ECLI:NL:RBNHO:2021:8937

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 oktober 2021
Publicatiedatum
13 oktober 2021
Zaaknummer
9146411 \ CV EXPL 21-1919
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een aannemingsovereenkomst wegens tekortkoming in de uitvoering door een hovenier

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een consument (eiser) en een hovenier (gedaagde) over de uitvoering van een aannemingsovereenkomst. De eiser heeft de hovenier ingehuurd voor werkzaamheden in zijn achtertuin, maar na de voltooiing van de werkzaamheden blijft het regenwater in de tuin staan, wat leidt tot wateroverlast. De eiser heeft de hovenier meerdere keren verzocht om de gebreken te verhelpen, maar de hovenier heeft hier niet op gereageerd. De eiser heeft uiteindelijk een rechtszaak aangespannen om de overeenkomst te ontbinden en schadevergoeding te eisen.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de hovenier tekort is geschoten in de uitvoering van de overeenkomst. De overeenkomst wordt ontbonden, maar omdat de werkzaamheden niet ongedaan kunnen worden gemaakt, hoeft de hovenier slechts een gedeelte van de aanneemsom terug te betalen. De kantonrechter heeft de waarde van de verrichte werkzaamheden vastgesteld en de eiser heeft recht op terugbetaling van een deel van de aanneemsom, alsook op vergoeding van de expertisekosten en proceskosten. De hovenier is veroordeeld tot betaling van deze bedragen, en de overeenkomst is per direct ontbonden.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van aannemers bij de uitvoering van hun werkzaamheden en de rechten van consumenten bij tekortkomingen in de uitvoering van aannemingsovereenkomsten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9146411 \ CV EXPL 21-1919 WD
Uitspraakdatum: 20 oktober 2021 (bij vervroeging)
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats 1]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. A. Heilig
tegen
[gedaagde], handelend onder de naam
[bedrijfsnaam]
wonende te [woonplaats 2]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. J.S.M. Brouwer (DAS)
Samenvatting van de zaak
Deze zaak gaat over een geschil tussen een hovenier (gedaagde) en een consument (eiser). De hovenier heeft werkzaamheden in de achtertuin van de consument verricht. De consument klaagt erover dat na voltooiing van de werkzaamheden het regenwater in zijn achtertuin blijft staan. De kantonrechter is van oordeel dat de hovenier tekort is geschoten in de uitvoering van de overeenkomst. De overeenkomst moet worden ontbonden. Omdat de werkzaamheden van de hovenier niet ongedaan kunnen worden gemaakt, hoeft de hovenier slechts een gedeelte van de aanneemsom terug te betalen.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 6 april 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 28 september 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [eiser] heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft [eiser] bij brieven van 6 juli en 23 september 2021 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft een hoveniersbedrijf.
2.2.
Medio juni/ juli 2018 hebben partijen een aannemingsovereenkomst gesloten waarbij [gedaagde] zich onder meer heeft verbonden om de tuin van [eiser] te bestraten en te betegelen en daar een gazon aan te leggen. De aanneemsom bedraagt € 10.598,47 inclusief btw.
2.3.
[gedaagde] heeft de werkzaamheden uitgevoerd in de periode juli tot en met augustus 2018.
2.4.
[eiser] heeft de overeengekomen aanneemsom aan [gedaagde] betaald.
2.5.
In het najaar van 2018 heeft [eiser] zich bij [gedaagde] erover beklaagd dat het regenwater in de tuin niet wegzakte, maar plassen veroorzaakte. [eiser] heeft er bij [gedaagde] op aangedrongen om dit te verhelpen. [gedaagde] heeft hierom in januari 2019 (aanvullende) werkzaamheden verricht. De klachten van [eiser] zijn hierdoor niet naar zijn tevredenheid verholpen.
2.6.
Op 15 juni 2019 heeft [eiser] aan [gedaagde] gemeld dat er nog steeds sprake is van plasvorming na regenval. [gedaagde] heeft hierop een offerte van 4 september 2019 aan [eiser] uitgebracht voor de uitvoering van aanvullende werkzaamheden (het aanleggen van een watergoot en drainage) voor € 1.269,85 inclusief btw. [eiser] heeft deze offerte niet geaccepteerd.
2.7.
Op 16 oktober 2019 heeft [eiser] aan [gedaagde] een e-mail verzonden. De e-mail luidt als volgt:

Het regenwater blijft in het midden van ons achtertuin staan, en loopt niet weg. Dus is het juridisch een ingebrekestelling. Het geleverde werk voldoet niet aan de eisen die daaraan redelijkerwijs mag stellen (…)Daarom verzoek en voor zover nodig sommeer ik/ sommeren wij je om binnen 14 dagen de gebreken kosteloos te herstellen (…).”
2.8.
[gedaagde] heeft geweigerd om binnen de gestelde termijn aan dit verzoek te voldoen.
2.9.
Op 12 november 2019 heeft de rechtsbijstandsverzekeraar van [eiser] namens [eiser] een brief aan [gedaagde] geschreven. In deze brief wordt de tekst van de e-mail van 16 oktober 2019 geciteerd en wordt aan [gedaagde] een nieuwe termijn gegeven van twee weken om de gebreken te verhelpen.
2.10.
[gedaagde] heeft geweigerd om aan dit herhaalde verzoek te voldoen. Op 27 november 2019 heeft de gemachtigde van [gedaagde] voornoemde brief beantwoord. In het antwoord staat geschreven dat van een tekortkoming geen sprake is en dat [gedaagde] zich niet verplicht acht om herstelwerkzaamheden uit te voeren.
2.11.
Op 20 december 2019 heeft Zneb Expertise en Taxatie B.V. (hierna: Zneb) in opdracht van (de rechtsbijstandsverzekeraar van) [eiser] ter plaatse een onderzoek uitgevoerd. Bij dit onderzoek waren zowel [eiser] als [gedaagde] aanwezig. Op 21 februari 2020 heeft Zneb een rapport uitgebracht. Het rapport bevat de conclusie dat [gedaagde] tekort is geschoten en een begroting van de volgens Zneb door [eiser] geleden schade. Deze begroting sluit op een bedrag van € 5.930,00 inclusief btw.
2.12.
Op 18 maart 2021 heeft Van Haneghem B.V (hierna: Van Haneghem) op verzoek van [eiser] een offerte uitgebracht voor herstelwerkzaamheden aan de tuin van [eiser] . Het geoffreerde bedrag is € 12.379,81.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter de overeenkomst tussen partijen ontbindt wegens een tekortkoming of vernietigt wegens dwaling en [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 17.679,05, te vermeerderen met rente en kosten.
3.2.
[eiser] voert daartoe, kort gezegd, als volgt aan. [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst. Als gevolg hiervan blijven in de achtertuin van [eiser] na regenval plassen staan en treedt wateroverlast op. Deze overlast leidt op termijn tot schade aan de beplanting in de tuin en woning van [eiser] . [gedaagde] verkeert in verzuim. De overeenkomst tussen partijen moet daarom worden ontbonden en [eiser] heeft recht op terugbetaling van het betaalde bedrag en vergoeding van geleden schade. Voor zover de overeenkomst niet kan worden ontbonden, dient deze te worden vernietigd wegens dwaling. Het totaal door [gedaagde] aan [eiser] te betalen bedrag (exclusief rente en kosten) is € 17.679,05.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] voert verweer op, kort gezegd, de navolgende gronden. [gedaagde] betwist dat hij tekort is geschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst. Voor zover van een tekortkoming sprake is, is [gedaagde] niet in verzuim. Er bestaat geen aanleiding om de overeenkomst te ontbinden en/ of aan [eiser] een bedrag te betalen. Ook betwist [gedaagde] de hoogte van het gevorderde bedrag.

5.De beoordeling

5.1.
[gedaagde] is ervan uitgegaan dat het aanbrengen van drainage in de achtertuin van [eiser] achterwege kon blijven. [gedaagde] verwachtte dat het hemelwater in voldoende mate in de bodem zou wegzakken en dat het nemen van extra maatregelen, zoals het aanleggen van drainage, niet nodig was. Dit staat geschreven in alinea 20 van de conclusie van antwoord. Ter zitting heeft [gedaagde] erkend dat hij zich hierin heeft vergist.
Hiermee is komen vast te staan dat [gedaagde] tekort geschoten is in de nakoming van de tussen partijen gesloten aannemingsovereenkomst. [gedaagde] heeft op basis van een vooraf verkeerd gemaakte inschatting een overeenkomst met [eiser] als particulier gesloten en op die basis zijn werkzaamheden uitgevoerd. Als gevolg daarvan ondervindt [eiser] hinder na regenval, te weten plasvorming tot naar schatting ongeveer 2 cm diep, waarbij groenstroken en straatwerk blank komen te staan. Het door [gedaagde] opgeleverde werk bevat een gebrek. [eiser] hoefde dat niet te verwachten en hoeft dat niet te accepteren.
5.2.
Iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van één van haar verbintenissen geeft aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt [1] . Uit deze wetsbepaling volgt de hoofdregel dat bij een tekortkoming een overeenkomst mag worden ontbonden, maar dat hierop in bepaalde gevallen een uitzondering moet worden gemaakt.
[gedaagde] betwist weliswaar dat de overeenkomst vanwege de tekortkoming van hem voor ontbinding in aanmerking komt, maar heeft niet voldoende concreet uitgelegd waarom hij van mening is dat in dit geval een uitzondering op de hoofdregel moet worden gemaakt. De enkele stelling dat de tekortkoming eenvoudig te herstellen was door drainage aan te brengen, is onvoldoende. [gedaagde] heeft zijn verweer op dit onderdeel onvoldoende onderbouwd en de kantonrechter gaat om die reden voorbij aan dit verweer. Dat [gedaagde] in verzuim is, heeft [gedaagde] niet inhoudelijk weersproken. Zo heeft [gedaagde] niet betwist de ingebrekestellingen van 16 oktober en 12 november 2019 te hebben ontvangen. Het beroep van [eiser] op ontbinding van de overeenkomst slaagt.
5.3.
Over de gevolgen die de ontbinding van de overeenkomst in dit geval met zich brengt, overweegt de kantonrechter als volgt.
Een ontbinding bevrijdt de partijen van de daardoor getroffen verbintenissen. Voor zover deze reeds zijn nagekomen, blijft de rechtsgrond voor deze nakoming in stand, maar ontstaat voor partijen een verbintenis tot ongedaanmaking van de reeds door hen ontvangen prestaties [2] . Sluit de aard van de prestatie uit dat zij ongedaan wordt gemaakt, dan treedt daarvoor een vergoeding in de plaats ten belope van haar waarde op het tijdstip van de ontvangst. Heeft de prestatie niet aan de verbintenis beantwoord, dan wordt deze vergoeding beperkt tot het bedrag van de waarde die de prestatie voor de ontvanger op dit tijdstip in de gegeven omstandigheden werkelijk heeft gehad [3] .
5.4.
Niet in geschil is dat de aard van de door [gedaagde] verrichte prestatie meebrengt dat deze niet ongedaan kan worden gemaakt. Beide partijen nemen dit tot uitgangspunt in de onderbouwing van hun respectieve standpunten. Dit brengt mee dat [eiser] geen recht heeft op onverkorte terugbetaling van de door hem betaalde aanneemsom, maar dat hierop een door hem aan [gedaagde] verschuldigde waardevergoeding in mindering moet worden gebracht.
5.5.
Partijen verschillen van mening over de begroting van het bedrag dat aan [eiser] moet worden terugbetaald als gevolg van de ontbinding van de overeenkomst. [eiser] stelt dat dit bedrag moet worden begroot op de wijze waarop (een ambtgenoot van) de kantonrechter van deze rechtbank dat heeft gedaan in een andere - naar zeggen van [eiser] vergelijkbare - zaak. [4] [gedaagde] heeft op zichzelf geen bezwaren aangevoerd tegen deze wijze van begroting. De kantonrechter gaat daar dus ook van uit. Uitgangspunt daarbij is dat de waardevergoeding moet worden vastgesteld op basis van de subjectieve waarde die het door [gedaagde] verrichte werk voor [eiser] heeft (gehad). De economische waarde van het verrichte werk is niet doorslaggevend. Derhalve zal overeenkomstig genoemde “vergelijkbare” zaak de economische waarde van de door [gedaagde] verrichte werkzaamheden worden begroot door de overeengekomen aanneemsom te verminderen met de noodzakelijke herstelkosten. Vervolgens zal op deze economische waarde aan de hand van de omstandigheden van het geval een correctie worden toegepast. Het uit deze correctie voortvloeiende bedrag is dan de subjectieve waarde van het verrichte werk. Met inachtneming van het voorgaande overweegt de kantonrechter als volgt.
5.6.
Vast staat dat de aanneemsom € 10.598,47 bedraagt.
5.7.
Hoewel de door [eiser] ingeschakelde deskundige (Zneb) de herstelkosten begroot op € 5.930,00, stelt [eiser] zich onder verwijzing naar de offerte van de door hem aangezochte hovenier Van Haneghem op het standpunt dat van een bedrag van € 12.379,81 aan herstelkosten moet worden uitgegaan. [eiser] heeft echter niet uitgelegd waarom de door Van Haneghem geoffreerde prijs zo erg afwijkt van het door de deskundige begrote bedrag. De enkele verwijzing naar de offerte van [xxx] volstaan niet. Daarbij komt dat de deskundige in tegenstelling tot Van Haneghem (en [xxx] ) geen eigen economisch belang heeft bij de begroting van deze kosten. De kantonrechter zal daarom de door Zneb opgemaakte begroting hanteren als uitgangspunt.
[gedaagde] heeft als enige bezwaar tegen deze begroting aangevoerd dat Zneb ten onrechte de kosten voor het alsnog aanleggen van de drainage in deze begroting heeft opgevoerd. [eiser] heeft hier niet inhoudelijk op gereageerd. Met [gedaagde] is de kantonrechter van oordeel dat de kosten die zien op het alsnog aanleggen van de drainage ten onrechte zijn opgevoerd, omdat deze een voordeel voor [eiser] opleveren. Dit betreft, zoals onweersproken is gesteld, een totaalbedrag van € 1.372,00.
De herstelkosten zijn daarmee te begroten op € 5.930,00 - € 1.372,00 = € 4.558,00.
5.8.
De economische waarde van het door [gedaagde] verrichte werk is daarmee te begroten op € 10.598,47 - € 4.558,00 = € 6.040,47.
5.9.
Echter, die economische waarde is niet de waarde die de werkzaamheden werkelijk voor [eiser] hebben gehad. In het kader van de begroting van de subjectieve waarde wordt als volgt overwogen.
5.10.
De kantonrechter acht van belang dat [eiser] inmiddels al geruime tijd geconfronteerd wordt met aanzienlijke plasvorming en wateroverlast in de achtertuin na regenval. Aan de andere kant moet in aanmerking worden genomen dat [eiser] feitelijk geen overlast of ongemak heeft ondervonden gedurende de periodes waarin geen regen is gevallen. Dat in deze periodes de tuin minder geschikt is voor gebruik als zodanig, is daarmee niet aannemelijk gemaakt. Daarbij komt dat de problemen van [eiser] zich beperken tot de achtertuin en -in tegenstelling tot in de andere zaak- (nog) niet in het woonhuis. Van dagelijks ondervonden hinder (door wateroverlast met bijkomend ongemak) is om die reden geen sprake. Dat neemt niet weg dat er wel sprake is geweest van ergernis. Gelet op de ondervonden overlast en het ongemak zal de kantonrechter de werkelijke waarde van de door [gedaagde] verrichte werkzaamheden in dit geval bepalen op 80% van de economische waarde, te weten op een bedrag van € 4.832,38.
5.11.
Het door [eiser] terug te ontvangen deel van de aanneemsom kan worden begroot op
€ 10.598,47 - € 4.832,38 = € 5.766,09 (inclusief btw). [gedaagde] zal tot betaling van dit bedrag worden veroordeeld.
5.12.
Omdat de overeenkomst per heden wordt ontbonden, ontstaat per heden de ongedaanmakingsverbintenis. Dit brengt mee dat [gedaagde] nog niet in verzuim is met de betaling van voornoemd bedrag. De over dit bedrag gevorderde rente is toewijsbaar als na te melden.
5.13.
De vordering tot betaling van de expertisekosten van € 1.125,31 is niet inhoudelijk weersproken en ligt voor toewijzing gereed.
5.14.
Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen volgens het wettelijke tarief dat hoort bij de hoofdsom waartoe [gedaagde] zal worden veroordeeld. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn daarmee toewijsbaar tot een bedrag van € 802,60. De over deze kosten gevorderde rente wordt afgewezen, omdat niet is gesteld of is gebleken dat [eiser] deze kosten daadwerkelijk heeft betaald.
5.15.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [eiser] worden veroordeeld. De gevorderde nakosten zijn toewijsbaar als na te melden. De gevorderde rente over de proceskosten en de nakosten is toewijsbaar als na te melden.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
ontbindt de overeenkomst tussen partijen;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 5.766,09, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de gehele betaling;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 802,60;
6.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 1.125,31;
6.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 114,10
griffierecht € 240,00
salaris gemachtigde € 622,00 (2x € 311,00),
één en ander te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de gehele betaling;
6.6.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente over de nakosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.8.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en bij vervroeging op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie artikel 6: 265 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW)
2.Zie artikel 6:271 BW
3.Zie artikel 6: 272 lid 1 en 2 BW
4.Zie Rechtbank Noord-Holland 14 april 2016 Ecli:NL:RBNHO:2016:4685