reconventie] stelt. [gedaagden conventie/eisers reconventie] heeft in de conclusie van antwoord in conventie volstaan met de vermelding van een waarde van de garages in een overzicht van activa en passiva en daarbij met een * verwezen naar een overgelegd taxatierapport. [gedaagden conventie/eisers reconventie] heeft echter in de processtukken geen stellingen ingenomen over de waardering van de garages. Dat deed hij pas ter zitting. Onder deze omstandigheden kan [eiseres] - die bovendien in conventie zelf de waardering van de garages niet aan de orde had gesteld - niet worden tegengeworpen de juistheid van het taxatierapport niet eerder (onderbouwd) te hebben betwist.
Een door [gedaagden conventie/eisers reconventie] aan [eiseres] betaald bedrag van € 551,72?2.13. De rechtbank heeft in haar tussenvonnis van 28 juli 2021 overwogen dat onduidelijk is of [gedaagden conventie/eisers reconventie] een bedrag van € 551,72 aan [eiseres] heeft voldaan. Partijen zijn door de rechtbank in gelegenheid gesteld om op dit punt een nadere toelichting te geven, wat zij hebben gedaan.
2.14.
[gedaagden conventie/eisers reconventie] stelt dat een bedrag van € 49.402,63
per bank is uitbetaaldaan [eiseres] en dat een bedrag van € 30.891,07
aan uitgaventen behoeve van [eiseres] is voldaan. In totaal gaat het om een bedrag van € 80.293,70. [gedaagden conventie/eisers reconventie] verwijst hiertoe naar een als productie 6 overgelegd overzicht van administratiekantoor [xxx] .
2.15.
[eiseres] erkent in haar akte van 1 september 2021 dat [gedaagden conventie/eisers reconventie] rechtstreeks aan haar heeft voldaan een bedrag van € 49.402,63 en daarnaast ten behoeve van haar een bedrag van € 30.891,07 aan uitgaven. Niet in geschil is dat in het bedrag van € 30.891,07 is begrepen een bedrag van € 551,72. Dat laatste bedrag bestaat uit een bedrag van € 319,09 (uitgaven t/m oktober 2018) plus een bedrag van € 374,90 (25% taxatiekosten woning, garages en voertuigen) minus een bedrag van € 142,27 aan inkomsten t/m september 2018.
Daarmee is de betaling van € 551,72 aan [eiseres] komen vast te staan. Terecht brengt [eiseres] echter naar voren dat een deel van dit bedrag, te weten € 374,90 (25% taxatiekosten woning, garages en voertuigen), ten onrechte aan haar is doorbelast. De rechtbank heeft in haar tussenvonnis in rechtsoverweging 4.39 immers geoordeeld dat de door [gedaagden conventie/eisers reconventie] gestelde kosten van executele, zijnde onder meer een bedrag van € 3.735,00 dat tevens voornoemde taxatiekosten omvat, niet in mindering komen op het legaat. De rechtbank volgt [eiseres] daarom in haar standpunt dat in totaal aan haar is voldaan een bedrag van (€ 49.402,63 + € 30.891,07 - € 374,90 =) € 79.918,80.
Definitief overzicht
2.16.
Het voorgaande leidt tot het volgende overzicht ter bepaling van de omvang van het legaat:
Bezittingen Schulden
Waarde woning € 280.000,00
Garages € 49.000,00
Inboedel (niet in geschil) € 500,00 Hypotheek (niet in geschil) € 9.076,00
Voertuigen € 55.952,50 Kosten begrafenis (niet in geschil) € 7.840,00
Banksaldi (niet in geschil) € 63.239,00 Huish. schulden (niet in geschil) € 500,00
Effecten (niet in geschil) € 24.957,00 Lening [gedaagde 1] (niet in geschil) € 8.867,00
Vordering [yyy] (niet in geschil) € 17.500,00 Lening [zzz] (niet in geschil) € 8.867,00
Geldlening [eiseres]
€ 25.000,00Lening [gedaagde 2] (niet in geschil) €
8.867,00
€ 516.148,50 € 44.017,00
Saldo (bezittingen - schulden) € 472.131,50
Legaat [eiseres] (25%) € 118.032,87
Voldaan
€ 79.918,80 -Totaal € 38.114,07
Nog aan [eiseres] te betalen rente
€ 8.912,17 +
Totaal vordering [eiseres] € 47.026,24
Schuld [eiseres]
€ 25.000,00 -Resteert vordering [eiseres] € 22.026,24
2.17.
Dit betekent dat [gedaagden conventie/eisers reconventie] in zijn hoedanigheid van executeur van de nalatenschap van [erflater] een bedrag van € 22.026,24 aan [eiseres] moet betalen. De rechtbank zal de primaire vordering van [eiseres] tot dit bedrag toewijzen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar met ingang van de dag van de dagvaarding, zijnde 27 oktober 2020, omdat voor een eerdere verzuimdatum onvoldoende is gesteld.
Proceskosten in conventie
2.18.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten in conventie tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 22.026,24, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 27 oktober 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Haverkate en in het openbaar uitgesproken op 27 oktober 2021. [1]

Voetnoten

1.type: ST