Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
hierna te noemen: KCS
1.Het procesverloop
2.De feiten
€ 2.747,91 exclusief 8% vakantiegeld en een eindejaarsuitkering van 8,33% op basis van een 32-urige werkweek.
‘Vorige week belde ik u om te horen wat de beslissing van [eiseres] was op het door KCS gedane voorstel. U zegde mij toen toe hierop terug te zullen komen. Aangezien ik nog niets van u heb vernomen, hoor ik graag wat [eiseres] beslist of heeft besloten.Als zij er voor kiest om niet op het aanbod in te gaan, is dat vanzelfsprekend haar eigen vrije keuze.’
‘Ik heb [eiseres] afgelopen vrijdag gesproken. Zij gaat akkoord met de vaststellingsovereenkomst. Voorwaarde is echter wel, dat er een eindafrekening (m.u.v. de openstaande verlofdagen/uren) zal plaatsvinden. Verder dienen de kosten rechtsbijstand te worden bepaald op een bedrag van € 400,00 exclusief BTW. De datum van de beëindigingsovereenkomst kan worden vastgesteld op 26 februari 2021. In het geval de datum is gelegen op 1 maart of later dan zal de opzegtermijn van 4 maanden moeten ingaan op 1 augustus 2021 en zal tot deze datum salaris moeten worden doorbetaald.’
3.De vordering
€ 150,- per dag. Voorts vordert zij de veroordeling van KCS tot betaling van het achterstallig salaris vanaf 14 juni tot 1 juli 2021 te vermeerderen met de wettelijke rente en wettelijke verhoging, met veroordeling van KCS in de proceskosten.
4.Het verweer
5.De beoordeling
schriftelijkde vaststellingsovereenkomst ter beëindiging van de arbeidsovereenkomst zijn overeengekomen. De vraag met betrekking tot wanneer de vaststellingsovereenkomst
schriftelijkis aangegaan is van belang omdat ook op dit moment de bedenktermijn ex artikel 7:670b lid 2 BW gaat lopen. De kantonrechter volgt hierbij de stroming in de rechtspraak waarbij de bedenktermijn begint te lopen indien er overeenstemming is bereikt over de
essentialiavan de overeenkomst (ECLI:NL:RBDHA:2016:8371). Uit de gang van zaken en de e-mailcorrespondentie tussen de gemachtigden van partijen, zoals onder de vaststaande feiten weergegeven, volgt dat partijen op 1 maart 2021 over alle van belang zijnde punten overeenstemming hadden bereikt en [eiseres] akkoord is gegaan met de vaststellingsovereenkomst. Dat partijen hiernaast met elkaar zijn overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst op 26 februari 2021 is geëindigd – met als doel om de opzegtermijn zo kort mogelijk te houden – staat los van de vraag wanneer partijen
feitelijk schriftelijkovereenstemming hebben bereikt. Bovendien kan het gezien de bedoeling van de wetgever niet zo zijn dat [eiseres] met het tegemoet komen van KCS in het verkorten van de opzegtermijn tevens heeft ingestemd met het verkorten van haar bedenktermijn.