ECLI:NL:RBNHO:2021:9349

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 februari 2021
Publicatiedatum
22 oktober 2021
Zaaknummer
8762421 \ WM VERZ 20-863
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde boete voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 5 februari 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene. De boete was opgelegd wegens het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde, beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting heeft betrokkene verklaard dat zijn telefoon in een carkithouder zat en dat hij deze enkel aanraakte om de navigatie te bedienen. Betrokkene ontkent dat hij de telefoon vasthield en stelt dat de verbalisant niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de gedraging. De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is dat betrokkene de gedraging heeft verricht. De verbalisant heeft geen voldoende specifieke toelichting gegeven op de waarneming, waardoor de kantonrechter niet met zekerheid kan stellen dat betrokkene een mobiel elektronisch apparaat in zijn hand had. Gezien het gebrek aan bewijs heeft de kantonrechter het beroep gegrond verklaard en de beslissing van de officier van justitie en de opgelegde boete vernietigd. De officier van justitie is verplicht het betaalde bedrag aan betrokkene terug te betalen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 8762421 \ WM VERZ 20-863
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 5 februari 2021
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 5 februari 2021. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd. Betrokkene ontkent dat de gedraging naar aanleiding waarvan de boete is opgelegd, is verricht.
Betrokkene stelt dat zijn telefoon wordt gebruikt als navigatie en op dat moment in de carkithouder zat. De navigatie gaf een alternatieve route aan vanwege een file verderop. Bij het aanremmen/stilstaan voor een rood stoplicht heeft betrokkene daarom het scherm aangetikt, aldus betrokkene. Betrokkene stelt zijn telefoon geen enkel moment te hebben vastgehouden, maar enkel het scherm te hebben aangeraakt, zoals men dat ook zou doen op een TomTom of bij het verwisselen van radiozender.
Tevens stelt betrokkene dat hij bij staandehouding heeft aangegeven dat de telefoon de hele tijd in de houder heeft gezeten. Betrokkene geeft aan dat de agenten vervolgens hebben aangegeven dat betrokkene dan het pinapparaat in zijn handen heeft gehad, welke twee stoelen verderop lag. Ook dit ontkent betrokkene.
De officier van justitie heeft een aanvullend proces-verbaal laten opmaken door de verbalisant. De verbalisant heeft een overzicht zaakgegevens verstrekt waarin onder andere het volgende is vermeld:
“…Ik, R.J.J. Lunter, zag/constateerde, danwel stelde na onderzoek vast, dat een persoon een feit pleegde…: als bestuurder van een voertuig tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat dat gebruikt kan worden voor communicatie of informatieverwerking vasthouden (…) Telefoon in rechterhand (…).De verdachte verklaarde: Ik moest kijken naar welk adres ik moest en hoe lang dit ging duren…”.
De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gedraging is verricht.
Reeds in het eerste beroepschrift zijn door betrokkene specifieke omstandigheden aangevoerd die vragen oproepen over de waarneming van de verbalisant. De verbalisant heeft naar het oordeel van de kantonrechter, op navraag van de officier van justitie, vervolgens een niet voldoende specifieke toelichting gegeven. Een meer inhoudelijke toelichting van de verbalisant was op zijn plaats geweest. Nu deze niet voorhanden is, kan niet met zekerheid worden gesteld dat de betrokkene een mobiele telefoon of een ander elektronisch apparaat in zijn hand had.
De kantonrechter acht het in deze fase van de procedure niet aangewezen om de officier van justitie te verzoeken nog een aanvullend proces-verbaal van de verbalisant in het geding te brengen. Nu de gedraging niet vaststaat, is de boete ten onrechte opgelegd. Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van officier van justitie zullen worden vernietigd.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de
boete is opgelegd;
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: