ECLI:NL:RBNHO:2021:9381

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 februari 2021
Publicatiedatum
22 oktober 2021
Zaaknummer
8816592 \ WM VERZ 20-948
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring door officier van justitie in verkeersboetezaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan op 12 februari 2021 in een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie. Betrokkene had een administratieve sanctie, in de vorm van een boete, opgelegd gekregen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden. Betrokkene heeft beroep ingesteld bij de officier van justitie, maar deze heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 12 februari 2021 was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen. De kantonrechter heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat betrokkene het beroep bij de officier van justitie te laat had ingesteld. Volgens artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht is de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. De initiële beschikking was op 16 december 2019 verzonden, en het beroep was pas op 7 februari 2020 ingesteld, terwijl dit uiterlijk op 3 februari 2020 ontvangen had moeten zijn.

Betrokkene heeft aangevoerd dat hij eerder in beroep was gegaan, maar de officier van justitie had deze stukken pas op 7 februari 2020 ontvangen. De kantonrechter oordeelde dat het risico van het niet tijdig indienen van het beroepschrift bij de verzender ligt en dat betrokkene niet aannemelijk heeft gemaakt dat de overschrijding van de termijn verschoonbaar was. Daarom heeft de kantonrechter het beroep ongegrond verklaard en is er niet toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak. De uitspraak is gedaan door mr. S. Slijkhuis, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 8816592 \ WM VERZ 20-948
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 12 feburari 2021
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 12 februari 2021. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Betrokkene heeft het beroep bij de officier van justitie te laat ingesteld. Volgens artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht is de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Op 16 december 2019 is aan betrokkene de initiële beschikking nogmaals verzonden. Het beroep is door betrokkene vervolgens ingesteld op vrijdag 7 februari 2020 (poststempel 5 februari 2020), terwijl dat beroep uiterlijk op maandag 3 februari 2020 ontvangen had moeten zijn. Betrokkene stelt dat hij eerder in beroep is gegaan bij de officier van justitie. Betrokkene heeft daartoe stukken overgelegd. Echter, heeft de officier van justitie deze stukken niet eerder ontvangen dan op 7 februari 2020. Als een beroepschrift per gewone post wordt verstuurd, is er geen verzendbewijs. Dat risico ligt bij de verzender. Als er geen beroepschrift is ontvangen, zal de verzender op een andere manier moeten aantonen dat het beroepschrift op tijd is verzonden. Betrokkene heeft dat niet gedaan. Niet aannemelijk is geworden dat deze overschrijding van de beroepstermijn verschoonbaar is in de zin van artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht. De officier van justitie heeft het beroep van betrokkene bij de officier dus terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
Aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak wordt daarom niet toegekomen.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Slijkhuis, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: