ECLI:NL:RBNHO:2021:9002

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 oktober 2021
Publicatiedatum
15 oktober 2021
Zaaknummer
15.077618.21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van voorbereiding van een terroristisch misdrijf met betrekking tot een vuurwerkbom bij een vaccinatielocatie

Op 15 oktober 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorbereiden van een terroristisch misdrijf. De verdachte had op 18 maart 2021 in Den Helder via WhatsApp berichten verstuurd waarin hij vroeg om vuurwerk en portofoons, en hij had plannen geuit om een vuurwerkbom bij een vaccinatielocatie te gooien. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sterke aanwijzingen waren dat de verdachte van plan was om een vuurwerkbom te gebruiken, maar er was onvoldoende bewijs dat hij dit deed met een terroristisch oogmerk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden veroordeeld voor de tenlasteleggingen, omdat niet kon worden bewezen dat hij de verweten gedragingen had verricht met het oogmerk om de bevolking ernstige vrees aan te jagen of de overheid te dwingen iets te doen. De verdachte werd vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit. De rechtbank heeft ook beslist dat de in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte moeten worden teruggegeven, met uitzondering van een shirt met politielogo dat aan de politie moet worden teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.077618.21 (P)
Uitspraakdatum: 15 oktober 2021
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 1 oktober 2021 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum- en plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres]
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. M.E. Grijsen, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. A.W. Hoogland, advocaat te Den Helder, naar voren is gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op 18 maart 2021 te Den Helder en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk ter voorbereiding en/of ter bevordering van het te plegen misdrij(f)(ven) omschreven in artikel 83 en/of 157 en/of 176b van het Wetboek van Strafrecht, te weten:
het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is (te) begaan met een terroristisch oogmerk,
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf aan zich en/of anderen heeft verschaft en/of heeft trachten te verschaffen
immers heeft verdachte (telkens)
ten behoeve van een of meer (te plegen) aanslag(en) op een of meerdere vaccinatie- en/of testlocaties van de GGD, althans een of meerdere locatie(s) in Den Helder, door het gebruik van een explosie(f)(v)(en) en/of (zwaar) vuurwerk en/of het stichten van brand met een terroristisch oogmerk,
- in een of meerdere chats (via WhatsApp) aan een of meer personen, waaronder een beveiliger (van een corona vaccinatie/testlocatie), gevraagd om 3 portofoons,
en/of
- in een of meerdere chats (via WhatsApp) gevraagd om vuurwerk (‘iets met C6’) en/of een stuk lont en/of een of meer sterretjes en/of
- in een chat (via WhatsApp) gezegd dat hij geld aan het inzamelen is voor een verzetsactie, en/of
- inlichtingen ingewonnen over de mate van bewaking van een of meer vaccinatie- en/of testlocaties van de GGD en/of of elke (vaccinatie/test)locatie 24/7 bewaking heeft, en/of
- nadrukkelijk aangegeven dat hij geïnteresseerd is in de locatie bij het oude Gemeentehuis in Den Helder, en/of
- inlichtingen ingewonnen over de bewaking van dat pand in de nacht en ook buiten dat pand, en/of
- aangegeven dat voornoemde beveiliger zijn WhatsApp berichten moet wissen, en/of
- voornoemde beveiliger bevraagd over de plek waar precies wordt gevaccineerd en/of waar de beveiliger precies zit, en daarbij de vraag gesteld of de achterkant (van die locatie) de beste plek is, en/of
- inlichtingen ingewonnen over de (hoeveelheid aan) beveiligingscamera’s en of alles wordt opgenomen dan wel live wordt meegekeken, en/of
- tegen die beveiliger gezegd dat:
- “ Er gewoon een vat brandstof met een cobra 6 door de ramen gaat”, en/of
- “ Zij deze vaccinatiestraat pakken”, en/of
- “ Zij bezig zijn met concrete plannen en dat er maar vier personen zijn die het weten”, en/of
- “ Het zoiets gaat worden met een Cobra 6 erop getaped, baksteen er door heen, dat ding aansteken, ding naar binnen. Gemixt met olie en benzine dat het lekker goed fikt, goed rookt”, en/of
- “ De vaccinatie-locatie dan ook gewoon een week is uitgeschakeld”, en/of
- “ Andere locaties er ook op gaan”, en/of
- “ Die vaccinatiestraat gewoon in de fik gaat, blazen we op”;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 maart 2021 te Den Helder en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, opzettelijk zich inlichtingen heeft verschaft en/of heeft trachten te verschaffen en kennis heeft verworven ter voorbereiding van een terroristisch misdrijf, te weten,
het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit is begaan met een terroristisch oogmerk,
immers heeft verdachte:
- in een of meerdere chats (via WhatsApp) aan een of meer personen, waaronder
een beveiliger (van een corona vaccinatie/testlocatie), gevraagd om 3 portofoons,
en/of
- in een of meerdere chats (via WhatsApp) gevraagd om vuurwerk (‘iets met C6’)
en/of een stuk lont en/of een of meer sterretjes en/of
- in een chat (via WhatsApp) gezegd dat hij geld aan het inzamelen is voor een verzetsactie, en/of
- inlichtingen ingewonnen over de mate van bewaking van een of meer vaccinatie- en/of testlocaties van de GGD en/of of elke (vaccinatie/test)locatie 24/7 bewaking heeft, en/of
- nadrukkelijk aangegeven dat hij geïnteresseerd is in de locatie bij het oude Gemeentehuis in Den Helder, en/of
- inlichtingen ingewonnen over de bewaking van dat pand in de nacht en ook buiten dat pand, en/of
- aangegeven dat voornoemde beveiliger zijn WhatsApp berichten moet wissen, en/of
- voornoemde beveiliger bevraagd over de plek waar precies wordt gevaccineerd en/of waar de beveiliger precies zit, en daarbij de vraag gesteld of de achterkant (van die locatie) de beste plek is, en/of
- inlichtingen ingewonnen over de (hoeveelheid aan) beveiligingscamera’s en of alles wordt opgenomen dan wel live wordt meegekeken, en/of
- tegen die beveiliger gezegd dat:
- “ Er gewoon een vat brandstof met een cobra 6 door de ramen gaat”, en/of
- “ Zij deze vaccinatiestraat pakken”, en/of
- “ Zij bezig zijn met concrete plannen en dat er maar vier personen zijn die het weten”, en/of
- “ Het zoiets gaat worden met een Cobra 6 erop getaped, baksteen er door heen, dat ding aansteken, ding naar binnen. Gemixt met olie en benzine dat het lekker goed fikt, goed rookt”, en/of
- “ De vaccinatie-locatie dan ook gewoon een week is uitgeschakeld”, en/of
- “ Andere locaties er ook op gaan”, en/of
- “ Die vaccinatiestraat gewoon in de fik gaat, blazen we op”.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.InleidingDe verdachte wordt – kort gezegd – verweten dat hij op 18 maart 2021 voorbereidings- en/of bevorderingshandelingen heeft verricht tot het plegen van een terroristisch misdrijf, meer in het bijzonder door met een zogenoemde vuurwerkbom een explosie en brand te veroorzaken in een Corona-vaccinatielocatie in Den Helder.

De rechtbank heeft uit de bewijsmiddelen die zich in het dossier bevinden het volgende kunnen vaststellen:
Op 18 maart 2021 kwam omstreeks 17.20 uur bij de politie een bericht binnen dat er mogelijk een aanslag op handen was op een test- en/of vaccinatielocatie in Den Helder. Omstreeks 19.41 uur ontving de politie een opgenomen Whatsapp geluidsfragment van een gesprek dat die dag rond 11.43 uur heeft plaatsgevonden tussen de verdachte en getuige [naam] (hierna te noemen: [naam]), die als beveiliger werkzaam is bij een test- en vaccinatielocatie van de GGD. Tijdens dat gesprek heeft de verdachte onder meer gezegd dat ze een actie gingen doen en vragen aan [naam] gesteld over de bewaking bij GGD-locaties. Volgens de melder en de politie kon uit dit gesprek worden opgemaakt dat er “
iets” stond te gebeuren bij het oude gemeentehuis in Den Helder, op dat moment in gebruik als test- en vaccinatielocatie van de GGD. Op het telefoonnummer van de ontvanger van dit geluidsfragment, [naam], werd een spoedtap geplaatst. Om 20.07 uur werd [naam] gebeld door de verdachte met de mededeling dat “hij er zo aankomt”. Van het gesprek met de verdachte dat tussen 20.30 uur en 21.36 uur bij [naam] thuis plaatsvond heeft [naam] heimelijk geluidsopnamen gemaakt. Tijdens dat gesprek verklaarde de verdachte onder meer dat hij concrete plannen heeft om de vaccinatielocatie in brand te steken. Hij wil hiervoor gebruik maken van een Cobra 6, gemixt met olie en benzine die hij op een baksteen wil tapen en door de ruit wil gooien, zodat het goed rookt en de vaccinatielocatie in ieder geval een week is uitgeschakeld. Hij zegt hiervoor nog drie soorten poeder, visco lont en een pijp te moeten regelen. Hij wil dit gaan doen met één iemand anders en misschien nog iemand, met iets om weg te komen.
De verdachte is op 18 maart 2021 om 22.25 uur - kort na het verlaten van de woning van [naam] - aangehouden door de politie op verdenking van een dreiging tot brandstichting en de voorbereidingshandelingen hiertoe.
De telefoon van de verdachte is in beslag genomen en geanalyseerd en daarbij zijn WhatsAppgesprekken aangetroffen die de verdachte op 18 maart 2021 tussen 8:48 uur en 14:29 uur met verschillende personen heeft gevoerd. Uit deze chats blijkt dat de verdachte bij drie verschillende personen, waaronder [naam], om drie portofoons vraagt. Op de vraag of er een burgeroorlog in de maak is, antwoordt de verdachte “Jup”. Als [naam] hem vraagt of het niet op zijn locatie is, reageert de verdachte met “als je maar niets verklapt”. Ook zegt hij tegen [naam] dat de portofoons mogelijk niet terugkomen. In een van de andere gesprekken geeft de verdachte aan dat hij de ander nodig heeft, hij moet hem vandaag zien omdat hij die dag heel hard C6 nodig heeft. De details kan hij daar niet vermelden. In weer een ander gesprek vraagt hij om groen lont of sterretjes. Dit moet hij direct hebben. Hij zegt ook geld in te zamelen voor een verzetsactie, maar hij kan niet zeggen wat hij wil gaan doen, omdat iedereen meeleest.
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of op basis van deze bewijsmiddelen kan worden bewezen dat de verdachte voorbereidingen heeft getroffen voor een aanslag op een test- en/of vaccinatielocatie van de GGD en zo ja, of hij dit heeft gedaan met een terroristisch oogmerk.

4.Standpunten van partijen

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, met uitzondering van het medeplegen. Het standpunt van de officier van justitie komt er in het kort op neer dat de verdachte met zijn verzoeken en opmerkingen in berichten op ‘social media’ (
verzoeken om zwaar vuurwerk, portofoons en een lont) in combinatie met de inhoud van de gesprekken met getuige [naam] (
met name: “wij pakken een vaccinatiestraat…we zijn bezig met concrete plannen…het gaat iets worden met een cobra 6 erop getaped, baksteen er door heen, dat ding aansteken, ding naar binnen. Gemixt met olie en benzine dat het lekker goed fikt, goed rookt. Dan is de vaccinatie locatie ook gewoon een week uitgeschakeld”), een terroristisch oogmerk voorstond, in die zin dat hij een aanslag op een vaccinatielocatie aan het voorbereiden was. Volgens de officier van justitie heeft het onderzoek voldoende bewijs opgeleverd voor strafbare voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 96, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) jo artikelen 83, 157 en 176b Sr. in de zin van het plegen van brandstichting dan wel het teweegbrengen van een ontploffing, begaan met een terroristisch oogmerk.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het hem zowel primair als subsidiair ten laste gelegde vrijgesproken dient te worden. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de uitspraken van de verdachte, gedaan tijdens het gesprek bij getuige [naam] thuis en vastgelegd in een proces-verbaal van bevindingen (dossierpagina 82 e.v.) dienen te worden uitgesloten van het bewijs. Volgens de raadsman is in deze zaak namelijk sprake van een politieoptreden, dan wel afgeleid politieoptreden, dat een zodanige invloed op de verdachte heeft uitgeoefend dat hij daardoor tot het doen van de omstreden uitspraken is bewogen. Hiermee is gehandeld in strijd met het zogenaamde Tallon-criterium. In het opgenomen gesprek tussen de verdachte en [naam] zou bewust informatie zijn ontlokt aan de verdachte en uit het opgenomen gesprek blijkt voorts dat de verdachte zelf niet de aanleiding heeft gegeven over deze onderwerpen te beginnen, zodat van het inzetten van het lokmiddel [naam] objectief gezien een uitlokkende werking is uitgegaan.
Ook in het geval van afwijzing van voornoemd verweer dient de verdachte volgens de raadsman te worden vrijgesproken, omdat uit niets blijkt dat hij daadwerkelijk van plan was om een aanslag voor te bereiden, dan wel dat hij voor ogen had een terroristisch misdrijf te plegen. Ook naar uiterlijke kenmerken kan in redelijkheid geen terroristisch oogmerk worden vastgesteld, laat staan dat de verdachte met dat oogmerk iets getracht heeft voor elkaar te krijgen. Ook niet is gebleken van een netwerk, dan wel een samenwerkingsverband tussen de verdachte en anderen voor een verzetsactie met geweld. Er is dan ook geen sprake van medeplegen. De uitspraken die de verdachte tegenover [naam] heeft gedaan waren niet bedoeld om serieus te worden opgevat, maar waren bedoeld om [naam] op de kast te jagen, op te scheppen over zijn persoon en zich stoerder voor te doen dan hij daadwerkelijk was.

5.Beoordeling van de rechtbank

5.1
Bewijsuitsluitingsverweer
Naar het oordeel van de rechtbank leidt de gang van zaken zoals hiervoor genoemd niet tot uitsluiting van bewijs, zoals door de raadsman is verzocht.
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad mag een verdachte door een opsporingsambtenaar of door een persoon voor wiens handelen de politie of het openbaar ministerie verantwoordelijk is, niet tot andere handelingen worden gebracht dan die waarop zijn opzet reeds tevoren was gericht.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte in het gesprek dat hij op 18 maart 2021 rond 11.43 uur met [naam] heeft gevoerd zelf aan [naam] heeft voorgesteld om eens zonder telefoons met elkaar te praten. Vervolgens hebben de verdachte en [naam] die middag via WhatsApp afgesproken om elkaar in de avond bij [naam] te ontmoeten. Uit het dossier blijkt dat [naam], zonder dat hij daarover contact had gehad met de politie, van plan was om heimelijk een geluidsopname te maken van het gesprek dat die avond zou plaatsvinden. Nadat de politie aan het begin van de avond de melding had ontvangen dat er mogelijk een aanslag op handen was bij een test- en vaccinatielocatie, heeft een verbalisant ongeveer een uur voor de ontmoeting een telefonisch gesprek gehad met [naam]. Volgens het proces-verbaal dat daarvan is opgesteld, is met [naam] besproken wat te doen tijdens het gesprek met de verdachte. Het procesverbaal bevat geen aanwijzingen dat de politie [naam] heeft aangezet tot het ontlokken van bepaalde uitspraken bij de verdachte. Uit de uitwerking van het door [naam] opgenomen gesprek met de verdachte, blijkt ook niet dat [naam] de verdachte ertoe heeft bewogen de uitspraken te doen die hij tijdens dat gesprek heeft gedaan. Het verweer van de verdediging mist dus feitelijke grondslag en wordt daarom verworpen.
5.2.
VrijspraakDe verdachte heeft niet betwist dat hij de hiervoor weergegeven uitlatingen tegen [naam] heeft gedaan. Hij heeft verklaard dat hij een grap met [naam] uithaalde en dat hij niet van plan was daadwerkelijk uitvoering te geven aan zijn woorden. Dat sprake was van een grap, komt de rechtbank niet aannemelijk voor. De verdachte heeft op 18 maart 2021 meerdere gesprekken gevoerd met [naam] en uit de inhoud daarvan kan worden afgeleid dat hij het plan had om een Cobra 6, illegaal en zeer zwaar vuurwerk, bij een vaccinatielocatie naar binnen te gooien. In het licht van enerzijds de gesprekken die de verdachte met [naam] heeft gevoerd en anderzijds de berichten waarin hij diezelfde dag aan verschillende andere personen heeft gevraagd om Cobra 6, groen lont en portofoons, zijn er naar het oordeel van de rechtbank sterke aanwijzingen dat de verdachte daadwerkelijk het plan had bedacht om een vuurwerkbom bij een vaccinatielocatie naar binnen te gooien en dus een ontploffing teweeg te brengen en/of brand te stichten.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij zich hiermee schuldig heeft gemaakt aan een terroristisch misdrijf, namelijk (primair) het verrichten van voorbereidingshandelingen tot het plegen van brandstichting en/of het teweegbrengen van een ontploffing. In artikel 83 van het Wetboek van strafrecht (Sr) is bepaald welke misdrijven als terroristische misdrijven hebben te gelden. Gemeenschappelijk daaraan is dat zij moeten zijn begaan met een terroristisch oogmerk.
Artikel 83a Sr omschrijft het terroristisch oogmerk als:
“het oogmerk om de bevolking of een deel van de bevolking van een land ernstige vrees aan te jagen, dan wel een overheid of internationale organisatie wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, dan wel de fundamentele politieke, constitutionele, economische of sociale structuren van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen.”
Voor het aannemen van het bestaan van een terroristisch oogmerk is voldoende dat één van deze oogmerkvormen wordt bewezen.
Het terroristisch oogmerk, waarvan de formulering met die in artikel 1, eerste lid, van het Kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie van 13 juni 2002 inzake terrorismebestrijding samenhangt, kan blijkens de wetgeschiedenis
(Nota naar aanleiding van het verslag, Kamerstuk 2002-2003, 28463, nr. 6, Tweede Kamer, blz. 5) worden opgevat als een strafverzwarende omstandigheid bestaand in een bijkomend oogmerk. Deze typering maakt duidelijk dat -in het kader van de beantwoording van de vraag of een misdrijf is begaan met een terroristisch oogmerk- niet beslissend is welk gevolg door de gedraging wel of niet kan worden verwezenlijkt, maar welk gevolg de dader met zijn gedraging daadwerkelijk beoogde.
Daarbij heeft te gelden dat het terroristisch oogmerk niet hetzelfde is als iemands ideologische motief, hoewel dit motief wel een rol kan spelen in het bewijs van het terroristisch oogmerk. Het gaat er met name om welk effect de verdachte met een gedraging wilde bereiken. Wanneer uit verklaringen van de verdachte onvoldoende kan worden afgeleid wat hij met zijn (voorgenomen) daad wilde bereiken, kan het bewijs van het oogmerk uit objectieve feiten en omstandigheden worden afgeleid.
Zoals hiervoor is overwogen, bevat het strafdossier sterke aanwijzingen dat de verdachte het plan had bedacht om een Cobra 6 met al dan niet brand versnellende middelen (
olie of benzine) bij een vaccinatielocatie naar binnen te gooien. De vraag is welk gevolg de verdachte daarmee beoogde. Uit de verklaringen van de verdachte, afgelegd bij de politie en ter terechtzitting, kan dit niet worden afgeleid. Uit de gesprekken die de verdachte met [naam] heeft gevoerd, kan enkel worden afgeleid dat hij beoogde dat de vaccinatielocatie dan een week zou zijn uitgeschakeld. De rechtbank zal daarom beoordelen of mede uit objectieve omstandigheden kan worden afgeleid welke gevolgen de verdachte met het plan dat hij had bedacht beoogde.
Tijdens zijn verhoren bij de politie en ter terechtzitting heeft de verdachte steeds uitdrukkelijk aangegeven dat hij tegen bepaalde Coronamaatregelen is, zoals de invoering van de avondklok, en dat hij hiertegen heeft gedemonstreerd. Over vaccinatie heeft de verdachte verklaard daar persoonlijk geen voorstander van te zijn, maar dat hij Corona niet ontkent en vindt dat ouderen en kwetsbaren zich moeten kunnen laten vaccineren. De rechtbank heeft geen concrete aanknopingspunten gevonden om vast te kunnen stellen dat de verdachte zich reeds vóór 18 maart 2021 heeft gemanifesteerd als een tegenstander van het landelijke vaccinatieprogramma of contacten heeft onderhouden dan wel acties heeft ondernomen met zogenoemde antivaxers. Ook is niet gebleken is dat de verdachte vóór 18 maart 2021 deelnam aan gewelddadigheden om zijn protest tegen de Coronamaatregelen kracht bij te zetten, of zich begaf in en/of contacten onderhield met kringen die zich daarmee bezig hielden. Ook uit de inhoud van de telefoon van de verdachte, waarin vele berichten zijn aangetroffen die gaan over verzet tegen de Coronamaatregelen, blijkt niet dat de verdachte of anderen met wie hij in contact stond het over gewelddadige acties hadden, voorstander waren van het plegen van dergelijke acties, dan wel dat soort acties eerder hadden gepleegd of gepland. Bij de doorzoeking van de woning van de verdachte zijn ook geen voorwerpen aangetroffen, die in verband gebracht kunnen worden met gewelddadige acties in het algemeen of brandstichting in het bijzonder.
De rechtbank komt ook op grond hiervan niet verder dan de vaststelling dat de verdachte met zijn plan om een vuurwerkbom bij een vaccinatielocatie naar binnen te gooien beoogde om de betreffende locatie een week uit te schakelen. De vraag is of dit, mede in aanmerking genomen de aard van het voorgenomen misdrijf en de omvang van het beoogde gevolg, voldoende is om aan te nemen dat sprake is van een van de in artikel 83a Sr genoemde oogmerkvormen.
Onder het oogmerk om (een deel van) de bevolking ernstige vrees aan te jagen moet naar het oordeel van de rechtbank worden verstaan dat een dader met het gepleegde misdrijf tot doel heeft te veroorzaken dat (een - voldoende substantieel - deel van) de bevolking angstige gevoelens voor iets dreigends krijgt, bijvoorbeeld in de trant van dat een ieder kan vrezen het volgende slachtoffer te zijn (Memorie van Antwoord, Kamerstuk 2003-2004, 28463, nr. C, Eerste Kamer, blz. 7). Niet is vereist dat het aanjagen van vrees tot het daadwerkelijk geïntimideerd zijn van de bevolking behoeft te hebben geleid (Memorie van Toelichting, Kamerstuk 2001-2002, 28463, nr. 3, Tweede Kamer, blz. 3).
Het plan van de verdachte, voor zover dat al volledig was uitgekristalliseerd, hield volgens zijn uitlatingen tegenover [naam] in dat in de nachtelijke uren, als alleen de beveiliging aanwezig zou zijn, de vuurwerkbom naar binnen zou worden gegooid. Dat de verdachte niet wilde dat daarbij doden zouden vallen blijkt uit hetgeen hij daarover tegen [naam] heeft gezegd. Hoewel het gooien van een (enkele) vuurwerkbom in een pand waarin geen personen meer aanwezig zijn, tot een explosie en/of brand - en daarmee tot (grote) materiële schade - kan leiden, kan niet worden gezegd dat zo’n misdrijf of de omvang van de beoogde gevolgen daarvan zo groot en veelomvattend is, dat reeds daardoor het oogmerk om (een deel) van het volk in het land ernstige vrees aan te jagen, bewezen moet worden geacht.
Uit de bewijsmiddelen is voorts niet naar voren gekomen dat de verdachte met zijn plan de overheid heeft willen dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden. Immers, voor het dwingen van de overheid zal in beginsel sprake moeten zijn van het stellen van eisen met een daaraan verbonden ultimatum of van het uiten van dreigementen door de verdachte richting de overheid met betrekking tot het uitvoeren van het vaccinatieprogramma. Daarvan is niet gebleken. Indien het plan was uitgevoerd en er een vuurwerkbom bij een vaccinatielocatie naar binnen was gegooid, zou dit – bij gebreke van andere feiten en omstandigheden – onvoldoende zijn om tot de conclusie te kunnen komen dat het beoogde effect zou zijn geweest om de overheid te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden.
Evenmin bevat het dossier voldoende bewijs om aan te kunnen nemen dat de verdachte met het willen gooien van een vuurwerkbom heeft beoogd de fundamentele politieke, constitutionele, economische of sociale structuren van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen. De rechtbank acht het voor een week willen uitschakelen van één vaccinatielocatie onvoldoende om daartoe te concluderen.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat niet kan worden bewezen dat de verdachte de verweten gedragingen heeft verricht met een terroristisch oogmerk zoals bedoeld in artikel 83a Sr. Dit betekent dat de rechtbank de verdachte van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit zal vrijspreken.

6.Beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen

De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een telefoon en vijf stickers, dienen te worden teruggegeven aan de verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een shirt met politielogo, dient te worden teruggegeven aan de Politie Eenheid Noord-Holland Noord, aangezien die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

7.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Gelast de teruggave aan de rechthebbende, te weten: de politie eenheid Noord-Holland Noord, van:
1 STK Shirt (Omschrijving: Goednummer: 1244793, Adidas).
Gelast de teruggave aan de verdachte van:
  • 5 STK Sticker (Omschrijving: Goednummer: 1244837),
  • 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: Goednummer: 1244794, Huawei).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. N. Boots, voorzitter,
mr. N.O.P. Roché en mr. N.M.L. Rogmans, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. L.P. van Os,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 oktober 2021.
Mr. Van Os is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.