ECLI:NL:RBNHO:2021:9351

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 februari 2021
Publicatiedatum
22 oktober 2021
Zaaknummer
8762450 \ WM VERZ 20-866
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake verkeersboete en matiging van sanctie

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, op 5 februari 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene. De sanctie was het gevolg van een gedraging waarbij betrokkene geparkeerd had op een parkeerplaats voor vergunninghouders zonder de vereiste vergunning. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde, beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting heeft de vertegenwoordiger van de officier van justitie erkend dat de gedraging juridisch gezien vaststaat, maar heeft ook aangevoerd dat er ter plaatse geen duidelijk eindbord aanwezig was. Betrokkene voerde aan dat de situatie ter plaatse onduidelijk was en dat hij te goeder trouw had geparkeerd, omdat hij dacht dat parkeren aan de waterzijde was toegestaan. De kantonrechter heeft de argumenten van betrokkene en de officier van justitie in overweging genomen. Uiteindelijk heeft de kantonrechter geoordeeld dat de boete gematigd dient te worden tot nihil, omdat de onduidelijkheid ter plaatse een rol speelde in de beslissing. De uitspraak houdt in dat de beslissing van de officier van justitie wordt gewijzigd en dat het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan hem wordt terugbetaald.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 8762450 \ WM VERZ 20-866
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 5 februari 2021
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 5 februari 2021. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: parkeren op parkeerplaats vergunninghouders (bord E9) zonder vergunning voor dat voertuig.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene betwist de gedraging dan ook niet, maar doet een beroep op de omstandigheden van het geval. Betrokkene voert aan dat de situatie ter plaatse onduidelijk is. Betrokkene stelt ter goeder trouw te hebben geparkeerd na het bord dat duidelijk vertelt dat parkeren aan de waterzijde is toegestaan. Betrokkene stelt vervolgens dat het eindbord niet duidelijk zichtbaar is. Deze is dwars geplaatst en wordt hierdoor gemakkelijk over het hoofd gezien, zeker in het donker en wanneer je de situatie niet kent. Het bord is bovendien onduidelijk als eindmarkering van een zone, aldus betrokkene. Ter zitting stelt betrokkene dat er andere borden zijn om een eindsituatie aan te geven en dat het betreffende bord niet voor komt in het verkeersreglement.
De vertegenwoordiger stelt zich ter zitting op het standpunt dat de gedraging juridisch gezien wel vaststaat, maar stelt eveneens dat er ter plaatse geen duidelijk eindbord aanwezig is. De vertegenwoordiger van de officier van justitie acht het aannemelijk dat de situatie voor betrokkene niet duidelijk is geweest en stelt zich op het standpunt dat de sanctie gematigd dient te worden. De kantonrechter volgt de vertegenwoordiger van de officier van justitie en bepaalt dat de sanctie wordt gematigd tot nihil.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van officier van justitie zal worden gewijzigd.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie, in die zin dat de boete wordt gematigd tot nihil;
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: