Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[werkgever]
eiser in reconventie
hierna te noemen: [werknemer]
1.Het procesverloop
- de dagvaarding van 5 februari 2020 met 13 producties
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie van 6 mei 2020 met 13 producties
- de conclusie van repliek in conventie (met eiswijziging), antwoord in reconventie van
22 juli 2020 met productie 14
- conclusie van dupliek in conventie, repliek in reconventie van 16 september 2020
- conclusie van dupliek in reconventie van 14 oktober 2020
- akte [werkgever] overleggen van productie 15 van 26 januari 2021
- akte [werknemer] vermeerdering tevens vermindering van eis van 28 mei 2021
- akte [werkgever] overleggen producties 16 en 17 van 28 mei 2021
2.De feiten
€ 2.600,-.
‘1-7 tot en met 14-7 zomervakantie31-5 tot en met 1-6’
‘reparatie van overige consumentenartikelen. In- en verkoop van 2e hands fietsen en/of onderdelen. Het geven van advies omtrent reparatie van fietsen en/of het onderhoud hiervan.’[A] was op de hoogte van deze nevenactiviteiten tijdens het dienstverband van [werknemer] .
‘Na contact te hebben gehad met slachtofferhulp nederland en de arbeidsdeskundige van het UWV meld ik mij bij deze overspannen. De niet veilige werksituatie met de torenhoge druk, weinig tot geen ondersteuning en geen kans op verbetering in zeer korte termijn hebben hier toe geleid. Met de arbeidsdeskundige heb ik aanstaande maandag een gesprek hoe ik kan werken aan.mijn herstel en toekomst.’
‘(…)
6. Tot slot wijs ik u erop dat het uw cliënt momenteel verboden is om werkzaamheden te verrichten. Ik wijs u hier met name op, omdat in de website en facebookaccount van uw cliënt ([naam eenmanszaak]) de indruk wordt gewekt dat hij momenteel bezig is met het exploiteren van een eigen bedrijf waarin hij betaalde concurrerende activiteiten ontplooit die dezelfde zijn als in het bedrijf van mijn cliënt, t.w. verkoop en herstel van rijwielen. Ik verwijs u in deze naar de bijlagen bij deze mail. Ik verzoek u mij te bevestigen dat uw cliënt momenteel geen werkzaamheden verricht.’
‘Meneer [werknemer] geeft aan niet ziek te zijn. Ook geeft hij aan niet bij u in dienst te zijn.’
3.De vordering
€ 58,17 bedragen en (6) [werknemer] onrechtmatig omzet ter hoogte van € 611,83 heeft verkregen door gebruik te maken van het klantenbestand van [werkgever] .
4.Het verweer en de tegenvordering
(a) tot betaling van € 624,- aan vakantiegeld, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van € 312,- en over beide bedragen de wettelijke rente vanaf 1 september 2019;
(b) tot betaling van een halve vakantiedag ter hoogte van € 67,80 aan salaris vanwege niet uitbetaalde vakantiedagen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging is € 101,70, en met de wettelijke rente vanaf 1 september 2019;
(c) tot betaling van overwerk van € 1.758,09 of elk ander in goede justitie te betalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 september 2019;
(d) tot betaling van € 1.801,85 of elk ander in goede justitie te betalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 september 2019 ;
(e) in de proceskosten (inclusief nasalaris);
en:
(f) primair te verklaren voor recht dat de vorderingen in conventie van [werkgever] vexatoir zijn dan wel subsidiair te verklaren voor recht dat de vorderingen onder (1), (2), (3) en (5) op voorhand kansloze vorderingen zijn.
5.De beoordeling
Arbeidsduur van 38 of 40 uur?
De vermelding van 40 uur in de arbeidsovereenkomst betreft dan ook een verschrijving, aldus [werkgever] . [werknemer] voert hiertegen aan dat partijen in de arbeidsovereenkomst nadrukkelijk een 40-urige werkweek zijn overeengekomen en [werknemer] altijd minimaal 40 uur per week heeft gewerkt. Voor zover de kantonrechter de uitleg van [werkgever] volgt en [werknemer] werkzaam was op basis van een 38-urige werkweek, meent [werknemer] dat hij over de tweewekelijkse overuren op basis van de toeslagenregeling moet worden gecompenseerd. Uit de loonstroken blijkt immers dat [werkgever] is uitgegaan van een 38-urige werkweek tegen een beloning van € 2.600,- bruto. [werkgever] heeft vervolgens erkend dat [werknemer] conform de loonstroken steeds 38 uur per week is verloond. Volgens [werkgever] heeft [werknemer] ook feitelijk 38 uur per week gewerkt, omdat hij iedere dag eerder weg moest in verband met het ophalen van zijn kind bij het kinderdagverblijf. [werkgever] heeft in dit kader uitdraaien van het veiligheidssysteem overgelegd waaruit volgens haar kan worden afgeleid dat [werknemer] wekelijks
maximaal38 uur per week werkzaam was. Volgens [werkgever] is er daarom geen sprake geweest van overuren.
Overwerk (c)
€ 15,79) aan achterstallig loon. De wettelijke verhoging over dit bedrag zal worden toegewezen, nu [werkgever] het loon te laat heeft betaald. De vordering tot vergoeding van de wettelijke verhoging over het achterstallig loon wordt gematigd tot 10%.
Vakantiedagen (3) (b)
6.De beslissing
€ 67,80 aan salaris vanwege niet uitbetaalde vakantiedagen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening en te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 10%;