ECLI:NL:RBNHO:2021:9434

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 maart 2021
Publicatiedatum
25 oktober 2021
Zaaknummer
8762529 \ WM VERZ 20-879
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde administratieve sanctie wegens verkeersvoorschriften

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 4 maart 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie, opgelegd aan de betrokkene. De betrokkene had een boete ontvangen voor het handelen in strijd met een gesloten verklaring in beide richtingen. De betrokkene heeft tegen deze boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 19 februari 2021 zijn zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als de gemachtigde van de betrokkene verschenen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen schouwrapporten in het dossier aanwezig zijn, wat van belang is voor de beoordeling van de gedraging. De kantonrechter oordeelt dat niet is komen vast te staan dat de gedraging heeft plaatsgevonden, en dat de boete ten onrechte is opgelegd. Het beroep van de betrokkene wordt gegrond verklaard, en de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd, worden vernietigd.

Daarnaast heeft de gemachtigde van de betrokkene verzocht om een kostenveroordeling wegens rechtsbijstand. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de proceskosten voor vergoeding in aanmerking komen, en heeft de officier van justitie veroordeeld tot betaling van € 787,50 aan de betrokkene. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. S. Slijkhuis, kantonrechter, en de griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen 6 weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 70,00 bedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 8762529 \ WM VERZ 20-879
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 4 maart 2021
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Appjection B.V. (M. Lagas)

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 19 februari 2021. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. De gemachtigde van betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder handelen in strijd met een gesloten verklaring in beide richtingen.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd. Betrokkene ontkent dat de gedraging naar aanleiding waarvan de boete is opgelegd, is verricht.
De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Daarbij is van belang dat er zich in het dossier geen schouwrapporten bevinden. De kantonrechter ziet geen aanleiding om officier in gelegenheid te stellen alsnog de schouwrapporten in het geding te brengen. Het is vaste rechtspraak dat het ontbreken van het C-bord op andere wijze kan worden ondervangen en het is bij het CVOM ook genoegzaam bekend dat daarvoor schouwrapporten kunnen worden toegezonden. Dat had in een veel eerder stadium al moeten gebeuren. Nu de gedraging niet vaststaat, is de boete ten onrechte opgelegd. Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van officier van justitie zullen worden vernietigd.
De gemachtigde heeft een kostenveroordeling gevraagd wegens een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, komen de proceskosten voor vergoeding in aanmerking.
De kantonrechter ziet geen reden om gebruik te maken van haar matigingsbevoegdheid om voor de hoorzitting, in afwijking van de hoofdregel die volgt uit het Bpb, 0,5 punt toe te kennen. Dat sprake is van een telefonische hoorzitting betreft naar het oordeel van de kantonrechter geen bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 2 lid 3 van het Bpb, reeds omdat een telefonische hoorzitting inmiddels gangbare praktijk is in zaken als deze. De mate van inspanning acht de kantonrechter evenmin relevant, nu sprake is van een forfaitair systeem van proceskostenvergoedingen.
Verder is in dit geval naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake van samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3 lid 2 van het Bpb. Het enkele feit dat van één gemachtigde meerdere zaken op één zitting zijn behandeld, maakt die zaken, anders dan de officier van justitie lijkt te stellen, op zichzelf genomen niet samenhangend. Dat geldt te meer nu de gemachtigde van betrokkene onweersproken heeft gesteld dat sprake is van verschillende cliënten die verschillende overtredingen hebben begaan, met dus verschillende feitcodes, waartegen verschillende beroepsgronden zijn aangevoerd. Daarom kan niet worden geconcludeerd dat de door de gemachtigde uitgevoerde werkzaamheden identiek of nagenoeg identiek zijn.
Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht zal de kantonrechter de officier van justitie veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 787,50. Daarbij is rekening gehouden met drie proceshandelingen (het indienen van een beroepschrift bij de officier van justitie, bij de kantonrechter en de zitting bij de kantonrechter), een waarde per punt van € 525,00, gelet op het tijdstip van het indienen van het beroepschrift, en een waardering van het gewicht van de zaak op ‘licht’, met bijbehorende wegingsfactor 0,50.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de
boete is opgelegd;
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 787,50 en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
‒ bepaalt dat het bedrag van € 787,50 aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Slijkhuis kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: