ECLI:NL:RBNHO:2021:8963

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 oktober 2021
Publicatiedatum
14 oktober 2021
Zaaknummer
C/15/313758 / HA ZA 21-121
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de levering van visrechten en de rol van de notaris in de koopovereenkomst

In deze zaak heeft de vereniging Sportvisserij Midwest Nederland (SMWN) een geschil aanhangig gemaakt tegen een besloten vennootschap en een notaris over de levering van visrechten. SMWN heeft in 2012 visrechten gekocht van de gedaagde partij, maar stelt dat deze rechten niet zijn geleverd zoals overeengekomen. De notaris, die de akte van cessie heeft opgemaakt, wordt verweten dat hij onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar het bestaan van de visrechten. SMWN vordert een schadevergoeding van meer dan € 96.000,-. De rechtbank oordeelt dat de notaris niet tekort is geschoten, gezien zijn beperkte opdracht en de bijzondere aard van de visrechten. De rechtbank concludeert dat de gedaagde partij wel toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, omdat zij niet heeft geleverd wat was overeengekomen. De vordering tot schadevergoeding wordt echter afgewezen, omdat SMWN deze onvoldoende heeft onderbouwd. De rechtbank wijst de vorderingen van SMWN tegen de notaris af en compenseert de proceskosten tussen partijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/313758 / HA ZA 21-121
Vonnis van 13 oktober 2021
in de zaak van
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
SPORTVISSERIJ MIDWEST NEDERLAND,
gevestigd te Uitgeest,
eiseres,
advocaat mr. J.J. van Wassenaer te Amsterdam,
tegen

1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. M.C. Hoogendam te Leusden,

2.MR. H.J. DE JONG Q.Q. in zijn hoedanigheid van notaris te Schagen,

kantoorhoudende te Schagen,
gedaagde,
advocaat mr. B.J. Mekkelholt te Den Helder.
Partijen zullen hierna SMWN, [gedaagde 1] en De Jong genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 24 februari 2021 met producties,
  • de conclusie van antwoord met producties van [gedaagde 1] ,
  • de conclusie van antwoord met producties van De Jong,
  • het tussenvonnis van 12 mei 2021,
  • de akte met producties van SMWN,
  • de mondelinge behandeling van 3 september 2021 en de daarbij overgelegde spreekaantekeningen van mr. Van Wassenaer.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

SMWN heeft in 2012 visrechten gekocht van [gedaagde 1] . De Jong heeft als notaris een akte van cessie opgemaakt met betrekking tot de overdracht van deze visrechten.
Volgens SMWN heeft zij zogenaamde “ambachtsheerlijke visrechten” gekocht, maar zijn deze niet door [gedaagde 1] geleverd. [gedaagde 1] was namelijk geen eigenaar van ambachtsheerlijke visrechten. Dit betekent volgens SMWN dat sprake is van een tekortkoming aan de zijde van [gedaagde 1] . Volgens SMWN is ook notaris De Jong tekortgeschoten, omdat hij vooraf onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar het bestaan van de visrechten en de akte niet heeft ingeschreven in de registers. SMWN vordert een schadevergoeding van ruim € 96.000,-.
Volgens [gedaagde 1] was zij bij de verkoop te goeder trouw ten aanzien van het bestaan van de (ambachtsheerlijke) visrechten en rustte op SMWN een verzwaarde onderzoeksplicht, waardoor geen sprake is van een tekortkoming aan de zijde van [gedaagde 1] . De Jong betwist dat hij tekort is geschoten, omdat hij slechts een beperkte opdracht had gekregen en zijn aanbod om nader onderzoek te doen door SMWN is afgewezen.
De rechtbank is van oordeel dat De Jong, gelet op zijn beperkte opdracht en de bijzondere aard van de visrechten, niet tekort is geschoten. [gedaagde 1] is wel toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. [gedaagde 1] had als verkoper namelijk moeten weten wat zij verkocht en vast is komen te staan dat geen ambachtsheerlijke visrechten zijn geleverd zoals overeengekomen. De gevorderde schadevergoeding wordt echter afgewezen, omdat SMWN deze onvoldoende heeft onderbouwd.

3.Feiten

3.1.
SMWN vormt samen met zes andere federaties en Sportvisserij Nederland het kenniscentrum voor vis- en hengelsport. Zij behartigt de belangen van een groot aantal sportvissers die bij hengelsportverenigingen zijn aangesloten.
3.2.
[gedaagde 1] was eigenaar van visrechten die betrekking hadden op twee delen van de Ringvaart van Heerhugowaard ter grootte van (in totaal) ongeveer 80 hectare viswater.
3.3.
Een oud-zakelijk ambachtsheerlijk visrecht houdt in dat men niet de (onder het viswater gelegen) grond koopt, maar dat men wel ongestoord de volledige eigendomsrechten van visserij mag uitoefenen op de betreffende percelen.
3.4.
Een andere mogelijkheid om gebruik te maken van viswater, is het huren van een visrecht. Dit is de standaardmethode om visrechten te verkrijgen. Aan het huren van visrechten kleven diverse beperkingen, zoals een beperkte duur, een doelmatigheidstoets door de Kamer voor de Binnenvisserij, beperkingen in tijd en locatie en restricties wat betreft het type visrecht.
3.5.
SMWN huurde vóór 2012 al jarenlang visrechten van [gedaagde 1] in de bewuste twee delen van de Ringvaart van Heerhugowaard.
3.6.
SMWN en [gedaagde 1] hebben in 2012 een koopovereenkomst gesloten op grond waarvan SMWN van [gedaagde 1] voor een bedrag van € 60.000,- ambachtsheerlijke visrechten kocht.
3.7.
De Jong heeft vervolgens een ‘akte van cessie ambachtsheerlijke visrechten’ opgemaakt in opdracht van SMWN. Deze akte is verleden op 13 juni 2012. Op grond van deze akte zouden ter uitvoering van voornoemde koopovereenkomst visrechten geleverd worden door [gedaagde 1] aan SMWN. De visrechten staan in de akte als volgt omschreven:
“(…)
Het volledige visrecht, te weten een ambachtsheerlijk visrecht, betreft het recht van visserij van twee delen van de Ringvaart van Heerhugowaard
(…):”
3.8.
[xxx] (hierna: [xxx] ) heeft in opdracht van SMWN advies gegeven over de aankoop en het dossier van de visrechten op de Ringvaart van Heerhugowaard. Het rapport van [xxx] dateert van 23 februari 2015. De conclusie van [xxx] was – kort gezegd – dat de in 2012 verkochte visrechten toen niet (meer) bestonden en dus niet konden worden overgedragen door [gedaagde 1] aan SMWN.
3.9.
Bij brieven van 7 november 2016 heeft de advocaat van SMWN [gedaagde 1] en De Jong aansprakelijk gesteld voor het geval de door haar gekochte visrechten zouden worden betwist of aangetast en voor de onwenselijke gevolgen en schade die uit de tekortkomingen van [gedaagde 1] en De Jong zouden kunnen voortvloeien.
3.10.
Bij e-mail van 26 oktober 2017 heeft SMWN aan [gedaagde 1] bericht dat voornoemde sommatie wordt opgeschort.
3.11.
Bij brief van 26 augustus 2020 heeft SMWN aan [gedaagde 1] en De Jong bericht dat een bedrag van € 87.522,41 aan kosten vanwege schadevergoeding wegens niet nakoming dan wel schadebeperking voor rekening van [gedaagde 1] en De Jong komt.

4.Het geschil

4.1.
SMWN vordert samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat de nog redelijk te maken kosten inzake de registratie van een akte, zoals reeds in concept opgesteld voor het Hoogheemraadschap als bedoeld en omschreven in de dagvaarding, zoals SMWN deze zal blijken te hebben voldaan, door [gedaagde 1] en De Jong dienen te worden vergoed,
II. [gedaagde 1] en De Jong veroordeelt om aan SMWN een schadevergoeding te betalen van € 96.352,20,
III. [gedaagde 1] en De Jong veroordeelt om aan SMWN de wettelijke (handels)rente over het bedrag als gevorderd onder II. te betalen,
IV. [gedaagde 1] en De Jong veroordeelt om aan SMWN de buitengerechtelijke incassokosten van € 6.775,- te betalen,
V. [gedaagde 1] en De Jong veroordeelt in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke (handels)rente.
4.2.
SMWN legt – kort gezegd – het volgende aan haar vorderingen ten grondslag. Na het sluiten van de koopovereenkomst en het passeren van de akte van cessie is gebleken dat [gedaagde 1] geen (althans geen volledig) eigenaar was van de in de akte genoemde ambachtsheerlijke visrechten. Uit het onderzoek van [xxx] blijkt namelijk dat geen sprake was van ambachtsheerlijke visrechten, maar slechts van ‘gewone’ visrechten. Door een ruilverkaveling in 1970 zijn de visrechten tenietgegaan. [gedaagde 1] heeft dan ook niet geleverd, wat was overeengekomen.
Bovendien had De Jong, áls de visrechten al (geheel) van [gedaagde 1] waren, voor een correcte overdracht, de visrechten als registergoed moeten inschrijven in het kadaster. Ook had hij nader onderzoek moeten doen naar het bestaan van de visrechten. Dat heeft De Jong niet gedaan.
Door voornoemde tekortkomingen heeft SMWN schade geleden. SMWN heeft advocaat- en notariskosten moeten maken om alsnog verkrijging respectievelijk vastlegging van visrechten te bewerkstelligen aldus dat de door haar beoogde situatie zoveel mogelijk benaderd zou worden.
4.3.
[gedaagde 1] concludeert tot afwijzing van de vorderingen en voert hiertoe – kort gezegd – het volgende aan. [gedaagde 1] was ten tijde van de koopovereenkomst en de akte van cessie volledig te goeder trouw en heeft voldaan aan haar mededelingsplicht. [gedaagde 1] isniet gespecialiseerd in ambachtsheerlijke visrechten en heeft dan ook steeds aangegeven dat SMWN zelf onderzoek moest doen naar (het bestaan van) de visrechten. SMWN is ook nooit belemmerd in het gebruik van de visrechten. De ringvaart viel buiten de ruilverkaveling in 1970, dus de visrechten in de ringvaart zijn niet overgegaan naar een andere partij. Mochten de visrechten al naar een andere partij zijn gegaan door de ruilverkaveling, dan is [gedaagde 1] door verkrijgende verjaring eigenaar geworden van de visrechten. [gedaagde 1] kon de visrechten dus wel degelijk overdragen. Ten slotte stelt [gedaagde 1] dat sprake is van wederzijdse dwaling. Wat betreft de gestelde schade geldt dat onduidelijk is of SMWN daadwerkelijk schade heeft geleden. SMWN heeft de schadevordering in elk geval onvoldoende toegelicht. Mocht er al sprake zijn van gemaakte kosten, dan zijn deze kosten in elk geval niet redelijk. Bovendien heeft SMWN de sommatie opgeschort en nadien opeens zonder aankondiging aanspraak gemaakt op vergoeding van een bedrag van ruim € 87.000,-.
4.4.
De Jong concludeert tot afwijzing van de vorderingen en voert hiertoe – kort gezegd – het volgende aan. Er is geen sprake van een tekortkoming, want De Jong heeft direct bij aanvang van zijn werkzaamheden in 2012 verklaard dat hij niet met zekerheid durfde te stellen dat de ambachtsheerlijke visrechten (nog) bestonden. De Jong heeft erop gewezen dat nader onderzoek in het kadaster mogelijk was, maar dat hier aanzienlijke kosten tegenover zouden staan. SMWN heeft er vervolgens zelf voor gekozen geen opdracht te geven voor een dergelijk onderzoek. De Jong heeft met SMWN besproken en afgesproken dat zijn werkzaamheden alleen zouden bestaan uit het opmaken van een akte van cessie ter bevestiging van de gesloten koopovereenkomst. Ook is afgesproken dat die akte van cessie niet ingeschreven zou worden in het kadaster. Daar komt nog bij dat er geen sprake is van schade aan de zijde van SMWN. De gestelde kosten had SMWN namelijk sowieso gemaakt, ook als zij eerder op de hoogte was geweest van het feit dat de visrechten niet meer bestonden. Verder heeft SMWN er zelf voor gekozen de overeenkomst niet te ontbinden, ontbreekt een specificatie van de gemaakte kosten en kunnen de buitengerechtelijke kosten de dubbele redelijkheidstoets niet doorstaan. Bovendien is sprake van eigen schuld aan de zijde van SMWN, omdat zij ermee heeft ingestemd alleen een akte van cessie te laten opmaken en geen nader onderzoek te laten doen door De Jong.

5.De beoordeling

5.1.
De vraag is of [gedaagde 1] en De Jong tekort geschoten zijn in de nakoming van de overeenkomsten met SMWN. De rechtbank zal hieronder de vorderingen per gedaagde bespreken.
Notaris De Jong
5.2.
De rechtbank zal alle vorderingen van SMWN tegenover de notaris afwijzen. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
5.3.
In het algemeen geldt dat een notaris een onderzoeks- en zorgplicht heeft voordat hij een akte opmaakt en eventueel doet inschrijven. Een notaris is namelijk een onafhankelijke functionaris die, vanwege zijn onderzoeks- en zorgplicht, duidelijkheid en rechtszekerheid moet verschaffen aan de betrokken partijen. Een notaris moet in dat verband onder meer deugdelijk onderzoek doen naar het bestaan en de omvang van de rechten die partijen hem voorhouden.
5.4.
In deze zaak gaat het echter om een bijzonder en atypisch geval en ligt het wat de onderzoeksplicht van de notaris betreft genuanceerder. Het atypische aan de overdracht van ambachtsheerlijke visrechten is namelijk dat het gaat om een zeer weinig voorkomend oud-zakelijk recht waarover ook bij het notariaat nauwelijks deskundigheid aanwezig is. De Jong heeft dan ook op voorhand open kaart gespeeld door aan partijen kenbaar te maken op welke (praktische en juridische) onduidelijkheden met betrekking tot de gestelde ambachtsheerlijke visrechten hij stuitte en welke rol hij zelf zou kunnen spelen. Dit heeft hij duidelijk gecommuniceerd aan SMWN in verschillende e-mailberichten:
E-mail van 16 maart 2012 van De Jong aan SMWN:
“(…)
Aangezien de visrechten sinds 1923 niet meer als zakelijk recht worden gezien, zal het moeilijk zijn om via een register te kunnen controleren of de huidige verkoper zelf (als enige) gerechtigd is tot de visrechten. Is er een gezamenlijk register van visrechten waaruit dit zou kunnen blijken?
(…)”
E-mail 18 april 2012 van De Jong aan SMWN:
“(…)
Het is een zaak waar ik moeilijk raad mee weet.
(…)
100% zekerheid kan in dit geval alleen moeilijk worden verkregen.
(…)
Als u een akte wilt op laten (stellen) door mij voor de overdracht, dan kan dat. Hierin kan ik de heren [gedaagde 1] in ieder geval laten verklaren dat zij instaan voor hun gerechtigdheid tot de visrechten. Dit geeft nog meer zekerheid.”
E-mail 11 juni 2012 van De Jong aan SMWN:
“(…)
Op basis van de akte uit 1885 heb ik nog geprobeerd te herleiden wat de huidige kadastrale aanduiding is van de daar genoemde kadastrale percelen. Helaas liep ik hierin vast.
(…)
Via het kadaster zou wel meer informatie te verkrijgen zijn, maar de kosten om dit uit te zoeken zullen dan zeker de pan uit rijzen.”
5.5.
De rechtbank is van oordeel dat van een tekortkoming door De Jong geen sprake is, omdat hij vooraf duidelijk is geweest over de onzekere status van de visrechten en ook in overeenstemming met die onzekere status heeft gehandeld door te kiezen voor het opmaken van een akte van cessie die niet ingeschreven kon worden. Dat was in de gegeven omstandigheden een juridisch correcte handelswijze. Als een notaris namelijk niet 100% zeker is van het bestaan van een zakelijk recht, dan kan hij dit ook niet aanbieden ter inschrijving. Vanwege het feit dat er geen 100% duidelijkheid was over het bestaan van de ambachtsheerlijke visrechten en evenmin over de (exclusieve) beschikkingsbevoegdheid van [gedaagde 1] , heeft de notaris partijen de mogelijkheid voorgelegd vaneen akte van cessie waarbij [gedaagde 1] verklaart in te staan voor het bestaan en de overdraagbaarheid van de rechten. SMWN en [gedaagde 1] hebben hiermee ingestemd en aldus zelf gekozen voor een akte die niet inschrijfbaar zou zijn. Daar komt nog bij dat partijen de koopovereenkomst zelf al gesloten hadden voordat zij zich tot De Jong wendden voor het opmaken van de akte van levering. De Jong had dus geen invloed op de inhoud van deze overeenkomst.
In de randnummers 17 t/m 19 van de dagvaarding heeft SMWN gesteld dat De Jong een (meer) uitgebreide recherche had moeten uitvoeren. De Jong heeft daartegen aangevoerd dat hij bij e-mail van 11 juni 2012 (productie 6 bij conclusie van De Jong) heeft verklaard een dergelijk uitgebreid onderzoek te kunnen uitvoeren, maar dat dit hoge kosten met zich zou brengen. Daar is SMWN niet op ingegaan en zij heeft De Jong geen opdracht verstrekt voor een dergelijk onderzoek. Het standpunt van SMWN dat een dergelijk onderzoek altijd en standaard door een notaris moet worden uitgevoerd, gaat in dit geval niet op vanwege het feit dat het om bijzondere en atypische rechten gaat (zie 5.4 hiervoor). Bovendien blijkt uit de declaratie van De Jong (productie 14 bij de conclusie van De Jong) dat hij slechts drie uur in rekening heeft gebracht. Daaruit volgt al dat zijn opdracht heel beperkt was. SMWN kon en mocht in redelijkheid niet verwachten dat De Jong voor dit aantal uren een uitgebreide recherche zou uitvoeren. De Jong heeft, zoals gezegd, de optie van een uitgebreide recherche uitdrukkelijk op tafel gelegd. Dat SMWN daar niet op in is gegaan, komt dan ook voor haar eigen rekening en risico. De vorderingen tegen De Jong zullen worden afgewezen.
5.6.
SMWN zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van De Jong worden begroot op:
- griffierecht € 4.200,00
- salaris advocaat €
3.540,00(2,0 punten × tarief € 1.770,00)
Totaal € 7.740,00
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal als onbetwist worden toegewezen zoals in de beslissing vermeld.
[gedaagde 1]
5.7.
Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van [gedaagde 1] , want zij heeft niet verkocht en geleverd wat is overeengekomen, namelijk ambachtsheerlijke visrechten. Zowel in e-mails en andere correspondentie tussen partijen als ter zitting heeft [gedaagde 1] niets meer aangevoerd dan de enkele stelling dat zij dit soort rechten wel heeft verkocht en geleverd. [gedaagde 1] heeft dit echter niet onderbouwd. [gedaagde 1] heeft slechts een beroep gedaan op een brief uit 1988 van de Kamer voor Binnenvisserij (productie 2 bij conclusie van [gedaagde 1] ), maar daaruit blijkt alleen dat deze kamer heeft verklaard dat [gedaagde 1] (op dat moment) eigenaar was van ‘
het visrecht in de Ringvaart’ en dus niet dat [gedaagde 1] eigenaar was van een
ambachtsheerlijkvisrecht. Ook overigens is er geen enkel bewijsmateriaal aangeleverd voor deze stelling van [gedaagde 1] . Er is dan ook geen aanknopingspunt om aan te nemen dat [gedaagde 1] een ambachtsheerlijk visrecht heeft overgedragen aan SMWN.
5.8.
[gedaagde 1] heeft overigens ook het rapport van [xxx] niet (gemotiveerd) betwist. [xxx] heeft duidelijk verklaard dat de gestelde ambachtsheerlijke visrechten niet meer bestonden in 2012, omdat deze teniet waren gegaan bij de ruilverkaveling in 1970. Daar heeft [gedaagde 1] geen steekhoudende argumenten tegen aangevoerd . [gedaagde 1] heeft alleen gesteld dat de ruilverkaveling niet zag op de ringvaart buiten de polder van Heerhugowaard en dat zij als visrechteigenaar destijds geen bericht heeft gehad van de ruilverkaveling. Dit heeft [gedaagde 1] verder niet gemotiveerd. Daar staat tegenover dat SMWN een nader advies van [xxx] heeft overgelegd die voornoemd standpunt van [gedaagde 1] onderbouwd weerlegt. Het verweer van [gedaagde 1] gaat dan ook niet op.
5.9.
Ook het betoog van [gedaagde 1] over de verzwaarde onderzoeksplicht van SMWN gaat niet op. [gedaagde 1] had als verkoper namelijk moeten instaan voor wat zij verkocht en heeft dat ook uitdrukkelijk gedaan in de akte. In de akte is namelijk opgenomen dat [gedaagde 1] er persoonlijk voor in staat
“dat dit visrecht bestaat en dat er geen overdrachtsbeperkingen gelden, dat hij namens verkoper daarover kan beschikken (…)”. [gedaagde 1] heeft daarmee een onvoorwaardelijke garantie gegeven. De stelling van [gedaagde 1] dat de onderzoeksplicht van SMWN een voorwaarde was bij de verkoop is nergens vastgelegd en is ook niet aannemelijk gelet op gegeven de hiervoor genoemde garantie.
5.10.
Dit betekent dat onderdeel I. van de vordering zal worden toegewezen. Er is kort gezegd gevorderd dat [gedaagde 1] de nog redelijk te maken kosten voor de registratie van een akte (productie 7 bij dagvaarding), zoals SMWN deze zal blijken te hebben voldaan, aan SMWN moet vergoeden. [gedaagde 1] heeft geen concreet verweer gevoerd tegen de betaling van deze specifieke kosten. Dit betekent dat de redelijke kosten van registratie van een dergelijke akte door [gedaagde 1] moeten worden betaald zodra SMWN heeft verklaard en onderbouwd dat zij deze kosten heeft voldaan.
5.11.
Over de gevorderde schadevergoeding overweegt de rechtbank als volgt. Ter zitting heeft SMWN verduidelijkt dat de (enige) grondslag voor deze vordering artikel 6:96 lid 2 sub b en c van het Burgerlijk Wetboek (BW) is. SMWN heeft echter niet duidelijk gemaakt welke kosten ter vaststelling schade en aansprakelijkheid en ter verkrijging van voldoening buiten rechte wat haar betreft redelijk zijn. Alleen al gelet op de omvang van de gevorderde kosten in verhouding tot de koopsom acht de rechtbank de kosten niet redelijk.
Daarbij komt dat de gevorderde kosten kennelijk niet alleen betrekking hebben op de vaststelling van schade en aansprakelijkheid en verkrijging van voldoening buiten rechte, maar mede zien op het naar eigen inzicht van SMWN “repareren” van de door de tekortkoming van [gedaagde 1] ontstane problemen, aldus dat zij met name van de Provincie en het Hoogheemraadschap gedaan wilde krijgen dat ten gunste van SMWN visrechten werden vastgelegd op een wijze die haar oorspronkelijke bedoeling zoveel mogelijk benaderde. Wat SMWN aan schade vordert gaat dan ook veel verder dan de door haar gestelde grondslag rechtvaardigt. . Bovendien waren deze, zeer aanzienlijke, kosten op het moment dat zij deze presenteerde aan [gedaagde 1] in augustus 2020 al volledig gemaakt, terwijl de sommatie dateert van november 2016 en deze opgeschort is in oktober 2017. Ongeveer drie jaar later werd aan [gedaagde 1] dus opeens de rekening gepresenteerd van deze kosten. Deze gang van zaken komt er op neer dat SMWN blijkbaar meende, zulks echter ten onrechte, dat zij zich zelf wat betreft de te maken kosten een blanco volmacht mocht toekennen..
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de advocaatkosten volstrekt onvoldoende zijn onderbouwd. Bij gebrek aan urenverantwoordingen is namelijk niet inzichtelijk geworden of deze kosten op deze kwestie betrekking hebben en of deze nodig zijn geweest. Hetzelfde geldt voor de gevorderde notariskosten, want een bedrag van ruim € 34.000,- kan zonder gedetailleerde toelichting, welke ontbreekt, niet als redelijk worden beschouwd. De vraag of dit allemaal noodzakelijke kosten waren in de context van het geschil tussen partijen is door SMWN dan ook, in het licht van de gemotiveerde betwisting door [gedaagde 1] , niet dan wel verregaand ontoereikend beantwoord.
De conclusie van het voorgaande is dat vordering II (en daarmee ook vordering III) zal worden afgewezen.
Overigens heeft SMWN als productie nog de factuur van [xxx] overgelegd, maar het bedrag van deze factuur is niet genoemd in de dagvaarding en is ook niet specifiek gevorderd. Daarom kan hiervoor ook geen bedrag worden toegewezen.
5.12.
De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten van € 6.775,- zal de rechtbank ook afwijzen. Zoals ter zitting na een toelichting van SMWN is gebleken, is er namelijk een sterke verwevenheid met de hiervoor genoemde vordering tot schadevergoeding en kan deze vordering niet los daarvan worden gezien. SMWN heeft zelf verklaard dat er overlap zit in deze vorderingen, maar heeft niet concreet uiteengezet tot welk bedrag dit het geval is, terwijl dit wel op haar weg had gelegen. Terzijde merkt de rechtbank op dat de vordering te hoog is gelet op de gevorderde hoofdsom in relatie tot de forfaitaire bedragen die door het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke kosten worden bepaald. ,
5.13.
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.

6.De beslissing

De rechtbank
Ten aanzien van De Jong
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt SMWN in de proceskosten, aan de zijde van De Jong tot op heden begroot op € 7.740,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
Ten aanzien van [gedaagde 1]
6.3.
verklaart voor recht dat de nog redelijk te maken kosten inzake de registratie van een akte, zoals reeds in concept opgesteld voor het Hoogheemraadschap als bedoeld en omschreven in de dagvaarding, zoals SMWN deze zal blijken te hebben voldaan, door [gedaagde 1] aan SMWN dienen te worden vergoed,
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Haverkate en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2021. [1]

Voetnoten

1.type: IEV