Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Procedure
- verzoeker bijgestaan door mr. P. Wieringa;
- de vader bijgestaan door mr. K. Moene;
- de moeder;
- [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 11 oktober 2021 een verzoek tot adoptie afgewezen. Het verzoek werd ingediend door een stiefouder, die de adoptie van de meerderjarige [de meerderjarige] wenste. De rechtbank oordeelde dat niet voldaan was aan de vereisten van artikel 1:227 lid 3 BW, dat stelt dat de adoptie in het kennelijk belang van het kind moet zijn en dat het kind niets meer van zijn ouder(s) in die hoedanigheid mag verwachten. De rechtbank overwoog dat, hoewel de stiefouder een belangrijke rol heeft gespeeld in het leven van [de meerderjarige], de biologische vader nog steeds de intentie heeft om een band met zijn kind op te bouwen. De rechtbank concludeerde dat [de meerderjarige] niet volledig vrij was in zijn keuze om geen contact met zijn vader te willen, gezien zijn loyale houding naar zijn moeder en de belaste voorgeschiedenis. De rechtbank vond het niet in het belang van [de meerderjarige] dat de juridische band met zijn vader door adoptie werd doorgesneden, en dat er alternatieve manieren zijn om de familierechtelijke ongelijkheid binnen het gezin te regelen. De rechtbank wees het verzoek tot adoptie af, zonder in te gaan op de overige stellingen van partijen.