ECLI:NL:RBNHO:2021:9372
Rechtbank Noord-Holland
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure met betrekking tot urgentieverklaring
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 5 oktober 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen verzoekster en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerhugowaard. Verzoekster had een aanvraag voor een urgentieverklaring ingediend, welke door verweerder op 21 juli 2020 was afgewezen. Na het indienen van bezwaar, dat door verweerder ongegrond werd verklaard, heeft verzoekster beroep ingesteld. Tijdens de beroepsprocedure heeft verweerder alsnog een woning aan verzoekster toegewezen, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding. Verweerder stelde dat het verzoek in de beroepsprocedure en het verzoekschrift in een eerder afgehandelde voorlopige voorziening identiek waren, en dat er al een proceskostenveroordeling was toegewezen in die voorlopige voorziening. Verweerder verzocht de rechtbank om de wegingsfactor voor de proceskostenvergoeding aan te passen naar 0,25.
De rechtbank heeft overwogen dat er geen samenhang bestaat tussen een beroep en een verzoek om een voorlopige voorziening, zoals bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzoekster recht heeft op proceskostenvergoeding, omdat verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster. De proceskosten zijn vastgesteld op € 748,-, en verweerder is verplicht om deze kosten te vergoeden aan de rechtsbijstandverlener, aangezien verzoekster een toevoeging heeft ontvangen. Daarnaast is verweerder verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 178,- te vergoeden.