ECLI:NL:RBNHO:2021:9450

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 oktober 2021
Publicatiedatum
25 oktober 2021
Zaaknummer
HAA 21/3418
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke voorlopige voorziening inzake schorsing WMO

Op 22 oktober 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem. De zaak betreft een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een schorsing van de opvang van de verzoeker in een opvanglocatie. Het primaire besluit van 13 augustus 2021 schorste de verzoeker voor een periode van 28 dagen. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 3 september 2021 heeft verweerder toegezegd om verzoeker tijdelijk onder te brengen in een hotel, wat leidde tot het intrekken van het verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker heeft vervolgens verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De voorzieningenrechter heeft de proceskostenveroordeling toegewezen, waarbij verweerder is veroordeeld tot een bedrag van € 1.496,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit bedrag is gebaseerd op de punten die zijn toegekend voor het indienen van het verzoekschrift en het verschijnen ter zitting. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht van € 49,- kan vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, in aanwezigheid van griffier M. van der Elst, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/3418

uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 oktober 2021 in de zaak tussen

[verzoeker], te [woonplaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. J. Sprakel),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, Middelen & Services, verweerder
(gemachtigde: mr. S. Eljarroudi en L. Donker-Kaat).

Procesverloop

In het besluit van 13 augustus 2021 (primair besluit) heeft verweerder verzoeker met ingang van 13 augustus 2021 tot 9 september 2021 (gedurende een periode van 28 dagen) geschorst voor opvang in de opvanglocatie [locatie] te [woonplaats].
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening dan wel een ordemaatregel
te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 3 september 2021 op zitting behandeld. Verzoeker heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Verweerder heeft tijdens de zitting toegezegd verzoeker te zullen opvang in een hotel ter overbrugging van de schorsing tot 9 september 2021.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek. Verweerder heeft de voorzieningenrechter meegedeeld dat hij bereid is om de proceskosten in deze procedure te vergoeden.
Nadat partijen zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord en niet binnen de gestelde termijn hebben verklaard gebruik te willen maken van dat recht, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten. De rechtbank doet uitspraak met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Die wetsartikelen zijn op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige-voorzieningenprocedure. Als een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoet gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder tegemoet gekomen aan het verzoek om voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 748,- en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,-), met een wegingsfactor 1.
De voorzieningenrechter wijst erop dat verweerder op grond van artikel 8:82, zesde lid, van de Awb het door verzoeker betaalde griffierecht van € 49,- kan vergoeden. Verzoeker moet zich hiervoor dan ook tot verweerder wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.