ECLI:NL:RBNHO:2021:9430

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 juni 2021
Publicatiedatum
25 oktober 2021
Zaaknummer
8762500 \ WM VERZ 20-872
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften in Alkmaar met betrekking tot geslotenverklaring

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 11 juni 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een boete die was opgelegd voor het handelen in strijd met een gesloten verklaring in de binnenstad van Alkmaar. De zaak betreft de feitcode R550A, die betrekking heeft op het negeren van een gesloten verklaring in beide richtingen. De gemachtigde van de betrokkene, Appjection B.V. vertegenwoordigd door M. Lagas, betoogde dat er geen vooraankondiging van de geslotenverklaring was geplaatst, waardoor de betrokkene niet op de hoogte was van de verkeerssituatie. De kantonrechter oordeelde echter dat weggebruikers geacht worden oplettend te zijn en dat het aan de betrokkene is om zijn rijgedrag aan te passen aan de verkeersborden.

De kantonrechter wees erop dat er geen rechtsregel is die voorschrijft dat een geslotenverklaring met eerder geplaatste borden moet worden aangekondigd. De gemachtigde stelde ook dat de situatie in Alkmaar vergelijkbaar was met die van busbrug De Binding in Zaandam, waar een andere feitcode (R550B) van toepassing zou zijn. De kantonrechter verwierp dit argument, omdat de situatie in Alkmaar een algehele geslotenverklaring betreft, waarbij slechts enkele categorieën voertuigen zijn uitgezonderd. De kantonrechter concludeerde dat de opgelegde boete met feitcode R550A terecht was en verklaarde het beroep ongegrond. Tevens werd het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.

De uitspraak werd gedaan door mr. S. Slijkhuis, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 70,00 bedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Locatie Alkmaar
Zaaknummer : 8762500 \ WM VERZ 20-872
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 11 juni 2021
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Appjection B.V. (M. Lagas)

Het verder verloop van de procedure

De kantonrechter heeft de zaak ter zitting van 19 februari 2021 aangehouden teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om vóór 2 april 2021 een reactie te geven op het tijdens de zitting gegeven aanvullende verweer van betrokkene. De officier van justitie heeft een reactie gegeven, waarna betrokkene in de gelegenheid is gesteld om schriftelijk te reageren. Deze reactie is op 27 april 2021 ingekomen, waarna de kantonrechter uitspraak heeft bepaald.

Overwegingen

In dit geval is - net als in alle zaken die de binnenstad van Alkmaar betreffen - een boete opgelegd ter zake feitcode R550A “handelen in strijd met gesloten verklaring in beide richtingen (C1)”.
Gemachtigde van betrokkene stelt dat er sprake zou zijn van een fuik nu er geen vooraankondiging van de geslotenverklaring is geplaatst. De kantonrechter stelt voorop dat van weggebruikers oplettendheid op verkeersborden mag worden verwacht. In het kader daarvan is het aan de weggebruiker om diens rijgedrag, waaronder de snelheid, zodanig aan te passen dat verkeersborden niet alleen tijdig worden waargenomen, maar dat ook kennis kan worden genomen van de inhoud daarvan. Dat de betrokkene de borden niet heeft opgemerkt, dan wel vanwege zijn snelheid de informatie op deze borden niet tot zich heeft kunnen nemen, komt dan ook voor zijn rekening. Voor wat betreft de plaatsing van vooraankondigingsborden merkt de kantonrechter allereerst op dat geen rechtsregel voorschrijft dat een geslotenverklaring met eerder geplaatste borden wordt aangekondigd. Het is aan de betrokkene om te anticiperen op een naderende verkeerssituatie. Dat er in de onderhavige zaak sprake was van een fuik waaruit ontsnappen onmogelijk was, blijkt dan ook niet. De gemachtigde heeft dit niet aannemelijk gemaakt.
De gemachtigde heeft betoogd dat er een boete had moeten worden opgelegd ter zake feitcode R550B “handelen in strijd met geslotenverklaring in beide richtingen: weg(gedeelte) bestemd voor aangewezen categorie(ën) voertuigen (doelgroepstroken)”, omdat er een uitzondering op de geslotenverklaring geldt voor een bepaalde categorie voertuigen, namelijk lijnbussen en fietsers, en voor laden en lossen tijdens venstertijden. Daarbij heeft de gemachtigde verwezen naar de geslotenverklaring die geldt voor busbrug De Binding te Zaandam, waar bij overtreding een boete wordt opgelegd ter zake feitcode R550B. De situatie in Alkmaar is vergelijkbaar met de situatie in Zaandam, aldus de gemachtigde.
De kantonrechter volgt de gemachtigde niet in dit betoog. Voor de binnenstad in Alkmaar geldt een algehele geslotenverklaring, waarbij enkele categorieën voertuigen zijn uitgezonderd. Er is geen sprake van een doelgroepstrook, dus een weg(gedeelte) die bestemd is voor een aangewezen categorie(ën) voertuigen. Een uitzondering op een algehele geslotenverklaring betreft niet de aanwijzing (doorgaans bij verkeersbesluit) van een (gedeelte van een) weg voor een specifieke categorie voertuigen, en kan daarmee ook niet op één lijn worden gesteld.
De situatie in de binnenstad in Alkmaar onderscheidt zich naar het oordeel van de kantonrechter, anders dan de gemachtigde betoogt, wel degelijk van busbrug De Binding in Zaandam, nu daar geen algehele geslotenverklaring geldt, maar de weg gedurende specifieke tijdstippen (de venstertijden) alleen bestemd is voor busverkeer (met een uitzondering voor fietsers). De feitcode R550A is naar het oordeel van de kantonrechter voor de binnenstad in Alkmaar dan ook juist, zodat de boete terecht met deze feitcode is opgelegd. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
Nu het beroep ongegrond wordt verklaard ziet de kantonrechter geen aanleiding om proceskosten toe te kennen.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek op vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Slijkhuis, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: