ECLI:NL:RBNHO:2021:8878

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 oktober 2021
Publicatiedatum
12 oktober 2021
Zaaknummer
C/15/300249 / FA RK 20-1113
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een adoptieverzoek door een stiefouder in het kader van het Nederlands adoptie recht

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 11 oktober 2021 een verzoek tot adoptie afgewezen. Het verzoek werd ingediend door een stiefouder, die de adoptie van de meerderjarige [de meerderjarige] wenste. De rechtbank oordeelde dat niet voldaan was aan de vereisten van artikel 1:227 lid 3 BW, dat stelt dat de adoptie in het kennelijk belang van het kind moet zijn en dat het kind niets meer van zijn ouder(s) in die hoedanigheid mag verwachten. De rechtbank overwoog dat, hoewel de stiefouder een belangrijke rol heeft gespeeld in het leven van [de meerderjarige], de biologische vader nog steeds de intentie heeft om een band met zijn kind op te bouwen. De rechtbank concludeerde dat [de meerderjarige] niet volledig vrij was in zijn keuze om geen contact met zijn vader te willen, gezien zijn loyale houding naar zijn moeder en de belaste voorgeschiedenis. De rechtbank vond het niet in het belang van [de meerderjarige] dat de juridische band met zijn vader door adoptie werd doorgesneden, en dat er alternatieve manieren zijn om de familierechtelijke ongelijkheid binnen het gezin te regelen. De rechtbank wees het verzoek tot adoptie af, zonder in te gaan op de overige stellingen van partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
adoptie
zaak-/rekestnr.: C/15/300249 / FA RK 20-1113
beschikking van de meervoudige kamer voor familiezaken van 11 oktober 2021
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [plaats] ,
hierna mede te noemen: verzoeker,
advocaat mr. P. Wieringa, kantoorhoudende te Zaandam,
strekkende tot de adoptie van:
[de meerderjarige] ,
geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ,
hierna mede te noemen: [de meerderjarige] .
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[de vader],
wonende te [plaats] ,
hierna mede te noemen: de vader,
advocaat mr. K. Moene, kantoorhoudende te Den Haag,
[de moeder],
wonende te [plaats] ,
hierna mede te noemen: de moeder.

1.Procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van verzoeker van 31 januari 2020 ingekomen op 24 februari 2020;
- het verweerschrift, met bijlagen, van de vader van 31 augustus 2021, ingekomen op 1 september 2021.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 13 september 2021 in aanwezigheid van:
  • verzoeker bijgestaan door mr. P. Wieringa;
  • de vader bijgestaan door mr. K. Moene;
  • de moeder;
  • [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming.
1.3.
De inmiddels meerderjarige [de meerderjarige] is op zijn verzoek afzonderlijk door de voorzitter gehoord op 10 september 2021.

2.Feiten en omstandigheden

2.1.
Uit de relatie van de vader en de moeder is op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] geboren [de meerderjarige] .
2.2.
[de meerderjarige] is op [datum] erkend door de vader. De moeder is van rechtswege belast met het eenhoofdig gezag over [de meerderjarige] .
2.3.
Verzoeker is op [datum] gehuwd met de moeder. Zij leven sinds [datum] in gezinsverband samen met [de meerderjarige] .
2.4.
Bij Koninklijk Besluit van 11 november 2015 is de geslachtsnaam van [de meerderjarige] gewijzigd in [geslachtsnaam] .

3.Verzoek

3.1.
Het verzoek strekt tot de adoptie door verzoeker van [de meerderjarige] .
3.2.
Verzoeker heeft ter onderbouwing van het verzoek gesteld dat de adoptie in het kennelijk belang is van [de meerderjarige] . Daarnaast staat vast en is voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien dat [de meerderjarige] niets meer van zijn vader in hoedanigheid van ouder te verwachten heeft. Nu [de meerderjarige] inmiddels meerderjarig is, heeft de ouder een beperkte rol. De vader en [de meerderjarige] hebben al lange tijd geen contact meer met elkaar. [de meerderjarige] heeft geen behoefte aan contact met zijn vader, hetgeen niet zal veranderen indien de adoptie door verzoeker wordt afgewezen.
3.3.
Het is bovendien in het belang van [de meerderjarige] dat een familierechtelijke betrekking ontstaat tussen hem en verzoeker, zodat de feitelijke band die tussen hen bestaat, wordt bevestigd. Zij beschouwen elkaar als vader en zoon, maar op dit moment is er nog een ongelijkheid binnen het gezin tussen [de meerderjarige] en zijn halfzusje. Het is de uitdrukkelijke wens van [de meerderjarige] zelf dat verzoeker ook in juridische zin zijn vader wordt.
3.4.
Aan de bezwaren van de vader tegen de adoptie kan voorbij worden gegaan. De vader heeft nauwelijks in gezinsverband samengeleefd met [de meerderjarige] en zij hebben elkaar sinds 2004 niet meer gezien. De vader maakt misbruik van zijn bevoegdheid door in deze omstandigheden bezwaar te maken tegen de adoptie door verzoeker.

4.Verweer

4.1.
De vader verweert zich tegen het verzoek tot adoptie.
4.2.
De vader heeft gesteld dat hij van oktober 1999 tot november 2002 een relatie heeft gehad met de moeder en gedurende drie jaar met haar heeft samengewoond. Na het verbreken van de relatie hebben de ouders onderling afspraken gemaakt over de omgang tussen de vader en [de meerderjarige] . In april 2004 heeft de moeder eenzijdig het contact tussen de vader en [de meerderjarige] stopgezet. De vader heeft vervolgens vele gerechtelijke procedures gevoerd en hulpverleningstrajecten gevolgd om het contact te herstellen, maar de moeder heeft daar nimmer aan meegewerkt. In 2011 heeft de vader - op advies van de toenmalige gezinsvoogd - zijn pogingen om tot een omgangsregeling te komen in het belang van [de meerderjarige] gestaakt. In 2015 is de vader geconfronteerd met het verzoek tot geslachtsnaamwijziging van [de meerderjarige] . Ondanks het bezwaar dat hij daartegen heeft gemaakt, is dit verzoek toegewezen.
4.3.
Hoewel zij al lange tijd geen contact hebben met elkaar, heeft [de meerderjarige] altijd onderdeel uitgemaakt van het gezin van de vader, zijn partner en hun kinderen. Zo doet vader ieder jaar op de verjaardag van [de meerderjarige] een kaart bij de moeder in de brievenbus, wordt de verjaardag van [de meerderjarige] met het gezin gevierd en staat [de meerderjarige] vermeld op de geboortekaartjes van zijn halfzusjes. De vader wenst nog altijd een vaderrol op zich te nemen in het leven van [de meerderjarige] , ook al is [de meerderjarige] inmiddels meerderjarig. Daarom is niet voldaan aan de voorwaarde dat [de meerderjarige] niets meer van de vader in de hoedanigheid als ouder te verwachten heeft. De vader zal geen druk leggen op [de meerderjarige] om het contact te herstellen, maar hij zal daar altijd voor openstaan.
4.4.
Er is geen sprake van een situatie waarin aan de tegenspraak van de vader kan worden voorbij gegaan. Hij heeft met [de meerderjarige] in gezinsverband samengeleefd en ook na het verbreken van de samenleving is er omgang geweest. De vader heeft langdurig geprobeerd het contact met [de meerderjarige] te herstellen, zodat van zijn kant geen sprake is van verwaarlozing van de verzorging en opvoeding van [de meerderjarige] .

5.Standpunt van de moeder

De moeder heeft ter zitting laten weten het verzoek tot adoptie te ondersteunen. Zij vindt het jammer dat er niet naar [de meerderjarige] zijn wens wordt geluisterd. De moeder begrijpt dat het adoptieverzoek voor de vader heel erg lastig is, maar het verandert niets aan het feit dat de vader altijd de biologische vader blijft. [de meerderjarige] heeft de moeder in het verleden heel vaak verdrietig gezien rondom de rechtszaken met de vader. De moeder staat nog steeds achter haar keuze om niet mee te werken aan begeleide omgang. Ze heeft jarenlang een reële angst gehad en heeft hiervoor ook therapie gevolgd. Ze heeft [de meerderjarige] willen beschermen. De moeder is heel verliefd geweest op de vader van [de meerderjarige] en zij hebben ook mooie momenten gekend, niet alleen slechte. Dat weet [de meerderjarige] ook. Hij weet ook dat de vader graag contact wilde met hem.

6.Standpunt van de Raad

De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat de mening van [de meerderjarige] zelf zwaar weegt, mede gezien zijn leeftijd. Indien het verzoek tot adoptie zou worden afgewezen, is de kans aanwezig dat [de meerderjarige] zich niet gehoord voelt en dat hij gevoelsmatig nog steeds niet volledig gelijkwaardig deel uitmaakt van het gezin van zijn moeder en stiefvader. Gelet op de belaste voorgeschiedenis tussen de vader en de moeder, is het echter de vraag in hoeverre zijn mening vanuit [de meerderjarige] zelf komt of is ingegeven vanuit loyaliteit naar zijn moeder. [de meerderjarige] is nu 18 jaar en hersenen zijn gemiddeld pas op het 23e levensjaar volledig uitontwikkeld. De vraag is of [de meerderjarige] zijn belang voldoende kan overzien. [de meerderjarige] lijkt erg bezig om ervoor te zorgen dat zijn moeder zich goed voelt. De Raad leidt dit onder meer af uit het feit dat hij ervoor kiest om vandaag niet bij de zitting aanwezig te zijn. Als er volledige rust en openheid rondom de positie van de moeder, de vader en verzoeker zou zijn geweest, dan zou [de meerderjarige] zich vrij hebben kunnen voelen om op de zitting aanwezig te zijn.
[de meerderjarige] lijkt wel nieuwsgierig te zijn naar zijn vader en de familie vaderszijde. De Raad vermoedt echter dat [de meerderjarige] nog altijd geen volledige vrijheid voelt om het contact met zijn vader en de familie vaderszijde aan te gaan en open en eerlijk te zijn over zijn gevoelens op dit punt. Het is dan een heftige beslissing om de band met zijn vader juridisch door te snijden door de adoptie door verzoeker toe te staan.

7.Beoordeling

7.1.
Het betreft hier een Nederlandse adoptie. Derhalve is het bepaalde in de artikelen 1:227 en 1:228 BW van toepassing.
7.2.
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 1:227 lid 3 BW is bepaald dat de adoptie in het kennelijk belang van het kind moet zijn en dat op het tijdstip van het verzoek moet vaststaan en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien zijn dat het kind niets meer van zijn ouder(s) in die hoedanigheid heeft te verwachten. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
7.3.
Vast staat dat verzoeker in ieder geval sinds 2006 een grote rol heeft gespeeld in het leven van [de meerderjarige] en zijn verzorging en opvoeding samen met de moeder op zich heeft genomen. [de meerderjarige] beschouwt verzoeker als zijn vader en hij heeft herhaaldelijk de wens geuit dat hun band juridisch wordt geformaliseerd. Verzoeker en de moeder staan achter deze wens. Hier staat tegenover dat de vader altijd de intentie heeft gehad een band met [de meerderjarige] op te bouwen. Hij heeft lange tijd via gerechtelijke procedures geprobeerd een omgangsregeling tot stand te brengen, maar hij heeft uiteindelijk in het belang van [de meerderjarige] de keuze gemaakt om het contact niet langer af te dwingen teneinde een loyaliteitsconflict bij [de meerderjarige] te voorkomen. Dit heeft tot gevolg gehad dat de vader en [de meerderjarige] thans feitelijk geen band hebben met elkaar. De vader wenst echter nog altijd deel uit te maken van het leven van [de meerderjarige] . Naar het oordeel van de rechtbank kan daarom niet worden vastgesteld dat [de meerderjarige] niets meer van de vader in zijn hoedanigheid van ouder heeft te verwachten. Dat [de meerderjarige] inmiddels meerderjarig is, doet daar niet aan af. De primaire zorg- en opvoedingstaken zijn weliswaar afgenomen, maar dat betekent niet dat de vader geen invulling kan geven aan zijn verantwoordelijkheden als ouder van [de meerderjarige] .
7.4.
De rechtbank acht het ook niet in het kennelijk belang van [de meerderjarige] dat de adoptie door verzoeker wordt uitgesproken. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat, hoewel [de meerderjarige] heeft aangegeven geen behoefte te hebben aan contact met zijn vader, hij deze keuze niet volledig vrij lijkt te kunnen maken, gezien zijn belaste voorgeschiedenis en de bij [de meerderjarige] duidelijk aanwezige loyaliteit naar zijn moeder. Onder deze omstandigheden is adoptie, waarbij de juridische band tussen [de meerderjarige] en zijn vader wordt doorgesneden, te verstrekkend om het doel van het verzoek te realiseren (namelijk bestendiging van de feitelijke band tussen [de meerderjarige] en zijn stiefvader). Het gestelde belang bij de adoptie om de familierechtelijke ongelijkheid binnen het gezin weg te nemen, kan bovendien ook op andere wijze dan via adoptie worden geregeld. Daarbij merkt de rechtbank op dat [de meerderjarige] reeds de geslachtsnaam van verzoeker draagt, zodat zij in zoverre al een eenheid vormen.
7.5.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 1:227 lid 3 BW, zodat het verzoek tot adoptie van [de meerderjarige] door verzoeker reeds om deze reden zal worden afgewezen. De rechtbank komt niet toe aan beoordeling van de in artikel 1:228 BW gestelde voorwaarden voor adoptie. De overige stellingen van partijen behoeven dan ook geen bespreking meer.

8.Beslissing

De rechtbank :
- wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.L. Roubos, voorzitter, en mr. M.A.J. Berkers en
mr. R.M. van Diepen, allen kinderrechters, T. Jelierse als griffier en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2021.
De griffier is buiten staat de uitspraak
mede te ondertekenen.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.