6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De ernst en aard van het feit
De verdachte heeft samen met anderen een gewapende overval gepleegd op een tankstation in [plaats] . De verdachte is met een bivakmuts op en met een mes in zijn hand het tankstation binnengegaan, waarna hij de aangever heeft gedwongen tot de afgifte van geld en sigaretten. De aangever verklaart daar onder andere over dat hij erg geschrokken was. Dit soort delicten veroorzaken in de samenleving gevoelens van onrust en onveiligheid. De verdachte heeft onder andere gehandeld uit eigen financieel gewin, zonder op dat moment stil te staan bij de gevolgen van zijn handelen voor anderen. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
De persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 25 augustus 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
- het over de verdachte uitgebrachte rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, gedateerd 20 september 2021.
Uit dit rapport van de Raad blijkt onder meer dat de verdachte een jongen is van zeventien jaar oud, met een licht verstandelijke beperking, ASS en ADHD. Hij heeft daardoor moeite met het uiten van emoties (op een adequate manier) en het inschatten van sociale situaties. Doordat hij erg beïnvloedbaar is en oorzaak en gevolg niet kan overzien, komt hij makkelijk in de problemen. Verder blijkt uit het rapport dat de kans op herhaling vanwege deze zorgen als hoog wordt ingeschat. De Raad is van mening dat een onvoorwaardelijke werkstraf, een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan zijn voorarrest en een voorwaardelijke jeugddetentie een passende straf is voor de verdachte, zodat hij hierdoor beseft dat het zeer ernstig is wat hij heeft gedaan.
- het e-mailbericht van [naam] namens de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: de jeugdreclassering), waaruit onder meer het volgende blijkt:
De jeugdreclassering vindt het belangrijk dat de verdachte naast de bijzondere voorwaarden genoemd in het raadsrapport, ook een gebiedsverbod voor [plaats] opgelegd krijgt, behalve tijdens (afgesproken) verlofmomenten, waarbij [verdachte] in de directe aanwezigheid van zijn ouders moet zijn. De GI vindt dit gebiedsverbod nodig, omdat [verdachte] verkeerde vrienden heeft gemaakt in [plaats] die een negatieve invloed op hem hebben.
Ter zitting hebben de ouders aan het voorgaande toegevoegd dat zij ter bescherming van [verdachte] achter het gebiedsverbod staan. Verder hebben de ouders aangegeven dat [verdachte] , zeker de laatste drie vier weken, rustiger overkomt en serieuzer denkt en praat over zijn toekomst.
Ter zitting heeft de Raad de aanvullende bijzondere voorwaarde van een gebiedsverbod zoals door de GI geformuleerd, overgenomen in zijn advies. De Raad heeft over de geadviseerde werkstraf aangegeven dat het ook mogelijk is om deze binnen de Koppeling uit te voeren. De Raad vindt het wenselijk om het contactverbod met de medeverdachten en het gebiedsverbod te laten voortduren tot aan de meerderjarigheid van de verdachte, te weten tot 22 augustus 2022. De Raad heeft tot slot nog aangegeven dat positief is dat het goed gaat met de verdachte binnen de Koppeling en dat de samenwerking tussen hem, zijn ouders en de hulpverlening goed verloopt.
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de strafoplegging heeft de rechtbank onder meer acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht jeugd (LOVS). Daar wordt bij een overval op een winkel (zonder strafverzwarende omstandigheden) een jeugddetentie van vier maanden als uitgangspunt genomen. De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het feit in beginsel ook jeugddetentie rechtvaardigt. De rechtbank komt echter tot een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank weegt daarbij in het voordeel van de verdachte mee dat de verdachte belast is met een licht verstandelijke beperking, ASS en ADHD. Dat maakt de verdachte beïnvloedbaar en kwetsbaar. Hoewel er geen persoonlijkheidsonderzoek beschikbaar is, houdt de rechtbank er rekening mee dat de verdachte bij een dergelijk onderzoek zeer wel mogelijk verminderd toerekeningsvatbaar geacht zou worden. Verder weegt de rechtbank -anders dan de officier van justitie- in het voordeel van de verdachte mee dat de verdachte naar aanleiding van onderhavig feit in de gesloten jeugdzorg is geplaatst, waardoor hij tot op heden geheel in zijn vrijheid wordt beperkt. Ook weegt de rechtbank in het voordeel van de verdachte mee dat hij niet eerder is veroordeeld en dat hij het feit van begin af aan heeft bekend en daar verantwoordelijkheid voor neemt. Al deze omstandigheden brengen de rechtbank ertoe -voor wat betreft de aan de verdachte op te leggen jeugddetentie- te volstaan met een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het voorarrest, volgens de berekening van de rechtbank in totaal 15 dagen. De rechtbank is van oordeel dat daarnaast een werkstraf voor de duur van 180 uren, waarvan 90 uren voorwaardelijk, passend en geboden is. Het voorwaardelijk deel van de straf dient ertoe om verdachte ervan te weerhouden om gedurende de proeftijd opnieuw over te gaan tot het plegen van strafbare feiten. De rechtbank heeft geconstateerd dat, hoewel de verdachte op dit moment een voorzichtige positieve ontwikkeling doormaakt binnen de Koppeling, er op diverse gebieden nog zorgen zijn over hem. Om de verdachte te ondersteunen zich verder in positieve zin te ontwikkelen zal de rechtbank aan de proeftijd de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de officier van justitie gevorderd. De rechtbank acht een gebiedsverbod in het belang van de veiligheid van de verdachte noodzakelijk en zal aan dit gebiedsverbod en het contactverbod met de medeverdachten een maximale termijn van zes maanden verbinden. De rechtbank acht een gebiedsverbod voor de gehele regio [plaats] aangewezen nu in meerdere daarbinnen gelegen plaatsen zich zaken hebben voorgedaan in relatie tot het delict dan wel personen verblijven welke een negatieve invloed op de verdachte hebben.
Dadelijke uitvoerbaarheid voorwaarden
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten [benadeelde partij] . Gelet op de zorgen die er om de verdachte bestaan, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.