ECLI:NL:RBNHO:2021:9124

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 september 2021
Publicatiedatum
19 oktober 2021
Zaaknummer
15/750142-15
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige met gedragsproblematiek

Op 27 september 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland, meervoudige raadkamer voor jeugdstrafzaken, uitspraak gedaan over de verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige, geboren op een onbekende datum en verblijvende bij een onbekende verblijfplaats. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de PIJ-maatregel met vier maanden te verlengen, toegewezen. De PIJ-maatregel was eerder opgelegd ter zake van brandstichting, een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. Tijdens de zitting zijn de jeugdige, zijn raadsman, de officier van justitie en deskundigen gehoord. De deskundige heeft aangegeven dat de jeugdige momenteel goed functioneert in de forensische woonplek, maar dat er nog risico's zijn op terugval. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veiligheid van anderen en de ontwikkeling van de jeugdige een verlenging van de maatregel vereisen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de jeugdige nog niet voldoende stabiele voorwaarden heeft voor een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel. De beslissing is genomen in het belang van de jeugdige, om een succesvolle afronding van het STP-traject te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Familie & Jeugd
Locatie Alkmaar
Meervoudige raadkamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 15/750142-15
Uitspraakdatum: 27 september 2021
BESLISSING (ex artikel 6:6:31 Sv)van de rechtbank Noord-Holland, meervoudige raadkamer voor de behandeling van jeugdstrafzaken, naar aanleiding van de op 20 augustus 2021 ter griffie van deze rechtbank ingediende vordering van de officier van justitie, welke vordering ertoe strekt dat de rechtbank de termijn van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: de PIJ-maatregel) van
[de jeugdige],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
thans verblijvende bij [verblijfplaats] ,
hierna te noemen betrokkene en/of [de jeugdige] ,
zal verlengen met vier maanden.

1.De procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken waaronder:
 het vonnis van deze rechtbank van 7 april 2016 (op 4 augustus 2016 bekrachtigd door het gerechtshof Amsterdam), waarbij aan betrokkene de PIJ-maatregel is opgelegd ter zake van brandstichting. Dit is een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen;
  • de beslissingen van de meervoudige raadkamer voor jeugdstrafzaken van deze rechtbank van 4 september 2018 en 15 september 2020, waarin de PIJ-maatregel is verlengd met twee jaar dan wel acht maanden;
  • de beslissing van de meervoudige raadkamer voor jeugdstrafzaken van deze rechtbank van 12 april 2021, waarin de PIJ-maatregel is verlengd met zes maanden;
  • de vordering van de officier van justitie, gedateerd van 20 augustus 2021;
  • een ingevolge artikel 6:6:31, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) recent opgemaakt, met redenen omkleed advies, van 29 juli 2021 en ondertekend door [directeur Zorg en Behandeling] , directeur Zorg en Behandeling, [behandelcoördinator] , behandelcoördinator, en [directeur Bedrijfsvoering] , directeur Bedrijfsvoering, allen werkzaam bij [verblijfplaats] , met daarbij de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van betrokkene;
  • het voortgangsverslag aan opdrachtgever PIJ van het Leger des Heils Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (hierna: het Leger) van 24 augustus 2021;
  • YouTurn zestiende perspectiefplan van 12 april 2021;
  • Instrument SAVRY van 13 april 2021;
  • YouTurn STP plan van 23 juni 2021.
Tijdens de gesloten behandeling in raadkamer van 27 september 2021 zijn gehoord betrokkene, zijn raadsman mr. M.J. Bouwman en de officier van justitie mr. M.J.A. Colijn, alsmede de deskundige [behandelcoördinator] , behandelcoördinator bij [verblijfplaats] , en getuige [getuige] , reclasseringswerker bij het Leger.

2.Het standpunt van de inrichting

In genoemd aanvullend verslag en advies van [verblijfplaats] van 29 juli 2021 is onder meer - zakelijk weergegeven - het volgende opgenomen:
Tijdens de vorige zitting werd al duidelijk dat er gezocht moest worden naar een passende woonplek voor [de jeugdige] . In de tussentijd heeft [de jeugdige] de beoogde incidentenanalyse afgerond en deze analyse heeft inzicht gegeven in hoe het incident is verlopen en hoe [de jeugdige] hier zelf op terug kijkt. [de jeugdige] heeft moeite met afstemmen in communicatie en in het matchen van verbale en non-verbale communicatie, wat passend is bij zijn problematiek. [de jeugdige] heeft naast de incidentenanalyse ook zijn verlof bij de [opleidingscentrum] weer opgebouwd zodat zijn traject voort gaat en hospitalisatie wordt tegengegaan.
Op 10 juni 2021 heeft [de jeugdige] een positieve intake gehad bij ’ [forensische woonplek] . Dit is een forensische woonplek voor jongeren en volwassenen (mannen) met (seksuele) gedragsproblematiek gelegen in [plaats] . [forensische woonplek] had per direct een plek beschikbaar. [de jeugdige] is erg enthousiast over deze plek en de dagbesteding bevindt zich op het terrein. Toen duidelijk werd dat [de jeugdige] hier mocht komen wonen is met de reclassering contact opgenomen en heeft er een trajectberaad plaatsgevonden om de overplaatsing te regelen. De datum van uitstroom is toen in overleg met [forensische woonplek] bepaald op 12 juli 2021. Het huidige STP neemt de leerpunten van het vorige STP mee; zo wonen er bij ‘ [forensische woonplek] alleen mannen, zijn zij bekend met seksuele problematiek, ligt het afgelegen, wordt er ingezet op ambulante behandeling en wordt er gewerkt met verlofplannen om de overgang van gesloten naar een open setting kleiner te maken. Daarnaast hebben de aangewezen mentor en bewindvoerder vanuit gemeente [gemeente] (nog van zijn vorige STP) aangegeven dat zij wel betrokken willen blijven bij [de jeugdige] en de begeleiding willen voortzetten. Dit is erg prettig omdat [de jeugdige] al veel wisselingen in begeleiding in zijn hele leven heeft gehad. Daarnaast heeft [de jeugdige] een goede band met zijn mentor ( [mentor] ) en zorgt het meegaan van zijn mentor voor stabiliteit. Er is contact gelegd met de familie van [de jeugdige] en de systeembegeleider is op huisbezoek geweest bij [de jeugdige] vader. Verder is [de jeugdige] zelf bij zijn vader op bezoek geweest met zijn mentor ( [mentor] ); hij heeft toen zijn vader en zusje weer sinds langs tijd gezien. Ook is er ingezet op het contact met de reclassering. Vanwege het overgaan naar een nieuwe gemeente is er een nieuwe reclasseerder betrokken. [de jeugdige] heeft een moeizame geschiedenis met reclasseringsmedewerkers omdat hij heeft ervaren dat ze hem niet vaak bezochten in de JJI. Zijn nieuwe reclasseerder is langs geweest in de JJI en heeft geïnvesteerd in de relatieopbouw wat heel belangrijk is voor [de jeugdige] . Op dit moment wordt er ingezet op wekelijkse contactmomenten op de nieuwe woonplek door zowel de reclassering als de individueel trajectbegeleider vanuit [plaats] . Daarnaast is [de jeugdige] aangemeld bij het AFPN GGZ [plaats] voor ambulante behandeling gericht op sociale contacten en (romantische) relaties. [de jeugdige] is het hier niet mee eens en geeft aan dat dit hem niet zal helpen. Hij zal echter wel meewerken omdat dit als voorwaarde is gesteld.
[de jeugdige] is op 12 juli 2021 uitgestroomd en de eerste week is positief verlopen. Toch heeft het eerdere STP laten zien dat het niet uitgesloten is dat een time-out nodig is en dat de JJI daarbij als vangnet moet fungeren. Om deze reden wordt ingezet op een STP van 6 maanden waarbij de JJI de voortgang van de STP kan blijven monitoren en als vangnet kan dienen. Om deze reden wordt geadviseerd om de STP met 4 maanden te verlengen.
De deskundige [behandelcoördinator] heeft ter zitting voormeld advies toegelicht en onderschreven en heeft daaraan - zakelijk weergegeven – toegevoegd dat het fijn is dat [de jeugdige] nu goed op zijn plek zit bij [forensische woonplek] . Nu de overgang snel is gegaan blijft er wel een risico bestaan op terugval bij [de jeugdige] . Voor het realiseren van een positieve afronding van het STP traject, dat doorgaans minstens 6 maanden in beslag neemt, blijft de deskundige het noodzakelijk vinden om de PIJ-maatreel met 4 maanden te verlengen. Bij een voorwaardelijke beëindiging nemen de risico’s aanzienlijk toe. Daar komt bij dat het STP traject al eenmaal is mislukt, wat het belang van een zorgvuldige opbouw benadrukt. Desgevraagd heeft de deskundige toegelicht dat als [de jeugdige] zich niet aan de voorwaarden houdt, hij een time-out opgelegd kan krijgen gedurende de STP periode, zonder tussenkomst van de rechtbank. Bij een voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel zal een dergelijke time-out door de rechtbank moeten worden afgegeven en kan [de jeugdige] in een willekeurige JJI worden geplaatst, wat niet in zijn belang is. Bij een time-out via het STP kader, komt [de jeugdige] in [verblijfplaats] terecht en kan door middel van een korte time-out gerealiseerd worden dat het STP-traject weer wordt voortgezet. Verder heeft zij aangegeven dat momenteel wordt gezocht naar een nieuwe dagbesteding voor [de jeugdige] , omdat hij weinig motivatie voor zijn huidige dagbesteding heeft. [de jeugdige] heeft het gevoel te weinig verantwoordelijkheid te krijgen op deze werkplek.

3.Het standpunt van de jeugdreclassering

De getuige [getuige] heeft in raadkamer namens het Leger - zakelijk weergegeven – onder meer aangegeven het advies tot verlenging van de PIJ-maatregel voor de duur van vier maanden te onderschrijven. Deze periode is nodig om een stevig kader neer te zetten en alles goed voor [de jeugdige] te regelen. [de jeugdige] is een open en prettige gesprekpartner, maar hij vindt het ook moeilijk dat zijn vrijheden door het toezicht worden beperkt. Hoewel het nu goed gaat met [de jeugdige] is het Leger van mening dat er een onvoldoende stabiele basis is voor een voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel. De mogelijkheid van een time-out in [verblijfplaats] blijft van groot belang, als stok achter de deur. Ook acht zij het van belang dat de behandeling van [de jeugdige] vanuit het STP kader wordt opgestart, alvorens de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel intreedt.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft naar aanleiding van de behandeling in raadkamer de vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel met een termijn van vier maanden gehandhaafd.

5.Het standpunt van betrokkene en zijn raadsman

[de jeugdige] heeft in raadkamer onder meer aangegeven, dat hij veel meer op zijn plek zit bij [forensische woonplek] . Hij wordt op een volwassener manier benaderd en dat vindt hij fijn. Een voortzetting van het STP traject met de duur van 4 maanden vindt [de jeugdige] niet nodig. [de jeugdige] wijst erop dat ook met een voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel voldoende kaders voorhanden zijn als vangnet. Hij krijgt nu ook begeleiding van het Leger en staat open voor toezicht, begeleiding en therapie. Voortzetting van de PIJ-maatregel heeft voor zijn gevoel alleen nadelen voor hem, omdat hij in zijn vrijheid wordt beperkt en bijvoorbeeld niet op vakantie kan gaan met zijn vader.
In aanvulling hierop heeft de raadsman namens [de jeugdige] verzocht de vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel af te wijzen. Daartoe heeft de raadsman onder meer aangevoerd dat er bij een voorwaardelijke beëindiging voldoende mogelijkheden zijn om als vangnet te dienen indien een time-out voor [de jeugdige] noodzakelijk wordt. Daar komt bij dat het recidiverisico op dit moment bij de huidige inbedding als ‘laag’ wordt ingeschat zodat het tijd wordt voor een volgende stap voor [de jeugdige] .

6.De beoordeling

De rechtbank heeft bij het onderzoek in raadkamer bevonden dat zij bevoegd is om over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat, anders dan door de raadsman is bepleit, aan alle wettelijke vereisten voor verlenging van de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is voldaan. Daartoe overweegt zij het volgende.
De maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf, dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. Gelet op het hierboven weergegeven en door de rechtbank overgenomen aanvullende advies en de toelichting van de deskundige [behandelcoördinator] hierop, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen nog steeds het voortduren van de maatregel vereist alsook dat de maatregel nog altijd in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van betrokkene is.
De rechtbank is van oordeel dat door en namens [verblijfplaats] in de stukken en in raadkamer toereikend is onderbouwd waarom de PIJ-maatregel met vier maanden dient te worden verlengd. De rechtbank overweegt daartoe dat [de jeugdige] twee maanden geleden is doorgestoomd naar [forensische woonplek] , een forensische woonvorm voor mannen. Bij deze plaatsing is rekening gehouden met de voorwaarden en adviezen die voortvloeien uit de incidentenanalyse en de ervaringen uit het vorige STP. De rechtbank stelt vast dat [de jeugdige] een voorzichtig positieve ontwikkeling doormaakt bij [forensische woonplek] en dat hij hier op zijn plek zit. Het gaat echter om een prille ontwikkeling en niet alle voorwaarden zijn naar het oordeel van de rechtbank al voldoende solide om tot een voorwaardelijke beëindiging over te kunnen gaan. Het uitgangspunt voor een succesvolle afronding van een STP is doorgaans minimaal zes maanden. [de jeugdige] is momenteel twee maanden bezig met dit traject. Daar komt bij dat binnen een STP de mogelijkheid bestaat om zonder tussenkomt van de rechtbank een kortdurende time-out te realiseren op de groep in [verblijfplaats] , waar – indien nodig - snel nieuwe voorwaarden opgesteld kunnen worden. [de jeugdige] heeft een lange periode in [verblijfplaats] verbleven en heeft hier stabiele behandelrelaties opgebouwd. Hoewel een time-out bij een voorwaardelijke beëindiging ook tot de mogelijkheden behoort, is dan tussenkomst van de rechtbank nodig, met als mogelijk gevolg plaatsing in een willekeurige JJI. Dat wordt door de rechtbank niet in het belang van [de jeugdige] geacht. Bovendien kan een dergelijk maatregel -via de voorwaardelijke beëindiging- slechts twee maal worden ingezet, wat een beperkende factor is. Bij haar oordeel heeft de rechtbank ook betrokken dat nog wordt gezocht naar een nieuwe vorm van dagbesteding voor [de jeugdige] en dat de therapie bij de GGZ nog moet beginnen. Daar komt bij dat de gesprekken met het Leger onlangs van start zijn gegaan en dat de relatieopbouw daarin nog grotendeels moet plaatsvinden. Ook zouden bij een voorwaardelijke beëindiging de tweewekelijkse gesprekken met zijn vaste mentor wegvallen, wat ook niet in [de jeugdige] belang is. Daarnaast is in overweging genomen dat het vorige STP traject voortijdig is afgebroken en dat maakt dat extra zorgvuldig met deze stap omgegaan dient te worden. Tot slot wordt meegewogen dat onlangs duidelijke afspraken zijn gemaakt met [de jeugdige] over middelengebruik en (het opbouwen van) verlof en dat ook deze afspraken goed gemonitord dienen te worden, alvorens het STP traject wordt beëindigd. Al deze omstandigheden leiden daarom tot de conclusie dat het voorzetten van het STP traject op dit moment het meest in het belang van [de jeugdige] is. De rechtbank gunt [de jeugdige] een succesvolle afronding van dit traject en hoopt dat hij zich blijft inzetten voor zijn toekomst, zodat hij over enkele maanden naar de volgende fase kan doorstromen.
De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie dus toewijzen en de PIJ-maatregel verlengen met vier maanden.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De te geven beslissing is gegrond op artikel 6:6:31 van het Wetboek van Strafvordering.

8.De beslissing

De rechtbank:
Verlengtde termijn van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van [de jeugdige]
,geboren op [geboortedatum] te [plaats] , voor de duur van
vier (4) maanden.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Deze beslissing is gegeven door
mr. C. Maat, voorzitter,
mr. W.C. Oosterbroek en mr. G.A.M. van Dijk, kinderrechters,
in tegenwoordigheid mr. S. Nourozi Oranje, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2021.
mr. C. Maat is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.