ECLI:NL:RBNHO:2021:8800

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 oktober 2021
Publicatiedatum
11 oktober 2021
Zaaknummer
C/15/309954 / HA ZA 20-726
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van schadevergoeding na inbraak en afwijzing van de schadeclaim door de verzekeraar

In deze zaak vordert eiseres, een verzekerde, betaling van ruim € 68.000,- van haar verzekeraar, Nationale Nederlanden, na een inbraak in haar woning. De rechtbank Noord-Holland heeft op 13 oktober 2021 uitspraak gedaan in deze civiele zaak. Eiseres stelt dat de inbraak heeft geleid tot schade door schilderwerkzaamheden en de diefstal van vijf Perzische tapijten. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de schilderwerkzaamheden verband houden met de inbraak, noch dat de Perzische tapijten ten tijde van de inbraak in haar woning aanwezig waren. De rechtbank wijst de vordering van eiseres af, omdat er onvoldoende bewijs is dat de schade het gevolg is van de inbraak en de verzekeraar niet gehouden is tot vergoeding. Eiseres wordt veroordeeld in de proceskosten van de verzekeraar, die zijn begroot op € 4.270,00, te betalen binnen veertien dagen na de uitspraak. De rechtbank heeft ook de wettelijke rente over de proceskosten toegewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/309954 / HA ZA 20-726
Vonnis van 13 oktober 2021
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. T.W. Phea te Arnhem,
tegen
de naamloze vennootschap
NATIONALE NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V. h.o.d.n. ING VERZEKEREN,
gevestigd te 's-Gravenhage,
gedaagde,
advocaat mr. A.K. Sjouw te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Nationale Nederlanden genoemd worden.
De zaak in het kort
In de woning van [eiseres] heeft een inbraak plaatsgevonden. [eiseres] vordert van Nationale Nederlanden betaling van de schilderwerkzaamheden en vijf Perzische tapijten ten bedrage van € 68.150,90. De rechtbank wijst haar vordering af. Het is niet komen vast te staan dat de schilderwerkzaamheden verband houden met de inbraak en ook niet dat de Perzische tapijten ten tijde van de inbraak in de woning aanwezig waren.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 4 november 2020 met producties;
  • de conclusie van antwoord van 20 januari 2021 met producties;
  • het tussenvonnis van 17 februari 2021 waarin een mondelinge behandeling is bevolen;
  • de mondelinge behandeling op 22 juli 2021, waar zijn verschenen [eiseres] , bijgestaan door mr. Phea en namens Nationale Nederlanden, de heer [xxx] (onderzoekscoördinator speciale zaken), bijgestaan door mr. Sjouw. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Beide partijen hebben gebruik gemaakt van spreekaantekeningen, die zij ter zitting aan de rechtbank hebben overgelegd en die daarmee onderdeel zijn van de processtukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] heeft een inboedel- en opstalverzekering afgesloten bij Nationale Nederlanden met polisnummer 53389678. Het verzekerde bedrag van de inboedelverzekering is € 80.000,- en van de opstalverzekering € 300.000,-.
2.2.
Op de inboedelverzekering zijn de polisvoorwaarden Inboedelverzekering Super INB 4 (hierna: de polisvoorwaarden) van toepassing.
2.3.
Tussen 23 en 25 november 2016 heeft een inbraak plaatsgevonden in de woning van [eiseres] . Op het moment van de inbraak verbleef [eiseres] in het buitenland. De zoon van [eiseres] (hierna: de zoon) heeft de inbraak op 25 november 2016 geconstateerd, waarna hij direct aangifte bij de politie heeft gedaan. De politie is ter plaatse geweest en heeft een proces-verbaal opgemaakt.
2.4.
Op 25 november 2016 heeft de zoon een pro forma melding van de schade gedaan bij Nationale Nederlanden.
2.5.
Vervolgens heeft [eiseres] op 9 april 2017 de schade via een formulier met bijlagen bij Nationale Nederlanden ingediend. De schade bedraagt € 166.544,82 en bestaat uit diverse sieraden, geld, kleding, tassen en vijf Perzische tapijten.
2.6.
Op 20 juni 2017 heeft Nationale Nederlanden CED Nederland B.V. (hierna: CED) ingeschakeld om de schade in kaart te brengen en een toedrachtonderzoek te verrichten. CED heeft een deskundige inzake de Perzische tapijten geraadpleegd. De deskundige heeft, voor zover hier van belang, het volgende geschreven:
“(…)
Er is reden te twijfelen aan de facturen en de daarop gegeven waarde.
1.
Er is geen bewijs dat deze goederen inderdaad in de EU zijn geïmporteerd er zijn geen documenten om dat te bewijzen, zoals BTW en import documenten.(…)”
2.7.
Nationale Nederlanden heeft een bedrag van € 8.756,- inzake geld, sieraden, kleding en tassen aan [eiseres] vergoed. Daarnaast heeft Nationale Nederlanden een tweetal bedragen van € 2.133,68 en € 2.302,17 inzake schilderwerkzaamheden aan [eiseres] vergoed.
2.8.
Bij e-mail van 24 juli 2018 heeft Nationale Nederlanden aan [eiseres] medegedeeld dat de geclaimde tapijten niet worden vergoed omdat er geen bewijs van is geleverd dat de tapijten ooit in Nederland zijn geweest, dat de tapijten werkelijk het eigendom van [eiseres] waren en dat de waarde van de tapijten correct is.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert samengevat - veroordeling van Nationale Nederlanden tot betaling van € 68.150,90, te vermeerderen met rente en kosten.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering – kort weergegeven – het volgende ten grondslag. Op grond van artikel 2.3.1. sub m van de polisvoorwaarden is diefstal een gedekte gebeurtenis onder de inboedelverzekering. Het staat vast dat er een inbraak en diefstal heeft plaatsgevonden. Nationale Nederlanden heeft diverse gestolen goederen vergoed. [eiseres] heeft het bezit van de Perzische tapijten voldoende aannemelijk gemaakt door het overleggen van aankoopnota’s en verklaringen van haar kinderen, haar kennissen en de verkoper in Masshad. Daarnaast dient Nationale Nederlanden op grond van artikel 2.1 sub n van de polisvoorwaarden de schilderwerkzaamheden aan de woning te vergoeden.
3.3.
Nationale Nederlanden voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of Nationale Nederlanden gehouden is de door [eiseres] gestelde schade van € 68.150,90 als gevolg van de inbraak te vergoeden uit hoofde van de tussen [eiseres] en Nationale Nederlanden gesloten inboedelverzekering.
Schilderwerkzaamheden
4.2.
[eiseres] stelt dat zij in 2017 opdracht heeft verstrekt aan Heyst Schilderwerken. De offerte van Heyst Schilderwerken is destijds aan Nationale Nederlanden verzonden. Nationale Nederlanden is niet (tijdig) tot vergoeding van de schade overgegaan, waardoor [eiseres] de facturen van Heyst Schilderwerken niet kon betalen. Heyst Schilderwerken heeft de werkzaamheden daarom stop moeten zetten en in 2019 heeft Heyst Schilderwerken de schilderwerkzaamheden hervat, waardoor extra kosten moesten worden gemaakt, aldus [eiseres] . [eiseres] vordert vergoeding van deze aanvullende schilderwerkzaamheden.
4.3.
Nationale Nederlanden heeft aangevoerd dat het niet aannemelijk is dat de schade als gevolg van de inbraak zodanig is dat daarvoor herstelwerkzaamheden moesten worden verricht tot een bedrag van ruim € 7.500,-. Volgens Nationale Nederlanden blijkt uit de verklaringen van de onderzoekers dat de muur van de kluis in de slaapkamer was beschadigd. Het schilderen van één slaapkamer kan niet € 4.149,90 kosten. Daarnaast is de aard van de werkzaamheden van Heyst Schilderwerkzaamheden onduidelijk omdat beide facturen niet zijn gespecificeerd, aldus Nationale Nederlanden.
4.4.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de overgelegde stukken blijkt dat er een tweetal facturen inzake schilderwerkzaamheden zijn overgelegd. De eerste factuur bedraagt € 4.149,90 en de tweede factuur bedraagt € 3.351,16. In totaal heeft Nationale Nederlanden een bedrag van € 4.435,85 inzake schilderwerkzaamheden aan [eiseres] vergoed. De rechtbank is van oordeel dat [eiseres] onvoldoende heeft onderbouwd dat de aanvullende werkzaamheden verband houden met het uitstellen van de werkzaamheden. Een onderbouwing zoals een offerte ontbreekt. Daarnaast blijkt uit de overgelegde facturen onvoldoende welke werkzaamheden exact zijn verricht. Kortom, het is niet komen vast te staan dat de tweede factuur schade betreft als gevolg van de inbraak. De rechtbank zal de vordering inzake de aanvullende schilderwerkzaamheden daarom afwijzen.
Perzische tapijten
4.5.
[eiseres] stelt dat zij voldoende heeft aangetoond dat de Perzische tapijten in haar bezit waren door het overleggen van de aankoopnota’s, de getuigenverklaringen en de aangifte bij de politie. Volgens Nationale Nederlanden is niet gebleken dat de Perzische tapijten direct voorafgaand aan de diefstal in het bezit van [eiseres] waren en zich in haar woning bevonden. Daarnaast betwist Nationale Nederlanden dat de Perzische tapijten een waarde vertegenwoordigen van € 65.096,55.
4.6.
De rechtbank overweegt als volgt. Het is niet komen vast te staan dat, ten tijde van de inbraak, de Perzische tapijten in de woning van [eiseres] waren. [eiseres] heeft gesteld dat de Perzische tapijten een geschenk van haar schoonvader zijn en door hem via Zwitserland naar Nederland zijn getransporteerd. Invoerdocumenten van de tapijten of ander bewijs van het transport ontbreken echter. Daarnaast zijn de overgelegde getuigenverklaringen van familieleden en kennissen te algemeen. De getuigen verklaren namelijk alleen dat zij vijf Perzische tapijten in de woning van [eiseres] hebben gezien, zonder een nadere omschrijving te geven. Hierdoor is onduidelijk of zij verklaren over de door [eiseres] geclaimde Perzische tapijten. De rechtbank zal ook deze vordering daarom afwijzen. Aan beoordeling van wat partijen verder hebben aangevoerd wordt niet toegekomen.
Kosten en rente
4.7.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Nationale Nederlanden worden begroot op:
- griffierecht € 2.042,00
- salaris advocaat €
2.228,00(2,0 punten × tarief € 1.114,00)
Totaal € 4.270,00
4.8.
De gevorderde nakosten zijn toewijsbaar zoals hierna is vermeld.
4.9.
De rente over de proceskosten en over de nakosten zijn toewijsbaar zoals hierna is vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Nationale Nederlanden tot op heden begroot op € 4.270,00, te betalen binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te betalen binnen veertien dagen na dit vonnis, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen veertien dagen na datum van het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het bedrag van € 163,00 met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling en over het bedrag van € 85,00 vanaf de dag van betekening tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Auwerda en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2021. [1]

Voetnoten

1.type: DdD