In deze zaak heeft eiser, eigenaar van een pand naast dat van gedaagde, een kort geding aangespannen om de bouwstop op te heffen die was opgelegd na een eerdere uitspraak. Eiser had een omgevingsvergunning verkregen voor een dakopbouw, maar deze leidde tot een significante vermindering van de lichtinval in de woning van gedaagde. Gedaagde had bezwaar gemaakt tegen de vergunning en een kort geding aangespannen, wat resulteerde in een vonnis dat de werkzaamheden aan de dakopbouw verbood totdat de lichtinval met niet meer dan 20% zou verminderen. Eiser heeft geprobeerd om de bouwplannen aan te passen, maar een lichtdeskundige concludeerde dat dit niet mogelijk was zonder de verhuurbaarheid van het appartement in gevaar te brengen. Eiser vorderde nu dat gedaagde zou meewerken aan aanpassingen aan zijn woning om de hinder te verhelpen, maar deze vordering werd afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat gedaagde het recht heeft om de bouwstop te handhaven en dat de belangenafweging niet anders kon worden gemaakt dan in het vorige vonnis. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten van gedaagde.