ECLI:NL:RBNHO:2021:9422

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 februari 2021
Publicatiedatum
25 oktober 2021
Zaaknummer
8585876 \ WM VERZ 20-584
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie voor het vasthouden van een mobiele telefoon tijdens het rijden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 19 februari 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene voor het vasthouden van een mobiele telefoon tijdens het rijden. De betrokkene, vertegenwoordigd door Appjection B.V. (M. Lagas), stelde dat zij geen mobiele telefoon had vastgehouden en dat er een aanvullend proces-verbaal had moeten worden opgevraagd. De kantonrechter verwierp deze stelling, omdat de verbalisant duidelijk en uitgebreid had gerapporteerd over zijn waarnemingen. De kantonrechter oordeelde dat het verbod, zoals vastgelegd in artikel 61a van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV90), absoluut is en geen ruimte laat voor uitzonderingen. Dit betekent dat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen kortdurend en langdurig vasthouden van een mobiele telefoon tijdens het rijden.

De procedure begon toen de betrokkene een boete ontving voor de gedraging van het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden. Na een ongegrond verklaard beroep bij de officier van justitie, werd de zaak voorgelegd aan de kantonrechter. Tijdens de zitting was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, evenals de gemachtigde van de betrokkene. De kantonrechter concludeerde dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de gedraging en dat de boete terecht was opgelegd aan de kentekenhouder, aangezien er geen staandehouding had plaatsgevonden.

De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af. De uitspraak werd openbaar gedaan door mr. S. Slijkhuis, kantonrechter, en de griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 70,00 bedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 8585876 \ WM VERZ 20-584
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 19 februari 2021
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Appjection B.V. (M. Lagas)

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 19 februari 2021. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. De gemachtigde van betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Bewijskracht zaakoverzicht
Betrokkene voert aan dat de verklaring van de verbalisant in het zaakoverzicht geen ambtsedige verklaring is. Volgens vaste rechtspraak kan de vaststelling dat een gedraging is verricht ook op een niet-ambtsedige verklaring van een verbalisant kan worden gebaseerd. Dit verweer van gemachtigde treft dan ook geen doel.
Staandehouding
Betrokkene heeft aangevoerd dat hij had moeten worden staande gehouden. Als zich een reële mogelijkheid heeft voorgedaan tot staandehouding van de bestuurder van het voertuig waarmee de geconstateerde overtreding is verricht, moet de boete aan die bestuurder worden opgelegd. De boete mag in dat geval niet aan de kentekenhouder van het voertuig worden opgelegd. Blijkens de stukken heeft in dit geval geen staandehouding plaatsgevonden. In de toelichting van het zaakoverzicht verklaart de verbalisant het volgende: “
Ik heb de bestuurder van het genoemde voertuig niet staande kunnen houden, omdat ik reed in een voertuig voor de betrokkene. Ik was niet in uniform en mijn voertuig had geen mogelijkheid tot staandehouding.”Uit de verklaring van de verbalisant blijkt naar het oordeel van de kantonrechter voldoende dat geen staandehouding mogelijk was. Uit deze verklaring kan men redelijkerwijs begrijpen dat er geen stopmiddelen aanwezig waren. De boete is daarom terecht met toepassing van artikel 5 WAHV opgelegd aan de betrokkene als kentekenhouder.
Met betrekking tot de gedraging
Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“Gedragingsgegevens: Ik zag dat de bestuurder van het genoemde voertuig tijdens het rijden een mobiele telefoon merk Apple Iphone, logo zichtbaar op achterzijde telefoon, met de linkerhand vasthield. Ik zag namelijk dat ik zag dat de mannelijke bestuurder van de auto voor een tijd, meerdere minuten, tijdens het rijden en besturen van zijn personenauto een mobiele telefoon van het merk Apple Iphone in zijn linkerhand vasthield. Ik zag dat hij sprak en dat hij alleen in de auto zat. Ik bevond mij tijdens mijn waarnemingen Castricum Beverwijkerstraatweg en het betrokken voertuig bevond zich Castricum Beverwijkerstraatweg. Ik heb daarbij gedurende ongeveer 10 minuten duidelijk en onbelemmerd in het genoemde voertuig kunnen kijken.(…)”
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de administratieve sanctie is opgelegd, is begaan. In WAHV-zaken biedt de verklaring van een verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling van de gedraging. Dit is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring van de verbalisant dan wel uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
De stelling van betrokkene dat zij geen mobiele telefoon heeft vastgehouden en dat om die reden een aanvullend proces-verbaal had moeten worden opgevraagd volgt de kantonrechter niet. De verbalisant is erg duidelijk en uitgebreid geweest in hetgeen hij heeft waargenomen. Het verbod vastgelegd in art. 61a RVV90 is absoluut geformuleerd en laat geen ruimte voor uitzonderingen. Aldus heeft de wetgever geen onderscheid willen maken tussen het kortdurend en langdurig vasthouden van een mobiele telefoon tijdens het rijden. Verder schrijft geen rechtsregel voor dat de vaststelling dat een gedraging als deze is verricht, afhangt van het al dan niet noteren van het merk en type van het gebruikte telefoontoestel. Nog daargelaten dat het merk wel is genoteerd, faalt ook deze klacht van de gemachtigde.
De boete is dus terecht opgelegd. De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
Nu het beroep ongegrond wordt verklaard ziet de kantonrechter geen aanleiding om proceskosten toe te kennen.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek op vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Slijkhuis, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: