ECLI:NL:RBNHO:2021:926

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 januari 2021
Publicatiedatum
4 februari 2021
Zaaknummer
C/15/308650 / HA RK 20/188
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wraking van rechters in belastingzaken

Op 19 januari 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een wrakingszaak. Verzoeksters, twee besloten vennootschappen gevestigd te Amsterdam, hebben op 29 september 2020 een verzoek tot wraking ingediend tegen de rechters in hun belastingzaken. Dit verzoek was gericht tegen de rechters B. Walderveen, M.W. Koenis en C. Maas, die betrokken waren bij de behandeling van hun beroepen tegen aanslagen van de kansspelbelasting. De verzoeksters voerden aan dat de rechters partijdig waren, onder andere omdat hun verzoek om aanhouding van de behandeling was afgewezen. De wrakingskamer, bestaande uit mrs. R.H.M. Bruin, W.J. van Andel en C.E. van Oosten-van Smaalen, heeft het verzoek tot wraking behandeld op 12 januari 2021. Tijdens deze zitting is mr. F.F. Boers, de gemachtigde van verzoeksters, verschenen. De gewraakte wrakingskamer heeft betoogd dat er geen contact is geweest met de rechters in de hoofdzaken en dat het verzoek tot wraking ongegrond is. De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoeksters niet overtuigend geacht en heeft het verzoek tot wraking afgewezen. De rechtbank heeft bepaald dat de procedure van verzoeksters met zaaknummer C/15/308156 / HA RK 20/179 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/15/308650 / HA RK 20/188
Beslissing van 19 januari 2021
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Verzoekster 1]
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Verzoekster 2]
beide gevestigd te Amsterdam,
verzoeksters,
gemachtigde mr. F.F. Boers, advocaat te Amsterdam.
Het verzoek is gericht tegen de leden van de wrakingskamer van de geplande wrakingsbehandeling ter wrakingszitting van 13 oktober 2020:
mrs. R.H.M. Bruin, W.J. van Andel en C.E. van Oosten-van Smaalen,
hierna te noemen: de gewraakte wrakingskamer.

1.Procesverloop

1.1
Verzoeksters hebben op 29 september 2020 schriftelijk de wraking verzocht van de rechters in de hoofdzaken, te weten mrs. B. Walderveen, M.W. Koenis en C. Maas van het team Belastingrecht, locatie Haarlem. De zaaknummers van de hoofzaken zijn: HAA 19/707 tot en met 19/711, HAA 19/2145 tot en met 19/2152, HAA 19/2154 en HAA 19/2156 tot en met 19/2160 ( [Verzoekster 1] tegen de inspecteur van de Belastingdienst) en HAA 19/712 tot en met 19/714 ( [Verzoekster 2] tegen de inspecteur van de Belastingdienst). De hoofzaken betreffen beroepen tegen aanslagen van de kansspelbelasting. Verzoeksters hebben de rechters in de hoofdzaken gewraakt, onder meer omdat hun verzoek om aanhouding van de behandeling van de zaken in afwachting van een proefprocedure bij de Hoge Raad door de rechtbank bij brief van 23 september 2020 was afgewezen. De hoofdzaken waren door de rechtbank gepland op 13 oktober 2020 om 9:30 uur.
1.2
Bij e-mail van 30 september 2020 heeft de rechtbank mr. Boers voor het bepalen van een zittingsdatum van zijn verzoek om wraking van 20 september 2020, verzocht om verhinderdata over de maanden oktober en november 2020. Verzoeksters hebben hierop bij e-mail van 30 september 2020 gereageerd en onder meer de verhinderdata 1 tot en met 16 oktober 2020 opgegeven.
1.3
De rechters hebben niet in de wraking berust. Bij schrijven van 1 oktober 2020 heeft mr. Van Walderveen gereageerd op het wrakingsverzoek. In de reactie staat onder meer het volgende vermeld: “Op 30 september jl. is gebleken dat hij [
mr. Boers] op een telefonische vraag van de secretaris van de wrakingskamer heeft aangegeven verhinderd te zijn om de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek bij te wonen. Hij is verhinderd tot en met 16 oktober a.s. Dat laat zich niet rijmen met de uitnodiging en alles wat daarvan in de tijd vooraf is gegaan.” … “De gang van zaken wijst in mijn ogen ook op een oneigenlijk gebruik van de mogelijkheid tot het doen van een wrakingsverzoek. Het verzoek kan onder deze omstandigheden immers in redelijkheid niet anders worden verstaan dan als de aanwending van de bevoegdheid tot wraking voor een ander doel dan waarvoor deze is aangegeven, namelijk om alsnog een verdaging van de vastgestelde behandeling van de beroepen te bewerkstelligen.”
1.4
Bij brief van 1 oktober 2020 heeft de rechtbank de partijen in de wraking uitgenodigd voor de behandeling van het verzoek tot wraking op 13 oktober 2020 om 9:15 uur en vermeld dat de wrakingskamer zal bestaan uit mrs. R.H.M. Bruin, W.J. van Andel en C.E. van Oosten-Smaalen. Daarbij is in de brief aan mr. Boers verder aangegeven dat, “gezien de spoedeisendheid van de behandeling van een wrakingsverzoek en de door u ingediende verhinderdata, geen rekening kan worden gehouden met de door u opgegeven verhinderdata.’’
1.5
Bij brief van 2 oktober 2020 hebben verzoeksters gereageerd op de dagbepaling van het wrakingsverzoek en verzocht de zittingsdatum van 13 oktober 2020 om 9:15 uur te heroverwegen en alsnog rekening te houden met haar verhinderdata.
1.6
Bij e-mail van 7 oktober 2020 heeft de rechtbank bericht dat het verzoek van verzoeksters om verplaatsing van de wrakingszitting is afgewezen.
1.7
Verzoeksters hebben op 9 oktober 2020 schriftelijk de wraking verzocht van de leden van de wrakingskamer, zijnde mrs. R.H.M. Bruin, W.J. van Andel en C.E. van Oosten-van Smaalen (de gewraakte wrakingskamer) en hun standpunt schriftelijk onderbouwd.
1.8
De gewraakte wrakingskamer heeft niet in de wraking berust en heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.9
Het verzoek is vervolgens behandeld ter openbare zitting van de wrakingskamer van 12 januari 2021. Verzoeksters en de gewraakte wrakingskamer zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Namens verzoeksters is mr. Boers verschenen. Voorts is namens de gewraakte wrakingskamer mr. Bruin verschenen.

2.Het standpunt van verzoeksters

2.1
Verzoeksters hebben ter onderbouwing van het verzoek – samengevat –
aangevoerd dat de gewraakte wrakingskamer het bepaalde in de artikelen 7.2 en 8.2 heeft geschonden ten behoeve van de gewraakte rechters in de hoofdzaken. Volgens verzoeksters heeft de gewraakte wrakingskamer ongeoorloofd contact gehad met de rechters in de hoofdzaken en hebben zij informatie met elkaar gedeeld buiten het verweerschrift en de behandeling om. De gewraakte wrakingskamer heeft haar besluit over de zittingsdatum laten afhangen van die verboden communicatie. Ter toelichting wijzen verzoeksters op de uitnodiging van 1 oktober 2020 voor de dagbepaling van de mondelinge behandeling van de gewraakte wrakingskamer, waarin is aangegeven dat geen rekening [kan] worden gehouden met de verhinderdata van verzoekster, gelet op de spoedeisendheid. De gang van zaken, namelijk eerst vragen naar verhinderdata over een periode van twee maanden om vervolgens op grond van spoedeisendheid geen rekening te houden met de verhinderdata (1 tot en met 16 oktober) en de behandeling van het wrakingsverzoek een kwartier (9:15h) te plannen voor de mondelinge behandeling van de hoofdzaken (9:30h), lijkt te wijzen op inmenging van de betrokken rechters. De planning is zodanig dat na de behandeling van het wrakingsverzoek mondeling uitspraak gedaan zou kunnen worden, zodat de hoofdzaken alsnog doorgang konden vinden. Dit is vooringenomen. Het verzoek om verhinderdata tot eind november rijmt daarnaast niet met het besluit om op grond van de spoedeisendheid van die verhinderdata af te wijken. Daarbij komt dat het argument van de spoedeisendheid overeenkomt met het argument in het verweerschrift van mr. Van Walderveen, waardoor het lijkt alsof de gewraakte wrakingskamer zich door mr. Van Walderveen heeft laten beïnvloeden ten aanzien van de dagbepaling. De indruk bestaat daarom dat na het verzoek om verhinderdata contact is geweest tussen de rechters en de gewraakte wrakingskamer over de spoedeisendheid.
Het verweerschrift van mr. van Walderveen bevat ook informatie over de verhinderdata van verzoeksters in de wrakingsprocedure. Dat had niet met mr. Van Walderveen gecommuniceerd morgen worden. Overigens bevat dat verweerschrift ook onwaarheden over niet plaatsgevonden communicatie tussen verzoeksters en de secretaris van de wrakingskamer. Gelet op het voorgaande stellen verzoeksters dat zij er in redelijkheid niet zonder meer van kunnen uitgaan dat hun wrakingsverzoek door de gewraakte wrakingkamer eerlijk en onpartijdig behandeld zal worden.

3.Het schriftelijk bericht van de gewraakte wrakingskamer

3.1
De gewraakte wrakingskamer voert aan dat over de dagbepaling van de behandeling van het wrakingsverzoek van 29 september 2020 geen overleg is gevoerd door de leden met (een of meer leden uit) de combinatie in de hoofdzaak. De leden van de gewraakte wrakingskamer hebben op en na 1 oktober 2020 ook anderszins geen contact gezocht of gehad met de combinatie in de hoofdzaken. De communicatie van de gewraakte wrakingskamer met de leden van de combinatie in de hoofdzaken heeft na de uitnodiging van 1 oktober 2020 niet anders bestaan dan uit het ontvangen van het verweer van die combinatie, gedateerd 1 oktober 2020, en ingekomen bij de wrakingskamer op 2 oktober 2020. Nu de hoofdzaken, na afwijzing van het verzoek om aanhouding van verzoeksters waarmee het wrakingsverzoek verband hield, (nog steeds) gepland stonden op 13 oktober 2020 om 9:30 uur en 11:15 uur, lag behandeling van het verzoek om wraking uiterlijk vóór dat tijdstip in de rede. Aangezien er geen verhindering van verzoeksters voor die zitting op 13 oktober 2020 in de hoofdzaken bekend was, maar wel alle dagen van 1 tot en met 12 oktober 2020 als verhinderdata waren opgegeven, is de wrakingzitting bepaald op 13 oktober 2020 voorafgaand aan de geplande zitting in de hoofdzaken. Uitgangspunt bij ieder wrakingsverzoek is dat het verzoek zo spoedig mogelijk, in ieder geval voor de verdere behandeling van de hoofdzaak, behandeld wordt. De gewraakte wrakingskamer ziet in het aangevoerde dus geen feiten of omstandigheden waardoor haar rechterlijke partijdigheid schade zou kunnen leiden.

4.De beoordeling

4.1
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert (zogenaamde subjectieve toets). Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. Die feiten of omstandigheden moeten zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid (zogenaamde objectieve toets). Het subjectieve oordeel van verzoekster is voor de beoordeling van beide toetsen wel belangrijk maar niet doorslaggevend.
4.2
Verzoeksters hebben ter onderbouwing van het verzoek aangevoerd dat de gewraakte wrakingskamer het bepaalde in artikel 7.2 en 8.2 van het Wrakingsprotocol heeft geschonden ten behoeve van de gewraakte rechters in de hoofdzaken.
4.3
In artikel 7.2 in samenhang bezien met artikel 6.4 van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank staat het volgende:

Geen contact
Tot het moment van de uitspraak van de wrakingskamer heeft de rechter wiens
wraking is verzocht, buiten aanwezigheid van de indiener van het verzoek geen
contact over de zaak met leden van de wrakingskamer.”
In artikel 8.2 van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank staat het volgende:
“Betrokkenen informeren en informatie verzamelen door de griffier
De griffier van de wrakingskamer stuurt de betrokken rechter een kopie van het
wrakingsverzoek, met het verzoek:
- te berichten of hij in de wraking berust;
- indien hij niet berust, op te geven of hij gehoord wil worden;
- eventueel schriftelijk te reageren op het wrakingsverzoek;
- verhinderdata te vermelden.
De griffier vraagt de verzoeker en de andere procespartijen verhinderdata op te
geven. De griffier informeert vervolgens alle betrokkenen (verzoeker, de rechter
wiens wraking is verzocht, in strafzaken het openbaar ministerie, andere
procespartijen) over de zittingsdatum, onder mededeling dat zij ter terechtzitting
in de gelegenheid zullen worden gesteld te worden gehoord. Het verdient
aanbeveling dat de gewraakte rechter de behandeling van het wrakingsverzoek
bijwoont. De griffier doet zo nodig een tolk oproepen en het transport voor de
gedetineerde regelen.”
4.4
Artikel 7.2 van het Wrakingsprotocol bepaalt dat de gewraakte rechters in de hoofdzaak geen contact mogen hebben met de leden, dat wil zeggen de rechters, van de wrakingskamer. Mr. Bruin heeft ook ter zitting verklaard dat hij en de andere leden van de gewraakte wrakingskamer geen contact hebben gehad met de gewraakte rechters in de hoofdzaken. Ook heeft mr. Bruin toegelicht hoe de dagbepaling van de wrakingszitting tot stand is gekomen. De wrakingskamer ziet in hetgeen verzoeksters naar voren hebben gebracht geen reden om hieraan te twijfelen. Het feit dat de wrakingszitting, ondanks het opvragen van verhinderdata over twee maanden, is gepland binnen twee weken op de opgegeven verhinderdatum 13 oktober 2020, is onvoldoende voor de conclusie dat sprake is geweest van contact. Niet aannemelijk is dus geworden dat door de gewraakte (leden van de) wrakingskamer in strijd met artikel 7.2 van het Wrakingsprotocol is gehandeld. Evenmin is aannemelijk geworden dat in strijd is gehandeld met hetgeen is bepaald in artikel 8.2 van het Wrakingsprotocol. Het feit dat mr. Van Walderveen op de hoogte is geraakt van de door verzoeksters opgegeven verhinderdata is weliswaar ongebruikelijk, maar maakt niet dat in strijd met artikel 8.2 is gehandeld. De wrakingskamer is van oordeel dat de hiertoe aangedragen argumenten van verzoekers ook overigens niet leiden tot het koesteren van vooringenomenheid bij of vrees voor objectieve twijfel aan de partijdigheid van de gewraakte (leden van de) wrakingskamer.
4.5
Het argument van verzoeksters dat het opvragen van verhinderdata over een periode van twee maanden niet rijmt met de spoedeisendheid die de gewraakte wrakingskamer heeft aangenomen bij het bepalen van de behandeling van het wrakingsverzoek en dat het erop lijkt dat de wrakingskamer zich daarbij heeft laten beïnvloeden door het verweerschrift van mr. Van Walderveen, leidt volgens de wrakingskamer ook niet tot het koesteren van vooringenomenheid bij of een gerechtvaardigde vrees voor objectieve twijfel aan de partijdigheid van de gewraakte wrakingskamer. Zoals mr. Bruin namens de gewraakte wrakingskamer in de schriftelijke reactie heeft aangegeven, ligt het in de reden om elk en dus ook dit wrakingsverzoek zo spoedig mogelijk te behandelen en in ieder geval voor de (geplande) behandeling van de hoofdzaken. Dat is ook in lijn met het in het Wrakingsprotocol in artikel 9.1 daaromtrent bepaalde. Het feit dat in dit geval verhinderdata over een periode van twee maanden zijn opgevraagd, doet daar niet aan af. Het opvragen van verhinderdata over een langere periode, is uit praktisch oogpunt voor het geval het verzoek onverhoopt niet op korte termijn kan worden gepland, voorstelbaar. Uit dit opvragen van verhinderdata kan niet worden afgeleid dat de behandeling van het wrakingsverzoek niet spoedeisend is. Te meer niet nu genoemd artikel 9.1 van het Wrakingsprotocol bepaalt dat een verzoek tot wraking zo spoedig mogelijk ter zitting wordt behandeld.
4.6
Verzoeksters hebben tot slot nog betoogd dat het verweerschrift van mr. Van Walderveen onwaarheden bevat over communicatie tussen verzoeksters en de secretaris van de wrakingskamer, maar dit kan - zo dat al door verzoeksters bedoeld is - vanzelfsprekend niet leiden tot de conclusie dat de gewraakte wrakingskamer vooringenomen is dan wel dat er een gerechtvaardigde vrees voor objectieve twijfel aan de partijdigheid van de gewraakte wrakingskamer is.
4.7
Gezien het voorgaande slagen de wrakingsgronden niet. De wrakingskamer zal het verzoek daarom afwijzen. De zaak zal worden verwezen naar de gewraakte wrakingskamer (ter verdere afdoening van het eerste wrakingsverzoek van verzoeksters van 29 september 2020 gericht tegen de rechters in de hoofdzaken (zaaknummer/rekestnummer: C15/308156 / HA RK 20/179).

5.Beslissing

De rechtbank
5.1
wijst het verzoek tot wraking van de rechters van de gewraakte wrakingskamer af;
5.2
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeksters en de rechters tegen wie het verzoek tot wraking is gericht;
5.3
bepaalt dat de procedure van verzoeksters met zaaknummer C15/308156 / HA RK 20/179 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. E.B. de Vries-Van den Heuvel, voorzitter, mr. E.C.M. van Mierlo en mr. N.E. Kwak, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. R. Pronk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2021.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.