ECLI:NL:RBNHO:2021:9365

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 februari 2021
Publicatiedatum
22 oktober 2021
Zaaknummer
8649496 \ WM VERZ 20-683
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van de officier van justitie inzake verkeersboete

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, op 12 februari 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie. Betrokkene had een administratieve sanctie, in de vorm van een boete, opgelegd gekregen en heeft hiertegen beroep ingesteld. De officier van justitie verklaarde het beroep echter niet-ontvankelijk, waarop betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 12 februari 2021 waren zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als betrokkene aanwezig.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, bestond uit het overschrijden van de maximum snelheid binnen de bebouwde kom met 25 km per uur. Betrokkene voerde aan dat hij niet in staat was de voorgeschreven zekerheid te betalen, wat de kantonrechter aanleiding gaf om het bedrag van de zekerheid te verlagen tot nihil, zodat de zaak inhoudelijk kon worden behandeld. Echter, de kantonrechter oordeelde dat betrokkene het beroep bij de officier van justitie te laat had ingesteld. Volgens de Algemene wet bestuursrecht had betrokkene zes weken de tijd om beroep in te stellen, maar dit was niet tijdig gebeurd.

De kantonrechter benadrukte dat de termijn voor het indienen van beroep strikt is en dat de poststempel als bewijs geldt voor tijdige verzending. Betrokkene kon niet aantonen dat zijn beroep tijdig was verzonden, en de mogelijkheid om digitaal beroep in te stellen was niet benut. Daarom werd het beroep ongegrond verklaard en werd er niet toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak. De uitspraak werd gedaan door mr. S. Slijkhuis, kantonrechter, en de mogelijkheid tot hoger beroep werd uiteengezet.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 8649496 \ WM VERZ 20-683
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 12 februari 2021
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 12 februari 20201. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: overschrijding maximum snelheid binnen de bebouwde kom,. (verkeerbord A1) met 25 km per uur.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Betrokkene heeft aangevoerd niet in staat te zijn de in artikel 11, derde lid, WAHV voorgeschreven zekerheid te betalen. De kantonrechter is van oordeel dat er voldoende aanleiding bestaat om het bedrag van de door betrokkene te betalen zekerheid te verlagen tot nihil, zodat is toegekomen aan een inhoudelijke behandeling van de zaak.
Betrokkene heeft het beroep bij de officier van justitie te laat ingesteld. Volgens artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht is de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Het beroep is door betrokkene ingesteld op woensdag 22 januari 2020 (poststempel 21 januari 2020), terwijl dat beroep uiterlijk op maandag 20 januari 2020 ontvangen had moeten zijn.
De termijn voor het indienen van beroep is erg strikt. De poststempel geldt als bewijs dat een beroepschrift tijdig ter post is bezorgd. Als een beroepschrift per gewone post wordt verstuurd, is er geen verzendbewijs. Dat risico ligt bij de verzender. Als er geen beroepschrift is ontvangen, zal de verzender op een andere manier moeten aantonen dat het beroepschrift op tijd is verzonden. De enkele stelling van betrokkene dat hij op 13 januari 2020 beroep ingesteld heeft, is dan ook onvoldoende. Daarnaast was er ook de mogelijkheid om digitaal beroep in te stellen. Niet aannemelijk is geworden dat deze overschrijding van de beroepstermijn verschoonbaar is in de zin van artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht. De officier van justitie heeft het beroep van betrokkene bij de officier dus terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
Aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak wordt daarom niet toegekomen.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Slijkhuis, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: