ECLI:NL:RBNHO:2021:9158

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 september 2021
Publicatiedatum
20 oktober 2021
Zaaknummer
8749258 \ CV EXPL 20-7600
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtreis door buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben de passagiers een vordering ingesteld tegen de vervoerder, Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft, wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht van Istanbul naar Amsterdam via Frankfurt op 24 augustus 2018. De passagiers arriveerden met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming en vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, waaronder wijzigingen in de slottijden en vertragingen veroorzaakt door luchtverkeersleiding.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie. Echter, de vervoerder heeft aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals een wijziging van de slot en een vertraging van de voorgaande vlucht. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende maatregelen had getroffen om de vertraging te beperken en dat de passagiers niet in aanmerking kwamen voor de gevorderde compensatie.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagiers afgewezen en hen veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken op 29 september 2021 door kantonrechter S.N. Schipper in Haarlem.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8749258 \ CV EXPL 20-7600
Uitspraakdatum: 29 september 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1] , pro se en;

2. [passagier sub 2] ,pro se en beiden in de hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger van hun minderjarige kind
[minderjarige];

3. [passagier sub 3]

4. [passagier sub 4];
allen wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: Yource B.V.
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland) en mede kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 20 augustus 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Istanbul (Turkije) naar Frankfurt (Duitsland) en van Frankfurt naar Amsterdam op 24 augustus 2018.
2.2.
De vlucht van Istanbul naar Frankfurt (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben de aansluitende vlucht naar Amsterdam gemist en zijn met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming gearriveerd.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
2.5.
De passagiers sub 1 en 2 zijn door de kantonrechter gemachtigd de onderhavige procedure namens hun minderjarige kind te voeren.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 2.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 augustus 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 363,00 althans, € 300,00, aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten;
- een certificaat als bedoeld in artikel 53 herziene EEX-Verordening 1215/2012.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering en doet een beroep op (doorwerking van) buitengewone omstandigheden. Daartoe heeft hij, onder meer, het volgende aangevoerd.
4.2.
De (rotatie)vluchten Frankfurt – Istanbul – Frankfurt worden met één en hetzelfde vliegtuig uitgevoerd. De vertraging van de eerste vlucht werkt automatisch door naar de tweede vlucht. Het toestel heeft de vlucht Frankfurt – Istanbul vertraagd uitgevoerd doordat de in het ruim geplaatste bagage van een ingecheckte passagier die – toch – niet aan boord ging, moest worden verwijderd en doordat de luchtverkeersleiding een latere vertrektijd aan het toestel heeft toegekend. Het toestel kwam met een vertraging van 72 minuten in Istanbul aan. Vervolgens kreeg het toestel tijdens de uitvoering van de vlucht ook te maken met gewijzigde “slots”. Het toestel is uiteindelijk met een vertraging van 84 minuten in Frankfurt aangekomen. De passagiers hebben de aansluitende vlucht naar Amsterdam gemist. De vervoerder heeft de passagiers omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht met plaats.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. In punt 15 van de considerans van de Verordening staat dat er geacht wordt sprake te zijn van buitengewone omstandigheden wanneer een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt, ook al heeft de betrokken luchtvaartmaatschappij alle redelijke inspanningen geleverd om de vertragingen of annuleringen te voorkomen.
5.3.
De vraag die thans voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop heeft aangetoond dat de vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is geweest van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden.
5.4.
Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de vervoerder het vluchtrapport en de ‘slot history’ van de voorgaande vlucht overgelegd. Uit die stukken volgt dat de luchtverkeersleiding de oorspronkelijke slot heeft ingetrokken en een latere slot aan het toestel heeft toegekend. De passagiers hebben gesteld dat de vervoerder zelf om een nieuw slot heeft verzocht en dat de delay code in een intern en eigen vluchtrapport door de vervoerder zelf is opgevoerd. De kantonrechter stelt vast dat in zowel het door de vervoerder overgelegde vluchtrapport als in de overgelegde ‘slot history’ de vertragingscode 81 (door de luchtverkeersleiding opgelegde beperkingen) wordt genoemd. De vervoerder heeft toegelicht dat de ‘slot history’ afkomstig is van de luchtverkeersleiding en dat de vluchtrapporten afkomstig zijn van de vervoerder, die de bemanning conform de feiten invult en waarbij de bemanning de vertragingscodes, die in de ‘slot history’ staan, overneemt. De kantonrechter oordeelt dat ook indien de ‘slot history’ een intern document betreft, zoals de passagiers stellen, dit niet betekent dat dit onvoldoende is om een beroep op een buitengewone omstandigheid te onderbouwen.
5.5.
Gelet op het voorgaande heeft de vervoerder naar het oordeel van de kantonrechter met de door hem overgelegde stukken en zijn toelichting daarop voldoende aangetoond dat de luchtverkeersleiding een nieuw slot aan de voorgaande vlucht heeft opgelegd. Voorts volgt uit het vluchtrapport dat er een aanvullende vertraging is ontstaan wegens vertragingscode 85A (‘Mandatory Security, Intended offload due to missing pax’). De vervoerder heeft gemotiveerd weerlegd dat hij de ‘slot’ heeft gemist doordat hij te laat was gaan zoeken naar de bagage. Voorts hebben de passagiers gesteld dat het volgens hen bekend is dat de ‘groundhandling’ op luchthavens ook een oorzaak kan zijn van het opleggen van een nieuw slot. De passagiers hebben nagelaten te onderbouwen dat dit in het onderhavige geval een rol heeft gespeeld bij het opleggen van een nieuw tijdslot, zodat de kantonrechter voorbij zal gaan aan deze stelling. Met betrekking tot de gewijzigde ‘slot’ oordeelt de kantonrechter dat het intrekken en het opleggen van een latere ‘slot’ gezien kan worden als een besluit van het luchtverkeersleiding te aanzien van een specifiek toestel op een specifieke dag in de zin van overweging 15 van de considerans van de Verordening, zodat het een buitengewone omstandigheid oplevert.
5.6.
Voldoende is gebleken dat deze buitengewone omstandigheid doorwerkt naar de vlucht. De vertrekvertraging van de vlucht is voor 66 minuten het gevolg geweest van de buitengewone omstandigheid die zich heeft voorgedaan tijdens de uitvoering van de voorgaande vlucht. Uit het vluchtrapport van de vlucht blijkt immers dat een vertrekvertraging van acht minuten is ontstaan wegens ‘
Aircraft Rotation, late Arrival of Aircraft from another Flight or previous sector’(vertragingscode 93). Voorts is voldoende gebleken dat de uiteindelijke (langdurige) vertraging van de passagiers van meer dan drie uur op de eindbestemming het directe gevolg is geweest van de vertraagde uitvoering van de voorgaande en de onderhavige vlucht. De vertraging heeft het immers voor de passagiers onmogelijk gemaakt om de aansluitende vlucht naar de eindbestemming te halen.
5.7.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken. Tussen de twee aansluitende vluchten was een overstaptijd van 65 minuten gepland. Een dergelijke overstaptijd wordt door de kantonrechter als voldoende gekwalificeerd, aangezien de minimale overstaptijd te Frankfurt 45 minuten is. De vervoerder heeft voorts toegelicht dat hij de passagiers naar het eerst mogelijke alternatief, waarop plaatsen beschikbaar waren, heeft omgeboekt. Niet is gebleken dat er in de gegeven omstandigheden meer van de vervoerder kon worden verwacht. De door de passagiers verzochte compensatie met de daarover verzochte wettelijke rente zal daarom worden afgewezen.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 374,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter