ECLI:NL:RBNHO:2021:9206

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 september 2021
Publicatiedatum
20 oktober 2021
Zaaknummer
9044085
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Identiteitsfraude en de gevolgen voor de overeenkomst van een telefoonabonnement

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 29 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen T-Mobile Netherlands B.V., handelend onder de naam Tele2, en een gedaagde die zich beroept op identiteitsfraude. De eiser, Tele2, vorderde betaling van € 816,00 voor een telefoonabonnement dat online was afgesloten op naam van de gedaagde. De gedaagde betwistte de overeenkomst en stelde dat zij slachtoffer was van identiteitsfraude, waarbij een onbekende haar bankgegevens en identiteitsbewijs had misbruikt om het abonnement af te sluiten. De kantonrechter oordeelde dat Tele2 gerechtvaardigd had vertrouwd op de geldigheid van de overeenkomst, ondanks de betwisting van de gedaagde. De rechter concludeerde dat de gedaagde, hoewel slachtoffer van identiteitsfraude, deels verantwoordelijk was voor de situatie omdat zij haar persoonlijke gegevens had gedeeld. De vordering van Tele2 werd toegewezen, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van in totaal € 856,00, vermeerderd met rente, en de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9044085 \ CV EXPL 21-1224
Uitspraakdatum: 29 september 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid T-Mobile Netherlands B.V., tevens handelend onder de naam Tele2, krachtens juridische fusie rechtsopvolger onder algemene titel van Tele2 Nederland B.V.
gevestigd te 's-Gravenhage
eiseres
verder te noemen: Tele2
gemachtigde: B. Boos (LAVG B.V.)
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. P. Schotman

1.Het procesverloop

1.1.
Tele2 heeft bij dagvaarding van 29 januari 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 2 september 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
Op 15 oktober 2018 is online op naam van [gedaagde] een overeenkomst ter zake mobiel 4-G internet en bellen bij Tele2 afgesloten. Uit de overeenkomst volgt dat een mobiel toestel, een Apple iPhone X 64GB Black: hierna het toestel, ter waarde van € 816,00 is verstrekt op basis van een kredietovereenkomst. De vaste maandelijkse kosten van het toestelkrediet bedragen € 34,00.
2.2.
Het toestel is afgeleverd op een PostNL locatie in Amsterdam ( [adres] ).
2.3.
De overeenkomst is op 20 oktober 2018 door [gedaagde] ontbonden.
2.4.
[gedaagde] heeft op 23 oktober 2018 aangifte gedaan van identiteitsfraude.
2.5.
Bij brief van 16 september 2019 heeft Tele2 [gedaagde] verzocht om het openstaande bedrag van € 865,28 binnen vijftien dagen na bezorging van de brief te betalen, bij gebreke waarvan het openstaande bedrag wordt verhoogd met € 40,00 aan incassokosten. De brief is gericht aan het adres van [gedaagde] aan [straat] te [woonplaats] .

3.De vordering

3.1.
Tele2 vordert – na vermindering van eis – dat de kantonrechter [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeelt tot betaling van:
€ 816,00 aan hoofdsom;
€ 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
wettelijke rente over € 816,00 vanaf de vervaldatum van de factuur tot aan de dag der voldoening;
e proceskosten.
3.2.
Tele2 stelt – kort gezegd – dat zij met [gedaagde] op 15 oktober 2018 online een overeenkomst heeft gesloten, waarop haar algemene voorwaarden uit 2018 van toepassing zijn. Ter onderbouwing hiervan heeft Tele2 een aan [gedaagde] verzonden e-mail van 16 oktober 2018 overgelegd, waarin een mobiel 4G-internet en bellen abonnement met toestel is bevestigd. Omdat [gedaagde] haar maandelijkse verplichtingen op grond van de overeenkomst niet is nagekomen, heeft Tele2 de overeenkomst beëindigd en de resterende toestelprijs bij [gedaagde] in rekening gebracht.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist dat zij een overeenkomst heeft gesloten met Tele2 en stelt dat zij het slachtoffer is geworden van identiteitsfraude, zodat zij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het door Tele2 gevorderde bedrag. [gedaagde] heeft daartoe aangevoerd dat zij omstreeks 24 september 2018 in contact is gekomen met een jongen op Snapchat, met (snapchat) naam [X] , hierna: [X] . In één van de berichten die [X] aan [gedaagde] zond, heeft [X] gevraagd of [gedaagde] geld wilde verdienen door middel van bitcoins. [gedaagde] voert aan dat zij op dat moment 18 jaar oud was en gevoelig was voor dit bericht. Tijdens een ontmoeting, omstreeks 4 oktober 2018, hebben [X] en [gedaagde] het voorstel besproken en heeft [gedaagde] op verzoek van [X] haar bankpas en pincode aan hem gegeven om bitcoins te regelen. Op 15 oktober 2018 heeft [X] vervolgens – met de bankpas, pincode en kopie identiteitsbewijs van [gedaagde] – een telefoonabonnement met toestel afgesloten bij Tele2.
4.2.
Primair stelt [gedaagde] dat geen overeenkomst tot stand is gekomen. Er is sprake van een ontbrekende wilsverklaring en gezien de omstandigheden van het geval had het op de weg van Tele2 gelegen nader onderzoek te doen of de verklaring van [gedaagde] overeen kwam met haar wil. [X] heeft bij het afsluiten van het abonnement een verkeerde geboortedatum ingevoerd, de voornaam in het opgegeven e-mailadres komt niet overeen met de voornaam van [gedaagde] en de telefoon is bezorgd op een PostNL locatie in Amsterdam in plaats van op het woonadres van [gedaagde] in [woonplaats] . Gelet hierop mocht Tele2 er niet gerechtvaardigd op vertrouwen dat [gedaagde] een overeenkomst met haar wilde sluiten.
4.3.
Subsidiair beroept [gedaagde] zich op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. [gedaagde] ondervindt ernstig nadeel omdat zij een telefoon aan Tele2 dient te vergoeden die zij heeft besteld noch ontvangen. Tele2 ondervindt als grote marktpartij weinig nadeel.
4.4.
Meer subsidiair stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat door de ontbinding van de overeenkomst binnen de wettelijke bedenktijd, op grond van artikel 6:271 van het Burgerlijk Wetboek (BW) een verbintenis tot ongedaanmaking voor de ontvangen prestaties is ontstaan. Door een toevallige onmogelijkheid kan [gedaagde] het toestel niet aan Tele2 teruggeven; zij heeft het toestel nooit ontvangen. Nu de oorzaak van onmogelijkheid van restitutie [gedaagde] niet kan worden toegerekend, is [gedaagde] geen schadevergoeding aan Tele2 verschuldigd.

5.De beoordeling

5.1.
Alhoewel betwist door Tele2 is het de kantonrechter gelet op hetgeen [gedaagde] in de stukken en ter zitting naar voren heeft gebracht voldoende aannemelijk geworden dat [gedaagde] het slachtoffer is geworden van identiteitsfraude. De kantonrechter acht in dit verband van belang dat (de moeder van) [gedaagde] , direct nadat zij ermee bekend is geraakt dat zonder haar toestemming bij Tele2 een abonnement is afgesloten, hiervan melding heeft gemaakt bij Tele2. Daarnaast is van de identiteitsfraude aangifte gedaan bij de politie. Uit de aangifte blijkt dat er, rond dezelfde periode, meerdere (telefonie)abonnementen zijn afgesloten en diverse bedragen zijn opgenomen en overgeboekt. Dit strookt met de stellingen van [gedaagde] .
5.2.
De kantonrechter dient in deze zaak te beoordelen of [gedaagde] , uitgaande van deze identiteitsfraude, een bedrag van € 816,00, zijnde de waarde van het toestel, aan Tele2 verschuldigd is.
Ontbrekende wilsverklaring/ gerechtvaardigd vertrouwen
5.3.
Primair stelt [gedaagde] dat er geen overeenkomst tot stand is gekomen, omdat sprake is van een ontbrekende wilsverklaring. [gedaagde] heeft nimmer de betreffende overeenkomst met Tele2 willen afsluiten en Tele2 had er niet gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat [gedaagde] dit wel wilde. [gedaagde] licht toe dat [X] bij het afsluiten van het abonnement allereerst een verkeerde geboortedatum heeft ingevoerd. Verder komt de voornaam in het opgegeven e-mailadres niet overeen met de voornaam van [gedaagde] en is de telefoon bezorgd op een PostNL locatie in Amsterdam en niet op het woonadres van [gedaagde] in [woonplaats] . De vraag die beantwoord dient te worden is of het in de gegeven omstandigheden op de weg van Tele2 had gelegen nader onderzoek te doen of de verklaring van [gedaagde] overeen kwam met haar wil.
5.4.
De identiteit van personen is bij elektronische handel veel moeilijker vast te stellen dan indien het gaat om het sluiten van een fysieke overeenkomst, welke door alle contractspartijen ondertekend is. In veel gevallen zal het kunnen vaststellen van de identiteit geen problemen opleveren maar in zaken waarin gemotiveerd betwist wordt dat er een abonnement is aangegaan, levert dat wel een bewijsprobleem op. Bij het afsluiten van de overeenkomst is gebruik gemaakt van de identiteitskaart, het rekeningnummer, de bankpas en de pincode van [gedaagde] . Dit zijn gegevens die persoonsgebonden zijn. Er kan daarom in beginsel vanuit worden gegaan dat de overeenkomst door [gedaagde] is gesloten of door iemand die met toestemming van [gedaagde] deze overeenkomst heeft gesloten. Dat een afwijkend(e) geboortedatum en e-mailadres zijn ingevuld bij het afsluiten van een overeenkomst, had aanleiding voor Tele2 kunnen zijn om contact op te nemen met [gedaagde] . Het gaat echter te ver om een groot telecombedrijf als Tele2 te verplichten contact op te nemen met iedere consument die online een telefoonabonnement afsluit, om de gegevens te controleren en te verifiëren als hierin iets niet helemaal klopt. Zeker als wel de juiste documenten zijn overgelegd. Daarbij komt dat er bij het afsluiten van een (online) abonnement een IDeal-betaling van € 4,95 dient te worden gedaan, wat te gelden heeft als een afgeleide identificatie; de bank heeft immers in een eerder stadium de rekening al geïdentificeerd. Deze betaling is ook in dit geval gedaan, [gedaagde] zal hiervoor een TAN-code hebben verstrekt aan [X] .
5.5.
De kantonrechter is van oordeel dat Tele2 in de hiervoor bedoelde situatie er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de wil van [gedaagde] erop gericht was een overeenkomst met Tele2 te sluiten. Tele2 hoefde hier geen nader onderzoek naar te doen. Dat bij de contractsluiting een PostNL locatie als afhaaladres is opgegeven, maakt dit niet anders. Zoals de gemachtigde van Tele2 ter zitting terecht heeft opgemerkt, is het immers mogelijk dat iemand een telefoon wil laten afleveren in de buurt van een werkadres. Tele2 heeft hierop niet hoeven aanslaan.
5.6.
Het primaire verweer van [gedaagde] faalt dan ook.
Beperkende werking redelijkheid en billijkheid
5.7.
[gedaagde] heeft subsidiair een beroep gedaan op de beperkende werking van de redelijkheid en de billijkheid als bedoeld in de artikelen 6:248 lid 2 BW juncto 6:2 lid 2 BW. Zij stelt dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Tele2 een geslaagd beroep kan doen op artikel 3:35 BW (het bestaan van de wil bij [gedaagde] om een overeenkomst met Tele2 aan te gaan). De rechter dient bij de toets terughoudend te zijn en dient de relevante omstandigheden van het geval in de afweging te betrekken (HR 29 januari 2021, ECLI:NL:HR:2021:153). De volgende omstandigheden zijn relevant.
5.8.
Voor toepassing van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid pleit dat [gedaagde] een jongvolwassene is. Zij is slachtoffer geworden van identiteitsfraude en moet als gevolg daarvan de waarde van een telefoon vergoeden, die zij naar eigen zeggen heeft besteld noch ontvangen. [gedaagde] heeft op dit moment een bijbaantje en zal 9 maanden moeten werken om het bedrag aan Tele2 te kunnen voldoen. [gedaagde] heeft tevergeefs in de minnelijke fase getracht met Tele2 tot een oplossing te komen.
5.9.
Tegen toepassing van de beperkende werking pleit het volgende. Aangezien Tele2 heeft betwist dat [gedaagde] de telefoon niet zelf heeft opgehaald bij de PostNL locatie in Amsterdam, omdat alleen de geadresseerde een pakket op vertoon van een identiteitsbewijs kan ophalen, kan dit niet als vaststaand feit worden aangenomen. [gedaagde] stelt voorts dat Tele2 als grote marktpartij weinig nadeel ondervindt. Dat geldt wellicht in deze specifieke zaak. Ter zitting heeft Tele2 betoogd een onderscheid te maken tussen identiteitsfraude waarbij de fraude buiten de schuld van het slachtoffer van identiteitsfraude ligt, zoals bijvoorbeeld bij diefstal het geval is, en fraude waarbij de situatie het slachtoffer van de identiteitsfraude in meer of mindere mate kan worden toegerekend, zoals in het onderhavige geval. Immers, [gedaagde] heeft op eigen initiatief haar bankpas, pincode en kopie van haar identiteitsbewijs aan [X] gegeven. Wanneer Tele2 ook in situaties waarin de identiteitsfraude het slachtoffer daarvan in meer of mindere mate kan worden toegerekend, de daaruit voortvloeiende schade voor haar rekening dient te nemen, zal dit leiden tot een aanzienlijke schadepost.
5.10.
Bovengenoemde factoren afwegende komt de kantonrechter tot het oordeel dat het beroep op de beperkende werking door [gedaagde] niet slaagt. [gedaagde] is dan wel het slachtoffer geworden van identiteitsfraude, maar doordat zij haar pinpas, pincode en identiteitsbewijs aan [X] heeft gegeven, kan de fraude haar (deels) worden toegerekend. Ook staat niet vast dat zij de telefoon niet zelf heeft opgehaald. Daarnaast kan gelet op het bovenstaande niet zonder meer worden geoordeeld dat Tele2 als grote marktpartij weinig (financieel) nadeel lijdt. Dat Tele2 ervan is uitgegaan dat [gedaagde] een overeenkomst wilde sluiten en de kosten van het toestel van [gedaagde] vordert, is dan ook in deze omstandigheden niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
Ontbinding binnen de wettelijke bedenktijd
5.11.
Niet in geschil is dat de overeenkomst binnen de wettelijke bedenktermijn is ontbonden. Deze ontbinding heeft tot gevolg dat op [gedaagde] een verbintenis tot ongedaanmaking van de reeds ontvangen prestaties rust en wel de verbintenis tot teruggave van de telefoon. Door [gedaagde] is gesteld dat het voor haar onmogelijk is om de telefoon te retourneren, omdat zij de telefoon nooit heeft ontvangen. Zij stelt geen schadevergoeding verschuldigd te zijn, nu de oorzaak van de onmogelijkheid van restitutie – de identiteitsfraude – haar niet kan worden toegerekend. De kantonrechter betreurt de situatie waarin [gedaagde] zich bevindt, maar is niettemin van oordeel dat de identiteitsfraude in ieder geval deels aan [gedaagde] kan worden toegerekend. Ongeacht haar leeftijd had zij ervoor moeten waken dergelijke belangrijke gegevens aan een onbekende te verstrekken. Dit betekent dat de onmogelijkheid van de restitutie voor rekening van [gedaagde] dient te blijven, zodat de tekortkoming in de nakoming van de verbintenis tot ongedaanmaking haar kan worden aangerekend en [gedaagde] gehouden is de schade die Tele2 daardoor lijdt te vergoeden.
Conclusie
5.12.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van Tele2 zal toewijzen.
5.13.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente zullen eveneens worden toegewezen, omdat deze vorderingen de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen.
5.14.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Tele2 van € 856,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 816,00 vanaf 29 januari 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Tele2 tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 89,44;
griffierecht € 507,00;
salaris gemachtigde € 248,00;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. de Greef en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter