ECLI:NL:RBNHO:2021:8795

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 september 2021
Publicatiedatum
11 oktober 2021
Zaaknummer
HAA 21/3417
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening en proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak

Op 28 september 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, die bezwaar had ingediend tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen, vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen na de verlening van een omgevingsvergunning voor de bouw van een restaurant. De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld tijdens een zitting waar zowel verzoekster als de vergunninghouder aanwezig waren.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang was. De vergunninghouder had schriftelijk verklaard dat hij in afwachting van de bodemzaak geen gebruik zou maken van de verleende vergunning, wat door verzoekster niet werd betwist. Hierdoor was er geen reden om een voorlopige voorziening te treffen.

Daarnaast heeft verzoekster verzocht om een proceskostenveroordeling, maar ook dit verzoek werd afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de toezegging van de vergunninghouder niet als een tegemoetkoming door verweerder kon worden beschouwd, zoals bedoeld in de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/3417

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: [naam 1] ),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen, verweerder(gemachtigde: [naam 2] ).

Als derde-partij neemt aan het geding deel: [derde belanghebbende] ,vergunninghouder.

Procesverloop

Bij besluit van 5 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend voor het na sloop, bouwen van een restaurant op het adres [adres] 1 te [woonplaats] .
Op 26 augustus 2021 heeft verzoekster tegen dit besluit bezwaar ingediend. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 28 september 2021 op zitting behandeld. Verzoekster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [naam 3] Vergunninghouders zijn verschenen.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
1. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist. Vergunninghouder heeft schriftelijk verklaard dat hij in afwachting van de bodemzaak geen gebruik zal maken van de vergunning. De conclusie is dat er geen spoedeisend belang is. Dat wordt door verzoeker niet betwist. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
2. Verzoeker verzoekt ondanks de afwijzing van het verzoek een proceskostenveroordeling. Omdat de toezegging is gedaan door de vergunninghouder is er echter geen sprake van tegemoetkoming door verweerder als bedoeld in artikel 8:84, vierde lid, van de Awb in samenhang gelezen met artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb. Het verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten wordt daarom afgewezen. [1]
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 september 2021 door
mr. J.J. Maarleveld, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. A.F. Hermus-Zoetmulder, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Vergelijk: JB 2009/16 Raad van State 21 november 2008, ECLI:NL:RBLIM:2016:1241, ECLI:NL:RBNNE:2019:2980 en ECLI:NL:RBDHA:2019:14469.